• No results found

Als jongste minister van het nieuwe kabinet-Drees positioneerde Zijlstra zich onmiddellijk als wetenschapper in de politiek. Zijn academische ach- tergrond kenmerkte zijn politieke stijl, maar beïnvloedde ook zijn werkwij- ze op het departement van Economische Zaken. ‘Niet verdrinken in bergen paperassen, niet aan het einde van de werkdag met drie of vier uitpuilende tassen als voer voor de avond of zelfs een deel van de nacht naar huis.’2 Waar het kon delegeerde hij. ‘Bureau schoon, geen afspraken, tijd om na te den- ken.’3 Het ambtelijk apparaat stuurde Zijlstra aan op de hoofdlijnen. Zijn visie op economische orde, die was uitgekristalliseerd in zijn jaren als hoog- leraar, was daarbij de rode draad.

Het was exact waar de conservatieve mannenbroeders van de arp be- ducht voor waren, nu Zijlstra begin september 1952 op het bordes van Paleis Soestdijk verscheen. Ook veel kranten en het bedrijfsleven besteedden spe- ciale aandacht aan de jongste minister, die met zijn moderne denkbeelden het belangrijke departement op de Bezuidenhoutseweg bestierde.4 ‘Het kabi- net der linkse doorbraak’, kopte het rabiaat rechtse Burgerrecht, dat conclu- deerde dat de arp met Zijlstra in plaats van Van der Kooy als minister koos voor het dirigisme.5 De PvdA verwelkomde de jonge econoom daarentegen. ‘Welkom anti’s’, schreef zijn vroegere studiegenoot Van der Ploeg in het reli- gieus-socialistische weekblad Tijd en Taak. Met Zijlstra op ez en Johan van de Kieft en Ko Suurhoff als PvdA-ministers op Financiën en Sociale Zaken voorspelde Van der Ploeg sociaal-economisch een progressieve koers.6 De pennenstrijd over Zijlstra’s politiek-inhoudelijke oriëntatie verstom- de in december, toen de jonge econoom zijn maidenspeech hield. Met vier speerpunten borduurde Zijlstra onmiskenbaar voort op het beleid van zijn voorganger van kvp-huize, Jan van den Brink. Met de elegante formule ‘globaal ingrijpen op strategische punten’ verwees hij speculaties over zijn vermeende dirigisme naar de prullenmand.7 Het adagium gaf blijk van een visie die was terug te voeren op sleutelpublicaties uit eerdere jaren, zoals zijn oratie, de studie voor de Grote vier en zijn recensie van De weg naar vrijheid. Het vormde het bredere kader waarop Zijlstra zijn beleidsdenken baseerde. Hoewel de accenten later gingen verschuiven, bleven de grondto- nen daarvan steeds dezelfde.

Van ‘verontrust’ verzet tot troetelkind van het parlement

Het aantreden van Zijlstra en collega-minister Jacob Algera maakte in anti- revolutionaire kring veel los. In de verkiezingscampagne was de PvdA nog fel geattaqueerd en bestempeld als ‘een der gevaarlijkste bedreigingen in deze tijd’.8 Hoe viel dit te rijmen met deelname aan het kabinet van een so- cialistische premier? De beeldvorming rondom Zijlstra versterkte de on- rust. De jonge hoogleraar had zich afgezet tegen aloude antirevolutionaire principes, was tot rood bestempeld en werd hartelijk welkom geheten door de socialisten. Hoewel een progressief smaldeel opgelucht ademhaalde, gistte het in de rest van de partij. In aanloop naar het partijcongres van 24 september vormde zich een gesloten front van ‘verontrusten’, met als be- langrijkste woordvoerders oud-premier Pieter Sjoerds Gerbrandy en J.P.A. Mekkes, hoogleraar in de wijsbegeerte van Dooyeweerd.9 Fel en furieus werd regeringsdeelname op het congres door hen veroordeeld. Gerbrandy hekelde het staatssocialisme, terwijl Mekkes sprak van een ‘zwenking als nooit tevoren’. Een coup, waarbij zich ‘een volle terugtocht’ uit de antirevo- lutionaire principes aftekende.10

