• No results found

Hertog Charles Alexandre de Lorraine (o1712), broeder van keizer Frans I, was van 1841 tot 1880 landvoogd voor Maria-Theresia in onze gewesten. Hij was zeer populair en stond bekend als een levenslustig, joviaal man, die het leven van de prettige kant bekeek, waaruit wijlen Dr. Leo Goemans het besluit trok dat de herinnering aan deze Charles voortleeft in de vrij verspreide volkse uitdrukking 't is 'ne sjarel, toegepast op iemand die een of andere minder gewone daad stelt, die graag poetsen bakt aan anderen, die in alle omstandigheden raad weet, een haantje-de-voorste enz., meestal in niet-pejoratieve zin gebruikt(1)

. Ook in straatnamen wordt zijn aandenken bewaard en hier treffen we dan het probleem aan dat we in dit opstel wensen te behandelen. Past het in een Nederlandstalige gemeente zo'n straat Karel van Lotharingenstraat te noemen of moet ze Charles de Lorrainestraat heten, met onvertaalde

persoonsnaam?

Eerst nog een korte uitweiding over de Nederlandse vorm van de naam. In het Frans was de oorspronkelijke vorm Lotharingie, later vervangen door Lorraine. Het Nederlands heeft beide vormen overgenomen met aanpassing van het woordeinde. In het Zuiden is de vorm Lorreinen (met de afleidingen Lorreiner, Lorreins), reeds voorhanden in de 13de-eeuwse Frankische roman der Lorreinen, tot op onze dagen in gebruik gebleven, maar nu wordt hij geleidelijk vervangen door de in het Noorden gebruikelijke vorm Lotharingen (met de afleidingen Lotharinger, Lotharings). Het conservatieve vertaalwoordenboek

(1) Te Aarschot is de uitdrukking mondgemeen, maar men gebruikt er met dezelfde betekenissen

't is 'ne jakke, een augmentatiefvorm bij de voornaam Jan, en ook, als variant van ‘sjarel’: 't is 'ne sjarlewie (= Charles-Louis). Nu zal ik niet beweren dat aartshertog Karel Lodewijk

Johan van Oostenrijk, die in 1793/94 ook even landvoogd van de zuidelijke Nederlanden is geweest, voor deze sjarlewie peter heeft gestaan. Er zijn enkele tientallen voornamen soortnamen geworden in de volkstaal, zodat het een hachelijke onderneming is te achterhalen of een bepaald individu achter zo'n naam schuilgaat.

van Callewaert kent nog alleen Lorreinen, Verschuerens Modern Woordenboek vermeldt beide vormen, maar verwijst bij Lorreinen naar Lotharingen. Te Brussel is er een Lotharingenlaan, in Tervuren een Karel van Lorreinenstraat en te Leuven is enkele decenniën geleden de Karel van Lorreinenstraat omgedoopt tot Karel van

Lotharingenstraat. In de volksmond bleef er echter de oude naam bewaard.

In België zijn er een aantal gemeenten die van ouds een Germaanse en een Romaanse naam dragen, niet alleen steden als Antwerpen/Anvers, Tienen/Tirlemont,

Tournai/Doornik, Namur/Namen, maar ook kleinere dorpen, vooral bij de taalgrens,

als Raatshoven/Racourt, Kasteelbraken/Braine-le-Château, Glaaien/Glons,

Liek/Oleye. Nog niet lang geleden is er een poging ondernomen om de ‘vertaling’

of de anderstalige vorm van deze plaatsnamen taboe te verklaren, zodat men te Gent de trein kon nemen naar Liège en te Charleroi le train pour Antwerpen. Een

ministerieel besluit kan echter een eeuwenoude traditie niet met een pennetrek teniet doen. Wat in de taal historisch gegroeid is, dient men te eerbiedigen.

Verreweg de meeste plaatsnamen blijven onvertaald en het heeft dan ook weinig zin de Dorenberg te Aarschot Mont-des-Ronces te noemen(1)

en de Faubourg

Saint-Remy te Chimay om te dopen tot Voorstad Sint-Remigius(2)

. Het is nu algemeen aanvaard: a) dat straatnamen onvertaald blijven in eentalige gemeenten. Evenmin als er te Luik een Sint-Vincentiusstraat bestaat, komt er te Leuven een Voer des

Capucins voor. Alleen te Brussel en in gemeenten met bijzonder taalregime bestaan

de straatnamen officieel in beide talen. b) Dat voor onvertaalde gemeentenamen de spelling wordt gebruikt van de eigen taal, b.v. Waterloo (eentalig Franse gemeente),

Tervuren en Heverlee (eentalig Nederlandse gemeenten). Dat het gemeentebestuur

van Schaarbeek in Franse teksten de ouderwetse spelling Schaerbeek handhaaft vinden we niet sympathiek, maar kunnen we niet helpen.

