5. Correspondentie tussen man en vrouw
5.1 Een liefdevol huwelijk
Door hun tijdelijke afwezigheid zoeken Constantia Eliana en Jan Carel van der Muelen een manier om hun gemis onder woorden te brengen. De brieven worden een middel om de affectie voor elkaar te kunnen uiten wanneer deze niet rechtstreeks getoond kan worden. Dit
sluit aan bij het idee dat vanaf de achttiende eeuw correspondentie steeds intiemer werd.183 Bij
Sophia, Elisabeth en Aletta Maria hebben we dit nog niet gezien, maar als nieuwe generatie lijken Constantia Eliana en Jan Carel hun intimiteit steeds beter onder woorden te kunnen brengen.
Constantia Eliana is zwanger van haar zevende kind, als ze een brief van haar moeder ontvangt met de vraag of ze langs kan komen in Amsterdam. Sophia is namelijk ziek, ze heeft
‘waetersuch’ en haar benen zijn ‘seer geswolle.’184 Zoals een goede dochter betaamt, vertrekt
Constantia Eliana naar Amsterdam om haar moeder te verplegen en haar gezelschap te
182 Misschien heeft deze periode langer geduurd, maar daar is geen correspondentie van bewaard gebleven. 183 Nevala 2007, 102
44
houden. Jan Carel blijft in Utrecht achter, waar voor hun kinderen gezorgd moet worden. Omdat er een aantal ziek zijn, en deze zorg niet alleen aan Jan Carels moeder Elisabeth, die bij hen inwoont, kan worden overgelaten, kan hij niet met zijn vrouw mee. Om de afstand tussen hen kleiner te maken, zetten Constantia Eliana en Jan Carel een correspondentie op.
Op 24 maart begint Constantia Eliana haar brief met ‘Lieve Jantie.’185 Deze aanhef zal
ze nog veel vaker gebruiken en ook Jan Carel spreekt zijn vrouw op een liefkozende wijze
aan. Zijn antwoord van 26 maart begint met ‘Stansje lief.’186 De brief wordt afgesloten met
een verontschuldiging voor het late terugschrijven. Ook in de briefwisseling tussen man en
185 CE aan JCVDM, 24 maart 1711 186 JCVDM aan CE, 26 maart 1711
Afbeelding 8: Johannes Willem Kanneman, Kwartierstaat Constantia Eliana Huydecoper (1677-1734), 1740-1771. Tekening, aquarel, 34 x 25,5 cm. Centraal Museum, Utrecht
45
vrouw werden de regels in acht genomen. Jan Carel had liever de dag daarvoor al een antwoord geschreven, maar hij wilde afwachten of hij Constantia Eliana kon melden dat hij binnenkort langs kon komen in Amsterdam. Helaas is dat niet het geval, omdat hij nog te veel zaken moet regelen. Ik wens tegenwoordig twee lichamen te hebben. Eentje om mijn zaken hier waar te nemen, en eentje om bij u te kunnen zijn, mijn lieve Stansje, laat Jan Carel zijn
vrouw weten.187
De wens om snel weer bij elkaar te zijn wordt vaker uitgesproken. Op 27 maart antwoordt Constantia Eliana dat zij de komst van haar man tegemoet ziet, maar dat hij
ondertussen moet blijven schrijven, ‘want mij dat veel vermaack geeft.’188 Jan Carel heeft in
de tussentijd gehoord dat Constantia Eliana’s zus Sophia (de vrouw van Jan Carels halfbroer Willem Carel) terugkomt naar Utrecht, dus dat het met hun moeder dan vast veel beter gaat. Hij spreekt de hoop uit dat zijn vrouw ook snel weer terug komt. In dezelfde brief geeft hij echter aan dat zijn moeder, Elisabeth Coymans, hem heeft aangespoord om naar Amsterdam
te reizen. Zij zal op de, nog steeds zieke, kinderen passen.189
Afbeelding 9: Constantia Eliana mist haar man. ‘Wenst wel dat het geluck van UED presentie mogte hebbe, maer ter wijl dat niet kan zijn om de aferres die UED heeft waer te neme, soo sal pasenfie/pasertie [?] moeten neme tot het nagt mael sal voor bij zijn en als dan UED komst met verlange te gemoet zien, wilt mij ondertusse al eens schrijve, want mij dat veel vermaac geeft’ (CE aan JCVDM, 27 maart 1711, detail)
187 ‘Ick wenste tegenwoordigh oock wel twee lijven te hebben, om mijn affaires alhier waer te nemen en met
eenen bij mijn lieve Stansje te konnen wesen, welckers absentie mij al begint te vervelen.’ JCVDM aan CE, 26 maart 1711
188 CE aan JCVDM, 27 maart 1711 189 JCVDM aan CE, 29 maart 1711
46
Jan Carel reist inderdaad naar Amsterdam af, want op 10 april schrijft hij zijn vrouw
pas weer een brief, waarin hij haar laat weten dat hij veilig in Utrecht is aangekomen.190 Als
Constantia Eliana niet snel genoeg terugschrijft, stelt haar man drie dagen later een nieuwe brief op. Hij is bezorgd dat haar iets is overkomen. Of u moet mij vergeten zijn en niet meer
om mij denken, verzucht Jan Carel.191 Constantia Eliana haast zich om terug te schrijven dat
zij met haar antwoord gewacht heeft tot de dokter nogmaals naar haar moeder gekeken had.192
In de brieven die de volgende dagen worden geschreven, brengen zowel Constantia Eliana als Jan Carel hun gemis ten opzichte van de ander vaker tot uiting, tot de brief van 22 april die Jan Carel schrijft. Het grote verlangen dat ik heb om mijn lieve Stansje weer te zien en te omhelzen, laat ik niet tegenhouden. Ik wacht niet langer tot uw zus u komt aflossen. Daarom ben ik van plan om morgen over te komen en tot aanstaande zaterdag in Amsterdam te blijven, laat hij zijn vrouw weten. ‘Hopende ued op morgen in goede gesontheydt te
embrasseren,’193 besluit Jan Carel zijn brief.194 Om de brief op tijd aan te laten komen, betaalt
Jan Carel extra portokosten. Op deze manier heeft zijn vrouw de tijd om zich op zijn komst
voor te bereiden.195
Naast de liefde voor elkaar, spreekt uit de brieven ook de liefde voor familieleden. Jan Carel en Constantia Eliana houden elkaar op de hoogte van de gezondheid van de
familieleden bij wie zij zich op dat moment bevinden. Dit laat wederom de oprechte bezorgdheid zien, die in paragraaf 3.1 al naar voren is gekomen in de brieven van de vier vrouwen. Ook Constantia Eliana en Jan Carel waren zich er van bewust dat ziekte tot de dood kon leiden, wat voor een verschuiving binnen het familienetwerk kon zorgen.
