• No results found

4. Analyse

4.1.1 Leren

‘Leren’ kwam in alle interviews ter sprake, en lijkt daarom een centrale drijfveer te zijn voor het lopen van een stage. Het is echter niet altijd duidelijk wát er precies geleerd wordt, en

daarnaast is niet één leerdoel dat voor alle stagiaires geldt. Peter, de student

theaterwetenschappen, maakte zijn leerdoel het meest expliciet tijdens het interview. Hij wilde onder andere weten hoe kleine musicals financieel in elkaar staken: “Omdat ik altijd dacht bij dat soort producties, dat ik denk, ja, hoe komen jullie ooit uit de kosten? Hoe werkt dat? Hoe kan het dat een voorstelling maar vier, vijf weken speelt, dat jullie al die mensen marktconform betalen en dat het dan uit de kosten komt?” Door de acteurs werd de stage beschreven als een kans om hun podiumvaardigheden verder te ontwikkelen. Zo beschreef Max dat hij een stage zocht waar hij meer ervaring kon opdoen met dans, zang en spel. Sarah wilde vooral zij aan zij werken met ervaren spelers, om zo via observatie en interactie haar vaardigheden te

ontwikkelen: “ik vind dat je als stagiaire zeg maar veel mensen moet hebben waar je naar op kan kijken en waar je veel van kan leren.” Hier is geen sprake van een helder leerdoel; er is geen moment aan te wijzen waarop het doel bereikt is. Het is ook logisch dat de

theaterwetenschapper, die vaker op een theoretische manier met theater bezig is, harde kennis wilde opdoen. Voor de acteurs ligt wat ze leren grotendeels in het verlengde van de

vaardigheden die ze op school leren, en dit proces eindigt niet met de opleiding of met het einde van de stage.

Een werkgever kan de wens om wat te leren op twee manieren beantwoorden. Aan de ene kant kan een werkgever scholing bieden, waarbij werknemers actief bezig zijn met het overdragen van kennis naar de stagiair. Perlin geeft aan dat er in het algemeen weinig sprake is van scholing bij stages: “focused training and mentoring are vanishingly rare” (22) Tot op zekere hoogte lijkt er binnen de Nederlandse musicalsector in ieder geval wel begeleiding te zijn voor stagiaires. Voor Max en Sarah was er een aangewezen persoon binnen het bedrijf bij wie ze aan konden kloppen met vragen of problemen. Voor Sarah was dat een andere actrice. Voor Max waren er de dance captains die actief hielpen met het onder de knie krijgen van de vele

danspasjes en daarnaast was er de resident director voor andere vragen. Peter beschrijft dat hij een goede relatie had met de producent, maar verder geen vaste begeleider had. Hij werkte in een klein team en kon met vragen bij zijn teamleden aankloppen:

“[de leden van het team] lunchten wel iedere dinsdagmiddag, en dat was een beetje het moment waarop we alles bespraken, waarop... Dus als er dingen waren, dan kon ik het altijd gewoon bespreken, dus daar was niet echt een vast moment voor.”

Er is wel een onderscheid te maken tussen begeleiding en scholing. Vanuit de werkgevers was er wel aandacht om de stagiaire te laten slagen binnen de context van de productie, maar geen aandacht voor de ontwikkeling van de stagiaires in het algemeen. Zo werden de stagiaires in geen van de gevallen door hun werkgevers aangespoord om te reflecteren op hun

ontwikkeling, en bestond er in geen van de gevallen extra aandacht voor het ontwikkelen van algemene vaardigheden zoals bijvoorbeeld zangtechniek, tekstinterpretatie of financiële planning in het geval van Peter. Ook buiten dit onderzoek ben ik zoiets niet tegengekomen. De aanname lijkt te zijn dat dat soort vaardigheden vanzelf worden ontwikkeld door met het werk bezig te zijn. Dit is de andere manier waarop werkgevers hun stagiaires iets kunnen leren, namelijk door een passieve kennisoverdracht. Naast de stage gingen de stagiaires trouwens nog steeds naar school om daar hun vaardigheden verder door te ontwikkelen.