Lijnrecht tegenover deze scherpslijpers stonden de vu-hoogleraren André Donner, Okma en Waterink, die op het congres juist hun steun voor regeringsdeelname uitspraken. Ondertussen probeerden Schouten en de partijtop met man en macht het beeld van een breuk of ommezwaai in de partij te ontkrachten. De arp had in deze formatie niet anders gehandeld dan normaal, gekregen wat was geëist en zich geenszins uitgeleverd aan het socialisme.11 Ook Trouw ijverde onder leiding van hoofdredacteur Bruins Slot om de onvrede te verbloemen. Zijlstra was geen socialist en de partij werd niet verscheurd door een richtingenstrijd.12 De felle clash op het par- tijcongres werd in de antirevolutionaire krant ‘een zeer levendig debat’ ge- noemd, waarin ‘aanvankelijk niet eenstemmig werd gedacht’.13 Doordat an- dere kranten zoals De Telegraaf ook verslag deden, kwam het beeld van de ‘heftige oppositie’ van Gerbrandy en Mekkes toch naar buiten.14 De arp was tot op het bot verdeeld over de kabinetsdeelname en de echo van 1952 zou nog lang in de partij doorklinken.

Buiten de partij werd eveneens driftig gediscussieerd over de koersver- andering van de arp en de rol die minister Zijlstra hierbij speelde. In een felle pennenstrijd onderzochten linkse en rechtse media de jonge econoom op ‘rode vlekken’.15 Had de PvdA in hem slim een zesde minister gevonden of hield Zijlstra er minder radicale denkbeelden op na? De vraag bleef voor- alsnog onbeantwoord, aangezien de inhoudelijke kennismaking met de mi- nister pas bij de behandeling van zijn begroting zou plaatsvinden. Een voorschot gaf Zijlstra wel, toen hij eind oktober een redevoering voor het

Nederlands Verbond van Werkgevers (nvw) hield. Na alle wilde verhalen stichtte hij ‘verwarring’, toen hij vrijhandel en bedrijfsleven huldigde als de ruggengraat van de Nederlandse economie. Waar dit de buitenwereld ver- raste, was het precies de teneur van het rapport voor de Grote vier, waaraan Zijlstra en Witteveen juist in deze periode de laatste hand legden.16 ‘Een vervelend geval voor dat rijtje weekbladen en napratende weekblaadjes, die het zo goed wisten te vertellen, dat het met Prof. Zijlstra helemaal mis was,’ constateerde arp-senator Hendrik Algra tevreden in het Friesch Dagblad, de krant waarvan hij hoofdredacteur was.17

Het was een voorproefje voor Zijlstra’s maidenspeech, begin december. ‘Eventuele onzekerheden’ over zijn denkbeelden hoopte hij die dag weg te nemen. De jonge minister had erg tegen dit eerste optreden in het parle- ment opgekeken.18 Hij stelde zich nederig op. Zijn taak was zwaar, vooral omdat hij ‘politiek en parlementair onervaren’ was. Zijn voorganger Van den Brink was bovendien een meer dan uitstekend minister geweest. Wat volgde was Zijlstra’s politiek-economische geloofsbelijdenis. Eerst somde

hij de ‘primaire geboden’ van zijn economische beleid op: industrialisatie, bevordering van export, groeiende productiviteit en een actieve integratie- politiek. De overheid had daarbij een essentiële taak te spelen, maar het bedrijfsleven was de echte motor van het economisch leven. Particulier ei- gendom en ondernemingsgewijze productie vormden de kern van onze economische orde. Als pijlers van vrijheid waren zij bovendien cruciaal voor het ‘functioneren van de democratische staat’. De overheid moest steu- nen, stimuleren en soms sturen, maar had daarbij ‘een zo groot mogelijke constantheid’ in acht te nemen. Dat noemde Zijlstra een grondwet van het economische beleid, waaraan het adagium ‘globaal ingrijpen op strategi- sche punten’ uiting gaf.19