Vanuit Amsterdam wordt de ziekte van Sophia Coymans nauwkeurig beschreven. Jan Carel reageert vervolgens met blijdschap op de verbeteringen en is bezorgd over
verslechteringen in de gezondheid van zijn schoonmoeder. Eind april gebruikt Constantia Eliana de brief aan haar man als hulpkreet aan haar zus, Sophia Huydecoper. De toestand van Sophia Coymans is verslechterd, en Constantia Eliana is bang dat ze zal overlijden. Ze roept haar zus op om snel naar Amsterdam te komen, ‘want als het te laet was als zij quam, dat zou
suster altijt speijten.’196 Een dag later gaat het nog slechter. Sophia verslechtert niet alleen van
190 JCVDM aan CE, 10 april 1711 191 JCVDM aan CE, 13 april 1711 192 CE aan JCVDM, 14 april 1711 193 Embrasseren = Omhelzen 194 JCVDM aan CE, 22 april 1711
195 JCVDM aan CE, 22 april 1711, toevoeging aan adres. Zie Afbeelding 10 196 CE aan JCVDM, 27 april 1711
47
dag tot dag, maar zelfs van uur tot uur. Via haar man drukt ze haar zuster nogmaals op het
hart om snel naar Amsterdam te komen.197
Afbeelding 10: Adressering van brief voor Constantia Eliana. ‘Dubbelt port om des donderdaeghs smorgens den 23 april voor
acht ueren bestelt te werden’ (JCVDM aan CE, 22 april 1711, detail)
Niet alleen de gezondheid van Sophia Coymans wordt besproken, ook de kinderen van Constantia Eliana en Jan Carel komen vaak aan bod. In het begin van de correspondentie is
Willem Carel ziek geworden nadat hij buiten de deur heeft gespeeld.198 De dokter denkt dat
het pokken zijn, maar Jan Carel gelooft daar niet in, omdat zijn zoon nu al vijf dagen ziek is
zonder dat hij uitslag krijgt.199 Pokken was in de vroegmoderne tijd een ziekte waaraan een
197 CE aan JCVDM, 28 april 1711 198 JCVDM aan CE, 26 maart 1711 199 JCVDM aan CE, 29 maart 1711
48
kind gemakkelijk dood kon gaan.200 Na Willem Carel bleek zijn broertje Joseph wel degelijk
de pokken te hebben. Begin mei gaat het al weer beter met hem, waarop Jan Carel aan zijn vrouw schrijft dat zij aan het eind van de week misschien wel thuis kan komen ‘om alhier te
kraemen.’201 Als zwangere vrouw was het niet verstandig om in een huis te zijn waar de
pokken heersten. De wens van Jan Carel komt echter niet uit, want de kinderen Sophia, Isabella, Jan André en Balthasar worden eveneens ziek, waardoor Constantia Eliana in
Amsterdam moet blijven.202 Op 24 mei 1711 sterft Balthasar aan de pokken, hij is pas
negentien maanden, en een ‘seer soet en aengenaem jongetie,’ volgens zijn vader.203 Bijna een
maand later bevalt Constantia Eliana van een dochter, die door haar vader op 23 juni in de
Catharijnekerk in Utrecht wordt gedoopt en de naam Constantia Gabriella krijgt.204
De strakke taakverdeling tussen man en vrouw, zoals besproken in hoofdstuk drie, lijkt in het huishouden van Jan Carel en Constantia Eliana vervaagd te zijn. Wanneer zijn vrouw van huis is, neemt Jan Carel de zorg voor de kinderen op zich. Hij wordt hierbij geholpen door zijn moeder, maar hij laat het niet geheel aan haar over. Daarnaast is het Jan Carel die zijn vrouw op de hoogte brengt van de gezondheid van hun kinderen, en niet zijn moeder. Dit laatste was misschien logischer geweest, als er vanuit wordt gegaan dat vaders zich niet met de verzorging van hun kinderen bezig hielden.