Over het algemeen zien we dat deze stagiaires net zo worden behandeld als andere, betaalde krachten. Alleen bij uitzondering krijgen ze extra aandacht, vooral als ze daar zelf om vragen. Het resultaat is dat de stagiaires zich ‘geen stagiair voelen’. Alle drie benadrukken ze dat dat voor hen prettig is. Zo zegt Sarah over haar relatie met haar collega’s:

“het voelt helemaal niet alsof ik stagiair ben en voor hen voelt dat eigenlijk ook niet zo [. Ze] vinden dat ik heel chill mee ga in de groep en dat er geen gezeik is, weet je wel, dat het gewoon allemaal prima gaat, en het is super gezellig met z’n allen en we kunnen het gewoon heel goed vinden met elkaar, en dat scheelt ook wel dat het echt zo’n fijne groep is. Dan voel je je ook gewoon veilig om dingen te proberen, om dingen uit te testen”

Het zou zo kunnen zijn dat cultureel en sociaal kapitaal hier tegenover elkaar staan: vragen om meer aandacht levert wellicht meer kennis op, maar tegelijkertijd benadruk je dat je stagiair bent en doet het af aan je status als ‘gelijke’ binnen het team. Aan de andere kant kan het ook zo zijn dit gevoel van ‘er bij horen’ de spanning wegneemt die bij een stage kan komen kijken, en zo het leerproces bevordert. Vanuit de producenten lijkt er in ieder geval weinig initiatief te

komen om meer aan begeleiding te doen, waarschijnlijk omdat dit voor hen een besparing is in het aantal manuren dat ze aan een stagiair moeten besteden.

Uit de interviews met de begeleiders kwam nog een ander soort kennis naar voren: kennis van de gang van zaken binnen een professionele productie. Volgens producent Anouk is het van belang dat werknemers snappen wat er van ze verwacht wordt. De stage kan daar aan bijdragen: “[Stagiaires] moeten wat leren en die moeten, aan het eind van een tour, zich zo zeker voelen dat ze denken, ik kan nu zonder begeleiding ook zo’n tour draaien, weet je wel.” Ook voor stagiaires die van de bachelor theaterwetenschappen komen is kennismaken met het werkproces van belang. Stagebegeleider Steven beschrijft dat als volgt: “Het spel van wanneer, zeker in een repetitieproces, wanneer zeg ik wat, wanneer houd ik mijn mond dicht?” Het gaat om bepaalde nuances en ongeschreven regels die alleen in de praktijk geleerd kunnen worden. In zekere zin is dit vergelijkbaar met ‘inwerken’ in andere werkvelden. Iemand heeft na het studeren wel de benodigde theoretische kennis, maar moet toch eerst de processen in de praktijk leren kennen voordat ze productief aan de slag kunnen gaan. De stagiaires lijken zich er van bewust te zijn dat dat ook een soort kennis is die ze tijdens hun stage opdoen. Zo zegt Max: “Ik keek er gewoon heel erg naar uit. Om gewoon effe buiten school te gaan. Te kijken, te onderzoeken wat daar, hoe het echt in het werkveld aan toe gaat.” Ook Sarah en Peter benoemen de verschillen tussen werkveld en school en dat ze daar tijdens hun stage mee te maken hadden gekregen.