***

Het probleem dat we hier behandelen is enigszins verschillend: het betreft de vastheid, de onaantastbaarheid van persoonsnamen, de vraag of we een persoonsnaam al of niet vertalen.

(1) In mijn jeugd stond daar, in een grote tuin, een huis dat blijkens een groot opschrift Villa

Mont-des-Ronces heette.

(2) Eigenlijk was het nog erger! In 1925-30, de tijd van de ‘algemene tweetaligheid’ in België, kon men ter plaatse lezen: Sint-Remizius.

De kwestie van de vastheid van persoosnamen is wettelijk geregeld en wel door het decreet van 6 fructidor jaar II (= 25 augustus 1794), dat nog altijd van toepassing is en waaruit ik citeer:

Art. 1. Geen enkel burger mag een andere naam of andere voornamen dragen(1)

dan die welke in zijn geboorteakte zijn vermeld...

Art. 2. Het is ook verboden een bijnaam (surnom) aan zijn eigennaam toe te voegen, tenzij hij tot dusver gediend heeft om de leden van dezelfde familie te onderscheiden, zonder de feodale of nobiliaire kwalificaties in herinnering te brengen.

Art. 4. Het is aan alle openbare ambtenaren uitdrukkelijk verboden in de akten de burgers anders aan te duiden dan met de naam en voornamen die zij dragen in de geboorteakte of de volgens art. 2 bewaard gebleven bijnamen...

Ook art. 38 van het keizerlijk decreet van 6 juli 1810 dat de rechterlijke organisatie regelt, is van belang voor ons probleem: ‘De presidenten van de rechtbanken... duiden de partijen uitsluitend met hun namen en voornamen aan; zij mogen er slechts die titels van prins, hertog, graaf, baron of ridder aan toevoegen, die door ons of door onze opvolgers zijn verleend...(2)

.

Het wijzigen van voornamen en familienamen is niet helemaal onmogelijk. In de wetten van 11 en 21 germinal, jaar XI (1 april 1803) vinden we hieromtrent een regeling, wat de voornamen betreft in art. 2 en 3, voor de familienamen in art. 4 tot 9. Zulke wijzigingen gebeuren echter niet gemakkelijk. De wet eist daarvoor een op geldige redenen gesteunde vraag, gericht tot de rechtbank die bij vonnis de wijziging kan toestaan. Het is dus telkens een hele procedure! Zelfs de verbetering van een schrijffout, de verplaatsing of toevoeging van een apostrof en derg. kan maar door een rechterlijke uitspraak gebeuren.

In de meeste Europese landen is de familienaam vast. In Engeland is men op dat stuk minder streng. Men verandert er gemakkelijker van naam en voegt graag een tweede naam toe aan die welke men van zijn voorouders heeft geërfd.

Ook wat de voornamen betreft eerbiedigt men in de meeste landen dezelfde vastheid. In België geldt dat de ambtenaar van de

burger-(1) Het dragen van een naam en een voornaam was verplicht gesteld.

(2) Blijkens een arrest van het Belgische Hof van Cassatie van 7/4/24 is de adellijke titel,

verschillend van de naam, een eervolle toevoeging die, evenals de naam, de afstamming en

lijke stand geen andere vorm mag geven aan de bij de geboorteverklaring gekozen namen en dus zeker geen vertaling mag geven. In Zwitserland is het verboden in de akten voornamen te verzwijgen, te vertalen of de volgorde ervan te wijzigen. Toch mag, op verzoek van de belanghebbende, een vertaling tussen haakjes worden toegevoegd.

Voorlopig kunnen we dus op de vraag gesteld in de eerste alinea van deze bijdrage antwoorden: Indien Charles de Lorraine een gewone moderne naam was, zouden we hem niet mogen vertalen, ook niet in een straatnaam. Maar: 1. de vastheid van de persoonsnamen dateert nog maar van circa 1800; 2. het betreft hier een historische naam.

