• No results found

LESSEN UIT DE MONITORING

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

1. LESSEN UIT DE MONITORING

1 De Monitoring 2015 bevatte gegevens tot 2012, de Monitoring 2017 tot 2014 – ondertussen maakt de economische

heropleving dat met name in sommige regio’s en voor sommige jobs de Belgische werkgever zich noodgedwongen een stuk minder kieskeurig zal moeten opstellen …

De Monitoring 2015 bouwde verder op het eerste rapport uit 2013 en was opgezet als ge- detailleerde beschrijving van de arbeidsmarkt vanuit het oogpunt van de origine. Die beschrij- ving werd vervolgens samengelegd met wat van- uit andere bronnen over onze arbeidsmarkt in het algemeen en de positie van mensen met een niet-Belgische origine daarop in het bijzonder bekend is, en de analyses die met name, maar niet uitsluitend, door internationale instellingen op deze basis werden gemaakt. Vanuit die dub- bele invalshoek werd een (tegensprekelijke) analyse gemaakt, die een verklaring tracht te bieden voor de in het rapport beschreven feno- menen en die vervolgens de opmaat vormde tot de beleidsaanbevelingen.

De analyse vertrekt van de onmiskenbare en in internationaal perspectief uitzonderlijk grote achterstandspositie van mensen van vreemde origine op onze arbeidsmarkt. Daarvoor kunnen twee groepen van redenen worden aangehaald:

› De achterstandspositie van mensen van

vreemde origine wordt verklaard door een aantal structurele kenmerken van onze ar- beidsmarkt, die maken dat álle kansengroe- pen het hier moeilijk hebben, ook – maar niet alleen – mensen van vreemde origine. Die factoren verklaren ook mee waarom onze werkgelegenheidsgraad in het algemeen relatief laag is.

› Daarnaast zijn er een aantal specifieke

factoren die de situatie voor personen van vreemde origine nog moeilijker maken.

1.1. Alle kansengroepen integreren moeilijk op de Belgische arbeidsmarkt Hoge drempels

De Belgische arbeidsmarkt is moeilijk toeganke- lijk. Omwille van de loonkosten en omwille van ons ontslagrecht zal een gemiddelde werkgever niet gemakkelijk tot een aanwerving overgaan,

en daarbij bovendien kieskeurig zijn.1 Laagge-

schoolden, langdurig werklozen en ouderen komen zo maar moeilijk aan de bak. De drempel werkt ook langs de andere kant. Werk zoeken is niet altijd evident: werken brengt kosten mee, zoals kinderopvang en transport, en een baan voor een tweede verdiener in een gezin brengt vaak onvoldoende extra gezinsinkomen mee. Geringe mobiliteit

Onze arbeidsmarkt is bovendien weinig mobiel. Mensen blijven langer dan in andere landen in dezelfde job, bij dezelfde werkgever, in dezelfde sector. Dat weegt op onze productiviteitsgroei, want de juiste vrouw of man komt hierdoor niet op de juiste plaats terecht. Het zorgt ook voor een arbeidsmarkt die weinig ruimte biedt voor nieuwe intreders.

Segmentatie

Onder meer omwille van de geringe mobiliteit, blijft onze arbeidsmarkt ook gesegmenteerd, met twee deelmarkten waartussen bewegingen beperkt blijven. De ‘insiders’ vinden werk op de primaire arbeidsmarkt, met stabiele banen,

hoge lonen, erg goede statuten om de loopbaan te onderbreken en een bescherming tegen ont- slag (zeker tegen collectief ontslag), die bij ons het sterkst is in de wereld. Als uiteindelijk dat ontslag onvermijdelijk is geworden, zoals tijdens de Grote Recessie in de industrie vaak het geval was, dan volgen relatief gunstige uittredestatu- ten en de automatische reflex dat werk zoeken - vooral ander werk zoeken - eigenlijk niet meer hoeft.

Zij die minder goed af zijn, de ‘outsiders’, vinden we terug op de secundaire markt: met banen van beperkte duur, lagere lonen, meer onzekerheid en minder goede opvangstatuten voor wie niet werkt, met strenge activeringsvoorwaarden. Dat is met name problematisch omdat die min- der goede banen niet of onvoldoende als spring- plank naar beter werk functioneren.

Ongelijke onderwijskansen

Van die situatie zijn vooral laaggeschoolden het slachtoffer, en in die groep zijn mensen van vreemde origine oververtegenwoordigd. Om- wille van specifieke redenen, die te maken heb- ben met thuistaal, met onvoldoende integratie in kinderopvang en kleuteronderwijs, met on- voldoende erkenning van diploma’s ook. Maar vooral zijn mensen van vreemde origine mee het slachtoffer van een goed maar erg ongelijk presterend onderwijs zoals dat met name uit de PISA-enquête van de OESO naar voor komt. 1.2. Mensen van vreemde origine kampen met specifieke obstakels Discriminatie

Discriminatie op de arbeidsmarkt is een belang- rijk probleem, zoals de Diversiteitsbarometer Werk van Unia alsook de bij Unia binnenko-

mende meldingen, aantonen.2 Kandidaten van

Belgische origine worden systematisch beter

2 Het domein ’werkgelegenheid’ is het domein waarvoor Unia in 2016 het hoogste aantal dossiers heeft geopend. Zie Jaarverslag 2016 : Inclusie onder druk.