Studenten gaan tijdens hun stage ook nog naar school. Voor Peter leverde dat

gezamenlijk een hoge werkdruk op: “Ik heb het tussen mijn vakken door gedaan, dus dat was heel stressvol.” Voor de acteurs was de stage deel van het vierde schooljaar, wat zo ingericht is

dat de studenten niet verplicht lessen hoeven te volgen als ze stage aan het lopen zijn. Het zoeken naar een stage begint echter al veel eerder, en een auditieproces voor één voorstelling kan maandenlang duren. Anouk vindt, vanuit haar positie als leidinggevende bij een leerbedrijf, dat onafhankelijke producenten weinig rekening houden met het feit dat stagiaires ook nog naar school moeten: “we willen niet het hele jaar door ons moeten aanpassen aan al die

audities die er zijn, want ze moeten vier keer terugkomen, en ze zijn er dus al die tijd niet, en ze zijn met hun hoofd niet bij de lessen.” Stagebegeleider Femke heeft dezelfde kritiek: “er gaat te veel concentratie en energie weg van de lessen op school”. Bij de opleiding waar zij deel van uit maakt zijn er al stappen gezet om de zoektocht naar de stage te formaliseren: stagiaires mogen pas vanaf een bepaalde datum auditie doen, en doen eerst een aanvraag bij de schoolleiding. Dat heeft een beetje geholpen, maar de problemen zijn nog niet compleet verdwenen.

Ook bij de studie theaterwetenschappen merkt de leiding dat er conflicten bestonden tussen stages en schoolwerk. Stagebegeleider Steven beschrijft dat enkele jaren geleden vrijwel alle studenten stage liepen, hoewel de stage nog geen vast onderdeel van de bachelor was. Daarom besloot de school om de stage te formaliseren:

“iedereen [liep] gewoon stage, laten we dat dan ook gewoon formeel doen, dat dat in het curriculum opgenomen kan worden per definitie. Want je had ook studenten die dat dan deden in een latere fase van hun studie, dan kwam dat er nog bovenop, ging het in de weg zitten van scriptie schrijven, uitstel, uitstel, uitstel.”

Volgens hem is de werkdruk nu beter verdeeld over de drie jaar van de bachelor. We zien dus dat, alhoewel stages leerzaam kunnen zijn, ze ook af kunnen doen aan het leerproces op school. Waar de stage waarde genereert, kan er tegelijkertijd ergens waarde weggenomen

worden. De onderhandeling tussen student, school en werkgever over de hoeveelheid tijd en energie die in een stage wordt gestoken is belangrijk voor de soort kennis en vaardigheden die worden ontwikkeld.

4.1.2 Signaleren en netwerken

Zoals hierboven beschreven kunnen scholen meer controle krijgen over de stages door ze een plek te geven in het curriculum en eisen te stellen aan zowel de werkgever als de student. Het verplichten van stages neemt wel een deel van het initiatief weg bij de studenten, wat gevolgen kan hebben voor de waarde van een stage. Volgens een statistisch onderzoek van Klein en Weiss is een verplichte stage minder effectief als signaal op de arbeidsmarkt: “Even though the literature provides evidence for beneficial effects of internships in general, we do not find an effect of compulsory internship programmes on labour market outcomes.” (984) Hun verklaring hiervoor is dat vrijwillige stages blijk geven van intrinsieke motivatie en een proactieve houding, terwijl verplichte stages dat niet of in mindere mate doen. Er wordt dus een heel ander signaal uitgezonden op het moment dat stages verplicht worden gemaakt.

Het bovenstaande kwam tijdens de interviews niet ter sprake. Volgens Spence kunnen mensen bezig zijn met signalen zonder dat ze dat zelf expliciet zo benoemen: “Notice that the individual, in acquiring an education, need not think of himself as signalling. He will invest in education if there is sufficient return” (358). Wellicht zien stagiaires de stage ‘gewoon’ als deel van hun opleiding, en is hun behaalde diploma het signaal dat ze willen uitzenden. Of wellicht zijn CV’s minder belangrijk dan vaardigheden in deze sector, bijvoorbeeld vanwege de rol die audities spelen bij het vinden van werk. Hoe dan ook, signaaltheorie is weinig toepasbaar op deze interviews. Wat opvalt is dat stagiaires vooral bezig zijn met het vinden van toekomstig

werk bij hun huidige werkgever. Daarmee gaan we voorbij aan de waarde van de stage als signaal, waar asymmetrische informatie een grote rol speelt, en komen we aan bij het sociale kapitaal dat een stage kan genereren. Toen Sarah werd gevraagd waarom ze stage was gaan lopen, was één van de redenen als volgt:

