• No results found

ANALYSE VAN DE PERSONEN DIE IN 2010 NIEUW ZIJN INGESCHREVEN IN HET RR VOLGENS DE VERBLIJFSREDEN

ANALYSE VAN DE VERBLIJFSREDENEN IN FUNCTIE VAN DE AANKOMST VAN DE PERSONEN OP HET

3. ANALYSE VAN DE PERSONEN DIE IN 2010 NIEUW ZIJN INGESCHREVEN IN HET RR VOLGENS DE VERBLIJFSREDEN

Voor dit eerste deel onderzoeken we de per- sonen die in 2010 nieuw werden ingeschreven in het RR en het in 2014 nog steeds waren. Het gaat dus niet om alle personen die in België zijn aangekomen in 2010: zo maken bijvoorbeeld de personen die op onregelmatige wijze zijn aange- komen in 2010 of diegenen die geen eerste ver- blijfsvergunning (en dus geen eerste verblijfsre- den) bemachtigden, of dat pas na 2016 deden,

geen deel uit van de groep die wordt bestudeerd. Deze analyse omvat daarentegen wel de perso- nen die zijn ingeschreven in het RR, maar die nog niet zijn geschrapt. Alle origines opgeteld, inbegrepen de ongekende, bestaat de groep die wordt geanalyseerd uit 43.438 personen. We zullen deze toestroom beginnen te analyseren in functie van de verschillende verblijfsredenen volgens leeftijd, gewest en geslacht om een to-

taalbeeld te verkrijgen. Vervolgens zullen we de toestroom in functie van de (oudste) reden en de afkomst analyseren en daarna zullen we deze

laatste factoren combineren met de socio-eco- nomische positie van de groepen van individuen in het vierde trimester van het jaar 2011 en 2014. Grafiek 67: Aantal personen die in 2010 nieuw zijn ingeschreven in het RR per verblijfsreden volgens leeftijd en geslacht, alle origines (inclusief onbepaald)

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming, KSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

92,1% van deze personen heeft zijn eerste ver- blijfsvergunning/-reden gekregen tijdens de jaren 2010 of 2011. 7,9% heeft dit gekregen tus- sen 2012 en 2016. De rest (minder dan 0,1%, of 110 individuen) zijn personen die ze gekregen hebben vóór 2010. Het gaat ongetwijfeld om personen met een oudere verblijfsreden die ge- schrapt werden en daarna zijn teruggekomen naar het Belgische grondgebied.

In de bovenstaande grafiek zijn de verblijfsrede- nen op de horizontale as opgenomen in dalende orde. We stellen vast dat de eerste reden bij de afgifte van de verblijfsvergunning de gezins- hereniging is (we laten voor het gemak hier de termen ‘samenwoonst’ en ‘adoptie’ vallen) met bijna 17.000 personen. Het gaat verhoudings- gewijs om een jonge groep, aangezien de cate- gorie 18-29 jaar haast even groot is als die van 30-54 jaar. Deze vaststelling zou ongetwijfeld

versterkt worden, als deze gegevens de perso- nen jonger dan 18 jaar zouden omvatten, temeer daar de categorie 55-64 jaar sterk afneemt en

niet eens 1/16e van het totaal uitmaakt voor deze

verblijfsreden. We zien ook dat deze verblijfsre- den de meest ‘vrouwelijke’ reden is, want ze be- draagt voor alle leeftijdsklassen meer dan 60%. Voor de tweede belangrijkste verblijfsreden (in demografisch gewicht), met name werk, zijn de twee eerste leeftijdscategorieën eveneens sterk vertegenwoordigd, aangezien de oudsten

slechts 1/28e uitmaken van de populatie die naar

België komt om te werken. Voor deze verblijfs- reden stellen we ook vast dat het percentage mannen, ongeacht de leeftijdscategorie, groter is dan dat voor de vrouwen. Het aandeel van mannen bereikt 65% bij de personen die tussen 30 en 54 jaar oud zijn. De vier overige redenen samen bereiken niet het aantal personen als de verblijfsreden werk. We wijzen er hier in het

bijzonder op dat de personen die om studiere- denen komen, eerder (zeer) jong (en meestal vrouw) zijn, want eens de leeftijd van 30 jaar voorbij, maken ze nog slechts 15% uit (en zijn het vaker mannen) in 2010. Ten slotte stellen we in deze grafiek ook vast dat de groep die België om bescherming/hulp vraagt, meestal (in 52% van de gevallen) zeer jong (18-29 jaar) is en over-

wegend mannelijk: slechts 1/3e van de personen

van 18 tot 29 jaar zijn vrouwen. De groep 30-54 jaar is bijna even talrijk en het aandeel vrouwen

is bijna gelijk aan dat van de jongste categorie. De genderkloof krimpt in de hoogste leeftijdsca- tegorie, al is het totale aantal daar wel duidelijk kleiner (2% van het totaal voor dit motief). Analyseren we dezelfde groep (meer dan 43.000 individuen) in functie van de gewesten, dan stellen we vast dat de verschillen niet zo uitgesproken zijn, zoals onderstaande grafiek aantoont.

