• No results found

ANALYSE VAN DE PERSONEN DIE IN 2013 NIEUW WERDEN INGESCHREVEN IN HET RR VOLGENS DE VERBLIJFSREDEN EN DE SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE IN

ANALYSE VAN DE VERBLIJFSREDENEN IN FUNCTIE VAN DE AANKOMST VAN DE PERSONEN OP HET

6. ANALYSE VAN DE PERSONEN DIE IN 2013 NIEUW WERDEN INGESCHREVEN IN HET RR VOLGENS DE VERBLIJFSREDEN EN DE SOCIO-ECONOMISCHE POSITIE IN

Dit deel analyseert de socio-economische po-

sitie in het 4e trimester van 2014 per verblijfs-

reden van de personen die in 2013 nieuw zijn ingeschreven in het RR.

Ten eerste stelt men vast dat van diegenen die als verblijfsreden ‘werk’ aanhalen, 61,1% aan het

werk is tijdens het 4e trimester 2014. 34,6% is

inactief, 3,4% is werkzoekend en 0,9% ontvangt een leefloon. De personen die als verblijfsre- den gezinshereniging, studies of andere rede-

nen aanhalen, bevinden zich, in het 4e trimester

2014, voornamelijk in het statuut ‘inactiviteit’ (tussen 67,4 en 79,4%). Diegenen die als reden asiel en diverse bescherming aanhalen, heb- ben vooral het statuut leefloon (59,4%). En ten slotte zijn de personen met regularisatie als re- den hetzij aan het werk (42,5%) hetzij inactief (43,9%). Deze vaststellingen stroken met dat- gene wat werd vastgesteld bij de analyse van de socio-economische positie van de personen die in 2011 nieuw werden ingeschreven in het Rijksregister.

Grafiek 84: Socio-economische positie in het 4e trimester van 2014 per verblijfsreden

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming, KSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

6.1. Verblijfsreden: werk

Voor de meeste origines geldt dat de personen die werk als verblijfsreden opgeven, voorname-

lijk aan het werk zijn in het 4e trimester 2014 (zie

onderstaande grafiek). Het is interessant om vast te stellen dat de personen van Maghrebijn- se afkomst met werk als motief een groter aan- deel innemen in het statuut werkzoekend dan de andere origines. Ook de personen die afkomstig zijn uit Oceanië/Verre Oosten vallen op door

hun percentage in de inactiviteit in het 4e trimes-

ter van 2014. Hoewel de resultaten stroken met datgene dat werd vastgesteld bij de gegevens voor 2010, kunnen er toch enkele interessan-

te vaststellingen worden gemaakt: het aandeel werkenden bij de personen die afkomstig zijn uit Oceanië/Verre Oosten ligt in 2013 lager dan in 2010 en het percentage werkenden bij de personen met Maghrebijnse origine ligt veel hoger dan in 2010. Zo ligt ook het aandeel werk- zoekenden bij de personen die afkomstig zijn uit de Maghreb en de andere Afrikaanse landen la- ger in 2013. Ten slotte is het aandeel inactieven veel groter in 2013 voor het merendeel van de origines.

Wanneer men de gegevens analyseert volgens het geslacht, trekken we dezelfde conclusies, hoewel het percentage werkende vrouwen la-

ger ligt dan bij de mannen, met uitzondering van de vrouwen van Maghrebijnse afkomst, de vrouwen uit Oceanië/Verre Oosten en Zuid/ Centraal-Amerika, wier percentage werkenden hoger ligt dan dat van de mannen van dezelfde origine. Bij de meeste origines is het aandeel inactieven hoger bij vrouwen dan bij mannen. Ten slotte moet men erop wijzen dat het aandeel mannen van Maghrebijnse afkomst binnen de werkzoekenden hoger ligt dan dat bij de vrou- wen (terwijl zowel de mannen als de vrouwen van deze groep de hoogste percentages werk- zoekenden laten optekenen in vergelijking met de andere afkomsten).