***

Het is algemeen bekend dat, vooraleer de volstrekte vastheid van de voornamen en familienamen wettelijk werd voorgeschreven, men het niet zo nauw nam met die onaantastbaarheid. Als we vaststellen dat een gemakkelijke naam als ‘de bakker’ in het telefoonboek van Brussel met 9 verschillende spellingen voorkomt: Debacker,

De Backer, Debackere, De Backere, de Backere, De Bakker, De Bakkere, De Backère, De Bacquer + nog vier umlaut-spellingen: Debecker, De Becker, De Beckere, Debekker (totaal 13 grafieën) en ‘de klerk’ met 11 spellingen: Declerck, De Clerck, de Clerck, Declerq, De Clercq, de Clercq, Deklerck, De Klerck, de Klerck, De Klerk, de Klerk, dan kunnen we enkele verschillen wel verklaren door invloed van tijd en

plaats waar(in) de namen zijn ontstaan, maar de meeste afwijkingen berusten op toeval en willekeur. We hebben allemaal gehoord van gevallen waarin broeders en zusters een familienaam droegen die niet helemaal identisch was. Een kras staaltje werd me meegedeeld door J. Jacquart in 1948: In de zes doopakten van de zes kinderen van een van zijn voorouders, gehuwd in 1722, alle zes geboren te Moeskroen, werd de familienaam op zes verschillende manieren gespeld!

Het is ook bekend dat in oude documenten personen vaak vermeld staan met voornaam + afstammingsnaam + bijnaam, wat veilig leek voor de identificatie. Wat op de voornaam volgde was immers alles behalve vast. Dat toevoegsel kon tijdelijk zijn en was in het begin niet erfelijk. Slechts langzamerhand is een betrekkelijke vastheid gegroeid en rond 1800, toen de namen officieel vast werden, waren er nog heel wat mensen zonder vaste familienaam.

Het is dus duidelijk dat vóór de vastlegging van de namen, vertaling ervan in bepaalde gevallen voor de hand lag. In de middeleeuwse in het Latijn gestelde oorkonden werden Germaanse namen meestal gelatiniseerd. We kennen een groot aantal dergelijke gevallen: de Index historicus in het 1edeel van de Diplomata Belgica van Gysseling en Koch bevat honderden latiniseringen van dat soort. Het zijn echter meestal geen vertalingen, maar aanpassingen: de Germaanse persoonsnamen krijgen eenvoudig een Latijnse uitgang, die men dan in de vereiste casus kon neerschrijven; type Adalfridus, Chlodobaldus, Egesburga, Guodhelda enz.

In de Renaissance-tijd, toen reeds een aantal min of meer vaste familienamen bestonden, vonden de humanisten er plezier in hun namen te verlatijnsen, soms zelfs te vergrieksen. Dat kon gebeuren door het toevoegen van een Latijnse (of Griekse) uitgang of door globale vertaling. Voorbeelden van het eerste type: De Vos > Vossius; (H)ortels > Ortelius; Wigle > Viglius; de Groot > Grotius; Fournier > Furnerius; Peter Kanis > Canisius; Roland de Lâtre > Orlandus Lassus. Ook in de genitiefvorm zijn dergelijke formaties vaak vaste familienamen geworden: Arnoldi, Huberti,

Simonis, Antonides. - Voorbeelden van het tweede type: Gerhard Kremer > Mercator;

van Kiel > Kilianus (waaruit Kiliaan); Philipp Schwarzerd > Melanchton; Neumann > Neander; Roelof Huisman > Rudolf Agricola; Frans Dubois > Sylvius. Iemand uit 's-Hertogenbosch kon zich Buscoducis noemen, een Van de Poel of Van de Broek

Paludanus en een smid of een Lefèvre Faber. Ook hier komen genitieven als

familienamen voor: Fabri, Custodis.

Latiniseringen gebeurden opzettelijk, vaak uit zucht tot geleerddoenerij, uit snobisme. Onopzettelijk, op natuurlijke wijze, gebeurden aanpassingen en vertalingen in een andere levende taal. Aanpassingen van dat type zijn de Nederlandse namen die verfranst worden: Cloet > Clouet; Geubelinckx > Gobelin; Verbesselt >

Verbecelte; Van de Walle > de Gaulle. Franse namen worden vernederlandst: Lefèvre

> Lefever; Taisnier of Teignier > Teniers; Dubois > De le Boë (Sylvius). De Italiaanse naam Giacomotto wordt Jaquemotte. De Vlaamse schilder Pieter de Lange heet in Italië Petro Longo en Roger de la Pasture, geboren te Doornik, heet in Vlaanderen

Rogier van der Weyden.

Bij het zoeken naar de etymologie van zijn familienaam constateerde G. Walschap dat de naam, in een Latijnse akte van 1118 gedragen door (Rogerus) de Walonis

14een 15eeeuw de Waloncapelle luidde en in Nederlandse akten uit die tijd van

Walscapel(l)e(1)

.