“dat ik mijn gezicht heb laten zien ergens en dat ze me kennen en dat ze weten hoe ik werk. Want als je straks van school af komt en je gaat audities doen, ja, die mensen zien je één keer en dan moeten ze daarop baseren van, hoe of wie jij bent en wat je kan, terwijl dat echt een momentopname is. En nu maken ze je mee in een proces en hoe jij bent in de groep en hoe jij werkt, en dat kan wel weer werk opleveren voor later.” Sarah heeft een jaar lang meegespeeld met een musical die door Nederland en België toerde, voor een stagevergoeding. Ze hoopt dat deze werkgever haar in het vervolg weer aanneemt voor nieuwe projecten. Ze heeft dus een grote investering gedaan om haar kansen bij deze werkgever te vergroten. We zien in de praktijk dat dit ook goed kan werken. Kleine en

middelgrote musicalproducenten werven mensen voor nieuwe projecten uit een vaste poule en zijn loyaal aan ‘hun mensen’. Binnen zo’n poule is er dan ook sprake van een gemeenschap van mensen die elkaar kennen en die al eerder hebben samengewerkt. Dankzij haar stage is Sarah nu de poule van haar werkgever binnengetreden. Ook Max en Peter zijn succesvol geweest in het binnentreden van een bedrijf en hebben na hun stage nieuw, betaald werk aangeboden gekregen van hun werkgever. Max stelt zelfs dat hij dit een van de belangrijkste voordelen vindt van stage lopen: “je komt als stagiaire veel makkelijker binnen in een bedrijf, ook gewoon omdat je goedkoop bent.” In zekere zin kunnen we dit zien als ‘inkopen’: iemand werkt een tijd voor een stagevergoeding om zo bij het bedrijf binnen te komen.

4.1.3 Uitproberen

Als laatste drijfveer zijn er de persoonlijke redenen. Het uitproberen hoe het is om voor een professionele productie te werken werd tijdens de interviews regelmatig genoemd. Steven werd gevraagd wat het doel is van de stage tijdens de theaterwetenschappen bachelor: “Een beetje proeven. Snuffelen aan de praktijk. Zo’n stage kan ook betekenen dat dat wat jij in je hoofd had, helemaal niet uitkomt, en dat je denkt, oké, dit is dus niet wat ik wil.” Dat laatste is noemenswaardig omdat het, zoals al eerder aangestipt, van grote waarde is voor de stagiair, maar niet voor de werkgever. Femke vraagt als stagebegeleider actief naar hoe de realiteit botst met de verwachtingen van de stagiaires: “Dat vind ik ook belangrijk, om daar naar te vragen. Hoe is dat, hoe vind je dat, te midden van zo’n groep? En hoe ervaar je het om zo ’s avonds te werken, om dit vak te doen? Bevalt het je? Is dit wat je wil gaan doen?” Op deze manier worden stagiaires door hun begeleiders vanuit school gestimuleerd om te reflecteren op hun eigen proces. Meestal lijken de verwachtingen van de stagiaires over hoe het is om echt in het theater te werken bevestigd te worden. Een stage kan zelfs als aanmoediging werken: “Als je dan een stage moet doen dan denk je, oh ja, wacht, maar hier doe ik het eigenlijk straks allemaal voor en daarvoor ben ik hier,” zegt Peter. Er zijn naast het uitproberen van werk andere persoonlijke redenen te bedenken om stage te lopen, maar daar kwamen er geen van naar voren in de interviews.