6.2. Verblijfsreden: gezinshereniging Bij alle origines  zijn de personen met als motief

gezinshereniging voornamelijk inactief in het 4e

trimester van 2014, met percentages van meer dan 60% in alle gevallen. De personen die afkom- stig zijn uit de EU-13, Zuid/Centraal-Amerika en de andere Aziatische landen, laten hogere per- centages werkenden optekenen dan de andere origines , zijnde meer dan 30%. De personen die afkomstig zijn uit een ander Afrikaans land en die als verblijfsreden gezinshereniging aanvoeren, ontvangen vaker dan de andere origines een

leefloon in het 4e trimester van 2014. Deze vast-

stellingen stroken met de vaststellingen die wer- den gedaan op basis van de gegevens voor 2010. Niettemin stellen we vast dat het aandeel werken- den in 2013 lager is voor bijna alle origines. Deze analyse is grotendeels dezelfde wanneer men de gegevens naar geslacht opsplitst. Over het alge- meen is het percentage werkenden bij mannen beduidend hoger dan dat van de vrouwen, en het percentage inactieven is beduidend lager dan bij de vrouwen (met uitzondering van de personen die afkomstig zijn uit de EU-14 en de EU-13, waar de verschillen miniem zijn). Men moet er ook op wijzen dat het aandeel van de vrouwen afkomstig uit een ander Afrikaans land dat een leefloon ont- vangt, dubbel zo hoog ligt als dat van mannen van dezelfde origine (14,2% tegenover 6,6%).

6.3. Verblijfsreden: asiel en diverse bescherming

Ter herinnering, de absolute aantallen liggen hier veel lager dan bij de twee eerste geanaly-

seerde verblijfsredenen. Voor bijna alle origines ontvangen de personen die asiel en diverse be- scherming als reden hebben opgegeven voorna-

melijk een leefloon in het 4e trimester van 2014.

Het is interessant vast te stellen dat het aandeel bij de personen afkomstig uit andere Aziatische landen lager ligt dan dat van andere origines in

het 4e trimester van 2014. Deze analyse is de-

zelfde wanneer men de gegevens per geslacht bekijkt. Men moet echter vaststellen dat het aandeel werkende mannen doorgaans zeer laag is, maar toch nog hoger dan dat van de vrouwen. Het aandeel mannen met een leefloon is hoger dan dat van de vrouwen en het aandeel inactie- ven is beduidend lager bij de mannen dan bij de vrouwen.

6.4. Verblijfsreden: studie

Voor alle afkomsten geldt dat de personen met de verblijfsreden studie voornamelijk inactief

zijn in het 4e trimester van 2014. Dezelfde vast-

stelling kan worden gemaakt op basis van de ge- gevens volgens het geslacht. Maar zoals reeds vastgesteld voor de andere verblijfsredenen die hierboven werden geanalyseerd, is het percen- tage mannen dat aan het werk is (dat ook hier zeer laag is), hoger dan dat van de vrouwen, ter- wijl het percentage inactieven lager is dan bij de vrouwen. Zoals vermeld in het deel betreffende personen die nieuw werden ingeschreven in het RR in 2010, is de analyse hier beperkter dan die van de overige motieven, omdat de nomencla- tuur van de socio-economische posities die mo- menteel door de KSZ wordt gebruikt, ons niet toelaat te bepalen welke de precieze aandelen personen zijn die nog steeds studeren in 2014. 6.5. Verblijfsreden: regularisatie De meeste origines met regularisatie als ver- blijfsreden, zijn voornamelijk inactief. De per- sonen die afkomstig zijn uit de Maghreb onder- scheiden zich door een percentage werkenden dat hoger ligt dan dat van de inactieven. De per- sonen die afkomstig zijn uit een ander Afrikaans land onderscheiden zich dan weer door een betrekkelijk hoger aandeel van personen met het statuut van leefloner. Ook hier kunnen we dezelfde conclusies trekken uit de analyse per geslacht.

Grafiek 85: Socio-economische toestand vastgesteld in het 4e trimester 2014 volgens de

* inclusief onbepaald

* inclusief onbepaald