Over het voorzetsel Van in persoonsnamen is al heel wat geschreven, omdat er allerlei problemen aan vastzitten. Het vormt een integraal bestanddeel van de naam en is er vaak mee vergroeid. Deze vergroeiing is geleidelijk gebeurd en is niet overal volledig. In Nederland is dat Van nog een losser deel van de naam dan in België. Enkele eeuwen geleden was het overal een nog zeer los element, zodat het soms werd weggelaten en normaal kon worden vertaald, zelfs als de rest van de naam ongewijzigd bleef. Het is bekend dat Jacob van Artevelde, als hij - in het Frans - een brief schreef aan de koning van Engeland, ondertekende: Jacques d'Artevelde.

***

Als men een adellijke titel citeert gevolgd door het voorzetsel van / de / of / von + een geografische naam, wordt in elke taal zo'n geheel uitgedrukt op eigen wijze, d.w.z. alle woorden van de groep zijn of Nederlands of Frans of Engels of Duits enz. Ook de geografische naam heeft een eigen vorm, als die bestaat. Deze regel geldt niet alleen voor het verleden, maar ook nog voor onze eigen tijd. Enkele voorbeelden: de graaf van Vlaanderen, le comte de Flandre, the count of Flanders, der Graf von Flandern; le prince-évêque de Liège, de prins-bisschop van Luik; de hertog van Alva, le duc d'Albe; le marquis de Carabas, de markies van Carabas; le comte de Paris, de graaf van Parijs; la princesse de Réthy, de prinses van Retie.

Ook als de titel niet wordt uitgedrukt, maar de naamaanduiding bestaat uit: voornaam + voorzetsel + geografische naam, gebruikte men vroeger altijd, soms nu nog, de eigen taalvorm. De personen die in het Nederlands bekend staan als Boudewijn van Constantinopel, Willem van Oranje, Filips van Boergondië, Margaretha van Oostenrijk, Catharina van Aragon, Jacoba van Beieren, Gwijde van Dampierre, Genoveva van Brabant, Frederik van Bohemen, Harald van Denemarken, Karel van Zweden, Lodewijk van Hongarije, Gwijde van Namen, Margaretha van York, Juan Carlos van Bourbon... heten in het Frans Baudouin de Constantinople, Guillaume d'Orange,

(1) Een Jean de Waloncapelle heet in 1370 in een Nederlandse akte Janne van Walscapple. In 1568 leeft er te Londerzeel een Henric van Walschappele, wiens zoon in 1581 Walschap heet. (Meegedeeld door G. Walschap).

Philippe de Bourgogne, Marguerite d'Autriche enz. Hier zouden wij honderden namen kunnen citeren die in elke levende taal werden en worden vertaald. Karel van

Lotharingen = Charles de Lorraine behoort zonder enige twijfel tot deze groep.

We kunnen ook wijzen op de belangrijke groep namen van historische personages die bekend staan met hun voornaam + bijnaam; deze laatste heeft dan de

individualiserende functie van een familienaam. Welnu de hele groep ‘voornaam + bijnaam’ wordt normaal vertaald. Enkele voorbeelden met Karel: Karel de Grote = Charlemagne; Karel de Stoute = Charles le Téméraire; Karel de Goede = Charles le Bon; Karel de Dikke = Charles le Gros; Karel de Wijze = Charles le Sage; Karel de Kale = Charles le Chauve... Nog een paar andere voorbeelden: Lodewijk de Vrome = Louis le Pieux; Boudewijn de Jonge = Baudouin le Jeune...

Ook het toegevoegde telwoord wordt vertaald: Karel de Vijfde = Charles-Quint; Lodewijk de Veertiende = Louis-Quatorze... Er is nog een ander type van bijnamen die men vertaalt: Boudewijn met de Baard = B. le Barbu; Boudewijn met de Bijl = B. à la Hache; Boudewijn met de IJzeren Arm = B. Bras-de-Fer(1)

.

Toen even voor en onder Napoleon de familienamen dienden vastgelegd te worden en de adellijke titels van de eigenlijke naam waren uitgesloten, werden vele adellijke families ingeschreven onder de naam ‘de + geografische naam’, b.v. de Ligne, de

Mérode zonder meer, om de eenvoudige reden dat ze geen andere naam hadden. Was

dit wel het geval, dan werd natuurlijk die naam in de registers geboekt, eventueel gevolgd door de adellijke titel als toevoegsel bij de naam.