3 Een typisch voorbeeld is een lengtevereiste voor politieagenten, wat op zich genderneutraal is, maar toch maakt dat minder vrouwen zullen worden aangeworven.

4 De combinatie van het hoge aandeel zelfstandigen en het hoge aandeel in het gebruik van de doelgroepkorting “eerste aanwerving” bij de personen van Kandidaat EU-origine lijkt hierop te wijzen.

behandeld bij aanwerving en tijdens hun carriè- re. Doelbewust, vanuit een al dan niet impliciete stereotypering of als gevolg van indirecte discri- minatie waarbij criteria worden gebruikt die op zich neutraal zijn, maar die een verschillende

uitwerking hebben op verschillende groepen.3

Die discriminatie hangt samen met de hoge drempels op de arbeidsmarkt en de al vermelde kieskeurigheid van de werkgevers die daarmee correleert, maar komt ook voort uit een irratio- nele maar reële afkeur. Die kan het gevolg zijn van de vraag van de klant, de collega’s, of het management zelf.

Naast de negatieve effecten van directe en indi- viduele discriminatie speelt ook structurele on- gelijkheid een rol in de minder goede positie van personen van vreemde origine op de Belgische arbeidsmarkt. De samenloop van ongelijkheden op verschillende domeinen van de samenleving (onderwijs, huisvesting, gezondheid,…) maakt dat personen van vreemde origine een hogere kans hebben om in een precaire situatie terecht te komen, wat ook gevolgen meebrengt voor hun integratie op de arbeidsmarkt.

Overigens dreigt hier wel een vertekening: dis- criminatie is vaak meer zichtbaar in de sectoren waar meer mensen van vreemde origine wer- ken, dan in die delen van de economie waar ze nauwelijks binnenraken – wat uiteraard niet be- tekent dat ze daar niet bestaat, integendeel. We mogen dus ook stellen dat dergelijke discrimine- rende processen zich zeker ook in het onderbe- wustzijn van de betrokken actoren afspelen. Het is in dat verband ook belangrijk om discriminatie te onderscheiden van – of juist te relateren aan – netwerkvorming: een ondernemer met alleen werknemers van een bepaalde origine (of een zelfstandige die een eerste aanwerving zoekt), die via informele kanalen op zoek gaat naar een nieuwe werkkracht, maakt (bewust of onbewust, bedoeld of onbedoeld) een zeer grote kans om

Reproductie van sociaal en cultureel kapitaal

In België groeien uitzonderlijk veel kinderen op in gezinnen waar niemand werkt. Een belangrijk deel van de personen van vreemde origine van de tweede generatie hebben ouders die geen hogere studies hebben gedaan, of die niet in ons land studeerden, en dat blijkt een obstakel voor een vlotte sociale mobiliteit. Inderdaad, het gebrek aan kennis van de werking van het on- derwijs laat hen vaak niet toe om hun kinderen te ondersteunen in het Belgische onderwijssys- teem, met de bekende ‘waterval’ tot gevolg. De combinatie daarvan met een onderwijssysteem waar de ongelijke kansen jongeren van vreemde origine nog sterker treffen dan de anderen, een arbeidsmarkt waarop het sowieso al moeilijk is om binnen te geraken, en de frustratie die sa- menhangt met de al aangehaalde achterstelling waarmee personen van vreemde origine ook op andere domeinen van de samenleving vaak wor- den geconfronteerd, leidt ertoe dat jongeren ontmoedigd worden. En dat weegt op hun onder-

wijsprestaties. Het sop lijkt dan vaak de kool niet waard, want welke inspanningen ook worden geleverd (met name op de schoolbanken), de in- tegratie op de arbeidsmarkt blijft erg moeilijk en verloopt al te vaak via de minder goed betaalde banen, met minder goede arbeidsvoorwaarden. De betere banen, op de primaire arbeidsmarkt, blijven immers grotendeels voorbehouden voor personen van Belgische origine. En zo wordt een vicieuze cirkel gecreëerd.

Migratie- en integratiebeleid

Ten slotte is het lagere aandeel van personen van vreemde origine dat werkt ook een historisch gevolg van ons migratiebeleid, dat bepaalde wel- ke originegroepen het sterkst vertegenwoor- digd zijn en dat ook maakte dat de voorbije de- cennia migranten vooral met andere (het weze herhaald, volstrekt legitieme) motieven dan de arbeidsmarkt naar België kwamen. Dat roept met name vragen op over de efficiëntie van het gevoerde integratiebeleid, in het bijzonder wat de arbeidsmarkt betreft.