Grafiek 68: Aantal personen die in 2010 nieuw zijn ingeschreven in het RR per verblijfsreden volgens het gewest waarin men woont (ongeacht de origine)

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming, KSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

We bekijken echter (zie grafiek en tabel hier- boven) het bijzondere geval van Brussel dat on- danks zijn demografisch gewicht van 10% van de Belgische bevolking op 1 januari 2011, 38% van de personen opvangt die in 2010 nieuw werden ingeschreven in het RR (en, laatste herinnering, nog steeds waren ingeschreven in 2014). Een ander bijzonder fenomeen vanuit het standpunt

van de verblijfsreden te Brussel, is dat het groot- ste deel van de toestroom betrekking heeft op de reden ‘werk’ en pas daarna op gezinshereni- ging, wat het omgekeerde is in de twee andere gewesten van het land. In Wallonië maakt de verblijfsreden ‘werk’ overigens slechts een beet- je meer uit dan de helft van de personen met de reden ‘gezinshereniging’. Brussel heeft nog een

ander uniek aspect ten opzichte van de andere twee gewesten: de gevallen van regularisatie nemen er de derde plaats inzake belangrijkheid in. We stellen immers vast dat deze verblijfsre- den niet op zoveel personen betrekking heeft in Wallonië of Vlaanderen, respectievelijk 577 en 1.184 gevallen, terwijl Brussel 2.139 personen met deze reden telt. Wat deze tweede grafiek over dit thema betreft, stellen we tot slot vast dat Vlaanderen een zekere neiging heeft om begun- stigden inzake hulp/bescherming door België te onthalen. Vlaanderen is immers het gewest waar deze reden het meest voorkomt, maar deze re- den staat er toch slechts op de derde plaats qua demografisch belang.

In de volgende grafiek analyseren we de ver- blijfsredenen volgens de afkomst van de perso- nen die in 2010 nieuw zijn ingeschreven in het RR. Eerst en vooral blijkt dat de personen die afkomstig zijn uit de EU-14 en de EU-13 vaak (ongeveer 60%) de reden ‘werk’ opgeven. Dat is ook het geval voor de personen die afkomstig zijn uit Noord-Amerika en Oceanië/Verre Oos- ten, maar in aanzienlijk mindere mate, respec- tievelijk bijna 40% en 20%.

Ten tweede blijkt duidelijk dat de eerste reden in absolute aantallen van personen, namelijk de ge- zinshereniging, bij alle origines vaak voorkomt, maar in verschillende mate. We stellen immers

vast dat 3/4e van de personen die afkomstig zijn

uit een land dat kandidaat is om toe te treden tot

de EU, 2/3e van de personen van Maghrebijnse

afkomst en bijna één persoon op twee die af-

komstig is uit een ander Afrikaans land, een an- der Europees land, een land van Oceanië of het Verre Oosten, een ander Aziatisch land of een land van Zuid/Centraal-Amerika deze eerste reden aanhaalt. Zo ook heeft 40% van de perso- nen die afkomstig zijn uit Noord-Amerika, 29% van de personen die afkomstig zijn uit het Na- bije/Midden-Oosten en 26% van de personen die afkomstig zijn uit een land van de EU-13 zijn verblijfsvergunning gekregen op basis van deze reden. Ten slotte en nog steeds voor wat deze re- den betreft, stellen we vast dat de personen die afkomstig zijn uit de EU-14 daarin slechts voor 15% vertegenwoordigd zijn.

Ten derde, nog een opvallend punt: de perso- nen die in 2010 nieuw zijn ingeschreven in het RR en afkomstig zijn uit een land in het Nabije/ Midden-Oosten vallen voor 53% onder de re- den ‘asiel en diverse bescherming’. Het is vooral sterk verbonden met de vraag om internationa- le bescherming, aangezien van 972 betrokken personen, 48% de status van vluchteling heeft gekregen en 51% een subsidiaire bescherming tussen 1 januari 2010 en 30 juni 2016. Deze percentages zijn niet verwonderlijk, als men weet dat landen als Irak en Afghanistan in 2010 en 2011 regelmatig deel uitmaken van de top 3 van de onderdanen die deze soorten bescher- ming krijgen in België. De gegevens van de KSZ bieden ons tevens de mogelijkheid vast te stellen dat 69% van hen deze bescherming of deze sta- tus uiterlijk op 31 december 2011 heeft gekre- gen, hetzij maximum twee jaar na hun inschrij- ving in het Rijksregister.

Grafiek 69: Aandelen van de verblijfsredenen die zijn opgetekend voor de personen die in 2010 nieuw zijn ingeschreven in het RR, per origine

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming, KSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

Ten slotte stellen we ook vast dat de reden ‘stu- die’ betrekking heeft op een bepaald aantal personen (met name 3.116) en een niet verwaar- loosbaar percentage inneemt onder de verblijfs-

redenen. Als men aan de hand van onderstaande grafiek de situatie analyseert, uitsluitend in de leeftijdsklasse 18-29 jaar, stelt men zelfs vast dat dit de tweede reden is bij meerdere origines.

Grafiek 70: Aandelen van personen van 18-29 jaar oud die sinds 2010 zijn ingeschreven in het RR volgens de verscheidene verblijfsredenen en per origine

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming, KSZ. Berekeningen en verwerking: FOD WASO

Dit is het geval voor personen die afkomstig zijn uit de EU-14 (met 20% van alle verblijfsrede- nen hetzij 921 personen) net zoals de personen die afkomstig zijn uit een land in Oceanië of het Verre Oosten (27% van de verblijfsredenen het- zij 154 jongeren) of uit de Maghreb (11% van de

redenen hetzij 283 personen), maar de gezins- hereniging ligt ver voorop (76% hetzij 1.876 per- sonen). Ten slotte is het verhoudingsgewijs, op gelijke hoogte met de gezinshereniging, ook de eerste reden voor de personen die afkomstig zijn uit Noord-Amerika (35% hetzij 67 personen).

4. ANALYSE VAN DE PERSONEN DIE IN 2010 NIEUW ZIJN INGESCHREVEN IN HET RR VOL-