Hierboven staan vier manieren beschreven waarop stages waardevol kunnen zijn: leren, signaleren, netwerken en uitproberen. De stage lijkt vooral uit te blinken in het verwerven van sociaal kapitaal, wat vervolgens ingezet om aan meer (betaald) werk te komen. Ook voor de leerzaamheid van een stage valt wat te zeggen, maar de waarde daarvan wordt ondermijnd

door het feit dat stages momenteel niet ingericht zijn om het leerproces te bevorderen en tegelijkertijd ook af kunnen doen aan het leerproces op school.

Tot in welke mate de stagiair erin slaagt om inderdaad deze waarde ‘uit de stage te

halen’ is van een aantal factoren afhankelijk.In de interviews met de stagiaires werd in de

vragen bewust een onderscheid gemaakt tussen wat de motivatie was om stage te lopen, wat de stagiair uiteindelijk gedaan heeft en hoe ze er op terug kijken. Er zijn geen incongruenties aan te wijzen tussen de antwoorden op deze vragen; wat de student motiveerde om stage te lopen is ook wat de student er tot op zekere hoogte uit heeft gehaald. Er zijn echter wel een drietal factoren aan te wijzen die bepalend zijn geweest voor het succes van de stage: verantwoordelijkheid, variëteit en een ondernemende houding.

4.1.4 Verantwoordelijkheid

Alle drie de stagebegeleiders waren het er over eens dat een stage waardevoller wordt als de stagiair meer verantwoordelijkheid krijgt. Met welke soorten waarde houdt

verantwoordelijkheid verband? Volgens producent Anouk levert een stage met

verantwoordelijkheden een beter resultaat als het gaat om scholing: “[daar leer je meer van] dan als je derde lepel van achter bent in Beauty and the Beast, ik zeg maar wat, een jaar lang.” Met Steven werd kort gesproken over de stages van acteurs, en hij heeft een vergelijkbare mening: “Met die stage studeren [acteurs] eigenlijk af. Dan kan je niet achter op het toneel met een lans staan, dan moet je met de billen bloot.” Enige druk en enig risico worden beschouwd als een goede katalysator voor een leerproces. Stagiaires met verantwoordelijkheid zijn sneller geneigd is om actief nieuwe vaardigheden te ontwikkelen, bewust of onbewust, om zo te voorkomen dat er iets fout gaat.

Ook de stagiaires zelf beschrijven dat ze verantwoordelijkheid waarderen. Max was swing voor een grote musicalvoorstelling, wat betekende dat hij moest kunnen invallen voor zeven verschillende acteurs.:

“als er iemand uitvalt, dan krijgen we de dag zelf te horen wat we moeten doen. Dus dan krijgen we dan, rond een uur of twaalf dan, een mailtje […] En nou, iedereen heeft echt superveel respect. En na de voorstelling, als het dan goed is gelopen, nou ja, dan wordt je zo gewaardeerd en dan zeggen ze, dankjewel voor het redden van onze show dan eigenlijk.”

Het mag vanzelf spreken dat het tegelijkertijd instuderen en bijhouden van zeven verschillende rollen in één voorstelling een enorm karwij is, en voor Max waren de momenten dat hij moest invallen een kans om te bewijzen dat hij deze verantwoordelijkheid goed kon dragen. Peter was stagiair marketing bij een musicalproductie en moest ook schakelen tussen verschillende rollen:

“Wij werkten wel echt met een superklein team en [het] was natuurlijk een megaklus, dus op een gegeven moment was ik ook de minister aan het uitnodigen, was ik het programmaboekje aan het schrijven, was ik bij de eerste repetitie erbij om dingen te kijken en dingen op te schrijven en pers te begeleiden. Dat ging heel snel. Ik heb daar superveel geleerd natuurlijk.”

Voor Peter was het krijgen van de verantwoordelijkheid over deze taken een blijk van vertrouwen in zijn capaciteiten, en tegelijkertijd een kans om te laten zien dat hij deze taken succesvol kon uitvoeren. Zowel Max als Peter vertalen hier de belangrijke taken die ze verricht hebben tijdens hun stage in een signaal voor de hoeveelheid verantwoordelijkheid die een