Enkele voorbeelden van het tweede geval, opgetekend uit jaargang 1889 van de Almanach de Gotha, mogen hier volgen: Joseph-Marie-Guy-Henri-Philippe de Riquet, prince de Chimay et de Caraman. - Henri de la Mairie, prince de Condé. - Don Honoré

Caëtani, duc de Sermoneta, prince de Teano, duc de San Marco, marquis de Cisterna

etc. - Jérôme-Paul-Jean-Baptiste de Nompère, comte de Champagny, duc de Cadore

etc. - Als we de vier geciteerde personen in het Nederlands benoemen, zullen we

zeggen Joseph... de Riquet, prins van

(1) Deze vertaling, zegt E. Vroonen in zijn werk ‘Les noms de personnes dans le monde’ (blz. 227) is verkeerd. Het zou Baudouin du Bras de l'Yser moeten zijn, want de oorspronkelijke benaming zou B. van den Yser(en) Arm geweest zijn! We laten deze verbetering voor zijn rekening.

Chimay. - Henri de la Mairie, prins van Condé. - Don Honoré Caëtani, hertog van Sermoneta enz. - Jérôme... de Nompère, graaf van Champagny enz.

Als het echter personen betreft die geen andere familienaam hadden dan hun adellijke titel met geografische bepaling, is het geval minder eenvoudig. De Duitse titels zijn het talrijkst. Zoals bekend is in het Duits het partikel von meestal een aanduiding van adeldom en wordt het als losstaand van de naam gevoeld. In de Almanach de Gotha vindt men het regelmatig vertaald (de) en in het Nederlands zeggen en schrijven we spontaan van: Aloïse, prince de Kauwitz-Rietberg (prins

van); Charles, prince d'Auersperg (prins van); Rhaban, comte de

Westphalen-Fürstenberg (graaf van); le prince Alexandre de Schoenbourg-Hartenstein (prins A. van); Ernest II Auguste-Charles..., duc de Saxe-Cobourg-et-Gotha... landgrave de Thuringe... (hertog van... landgraaf van).

In het Frans komen honderden niet-adellijke namen met de voor en wordt het voorzetsel als een vast bestanddeel van de naam gevoeld, ook door de dragers van de naam zelf. Enkele voorbeelden: Decaen, de Gaulle, Detrooz, Denamur, Deflandre, Dewandre, Despa, De Charleroy, Deleuze.

Als het adellijke families betreft, is het Franse voorzetsel de veel minder vast en aarzelen we vaak of we het zullen handhaven of vertalen. Enkele voorbeelden uit de Almanach de Gotha: Jacques-Albert de Broglie, duc de Broglie et prince du

Saint-Empire; Henri-Louis-César-Paul de Broglie-Revel (branche cadette); duc Engelbert-Prosper- ..., duc d'Aerschot et de Croy, duc de Meppen, prince de Recklinghausen...; Louis-Eugène..., prince de Ligne, d'Amblise et d'Epinoy, grand

d'Espagne...; Henri-Charles..., comte de Mérode, marquis de Westerloo, 5eprince

de Grimberghe et 8eprince de Rubempré. Ik meen dat voor het al of niet vertalen

van de veel afhangt van het feit of we het woord dat op de volgt nog als een geografische naam ervaren. Dat is blijkbaar niet meer het geval met namen als de

Ligne, de Croy, de Grunne. Wij zullen dus zeggen en schrijven: Albert de Ligne,

Charles de Croy, Baudouin de Grunne; zelfs zonder voornaam en alleen met de titel: prins de Ligne, graaf de Grunne.

Ervaren we de naam nog duidelijk als een geografisch begrip, dan vertalen we de, b.v. prins van Recklinghausen, prins van Grimbergen, markies van Westerlo, hertog

van Meppen.

Twijfelgevallen komen herhaaldelijk voor. Ik meen dat de te Westerlo gevestigde adellijke familie zich zelf altijd de Mérode noemt.

Iedereen in de streek zegt de Mérode, maar in Winkler Prins en andere woordenboeken en werken is er spraak van de graven van Merode. Te Aarschot is ‘graaf van Aarschot’ nog mondgemeen. Ik heb er nooit horen spreken van een graaf d'Aerschot! Nochtans lees ik in De Nieuwe Gids van 9/10 dec. 1967 (blz. 13) over de prijs van graaf

d'Arschot-Schoonhoven. Misschien staat die man onder die naam ingeschreven in

de registers van de burgerlijke stand en heet hij dus feitelijk zo. Een mooi staaltje van aarzeling tussen van en de vinden we in de familie de Riquet: de oudste is prince de Chimay = prins van Chimay, de tweede is prince de Caraman = prins van Caraman of de Caraman?

***

Uit wat voorafgaat blijkt duidelijk dat de namen van historische personages regelmatig