Het was een ‘parlementair evenement’ van de eerste orde, schreef Trouw de volgende dag.20 Na afloop van zijn maidenspeech was Zijlstra van alle kanten gefeliciteerd met een voortreffelijke redevoering. Het was 4 decem- ber en de minister verdiende volgens de PvdA ‘niet de gard, maar de koek’. Bovendien waren er geen ‘dirigistische apen’ uit zijn mouw gekomen, wat zowel de confessionele partijen als de vvd verheugde. De rede had een ‘li- beraal goed in de oren’ geklonken, verklaarde Kamerlid ‘Toek’ van Leeu- wen. vvd-leider Oud, die zich op voorhand kritisch over Zijlstra had uitge- laten, schudde hem na afloop omstandig de hand.21 Zelf had de minister ook kort teruggeblikt op al zijn eerdere redevoeringen die zo veel ophef hadden veroorzaakt. ‘Ik twijfel dan weleens aan mijzelf, of ik wel beginsel- vast ben,’ klonk het met een knipoog naar de critici in eigen kring.22 De pers kwam woorden tekort om hem lof toe te zwaaien. ‘Een fonkelende, boeien- de rede’, kopte het Algemeen Dagblad, dat tevens een cartoon afdrukte van een vlijtig docerend econoom. Het parlement had in de benjamin van het kabinet zijn ‘enfant chéri’ gevonden, schreef Het Parool.23 Ook het bedrijfs- leven haalde opgelucht adem. Zijlstra’s opvattingen hadden ‘nooit en te nimmer als “links georiënteerd” […] mogen worden gequalificeerd’, erken- de De Zakenwereld. Zelfs ‘de meest verwoede Nederlandse McCarthy’ kon in deze redevoering geen enkel bewijs voor ‘vervolging’ vinden.24 Het was de boodschap die ook doordrong tot het buitenland. ‘Pas de dirigisme,’ con- cludeerde de Franse krant Le Monde.25

Koers bepalen op een belegerd departement

In de middag van 2 september, direct na de beëdiging van het nieuwe kabinet, had Zijlstra zijn eerste ministerraadsvergadering meegemaakt in de statige Trêveszaal. ‘Het was spannend en bedreigend tegelijk,’ blikte hij later terug op zijn eerste dagen als minister.26 Tussen zwaargewichten als premier Drees, kvp-minister Louis Beel van Binnenlandse Zaken en Landbouwminister Sic-

co Mansholt van de PvdA hield hij zich voorlopig stil. Aftasten, wat niet al te lang zou duren. Zijn antirevolutionaire collega Algera was ook Fries en was zestien jaar ouder. Sinds 1937 was Algera Kamerlid voor de arp. Hij had be- stuurlijke ervaring opgedaan in de Friese Gedeputeerde Staten. Rustig, be- scheiden en bedaard. Algera was een ‘geheel andere man’ dan Zijlstra, aldus het antirevolutionaire partijblad Nederlandse Gedachten. De minister van Economische Zaken was jong, energiek en vol van zelfvertrouwen. ‘Hij durft!’ Ook zijn kledingstijl viel op. Met zijn sportieve, lichte jasjes was hij uit ander hout gesneden dan de mannenbroeders die zich in zwarte wollen pakken ver- toonden. Met zijn kuif en bril oogde hij jeugdig, onbezorgd en professoraal. Zijn carrière verliep ogenschijnlijk vlot en gemakkelijk.27

Zijlstra had niet veel tijd nodig om aan zijn nieuwe functie te wennen. Algauw verbrak hij zijn stilzwijgen in de ministerraad en profileerde zich in discussies over belangrijke dossiers. Bovendien vertrok hij vijf dagen na zijn aantreden al op zijn eerste buitenlandse reis. Naar Luxemburg, waar het ontstaan van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal feestelijk werd gevierd. Vier jaar eerder had Zijlstra op de conferentie van Westmin-

De nieuwe ministers van het kabinet-Drees op het bordes van paleis Soestdijk, met boven v.l.n.r. A.C. de Bruijn, Zijlstra, W.J.A. Kernkamp, J. Algera en H.B.J. Witte; on- der v.l.n.r. J.G. Suurhoff, L.A. Donker, J. van de Kieft, J.M.L. Th. Cals, J.W. Beyen en J.M.A.H. Luns.

ster de geboorteweeën van de sectorgewijze integratie meegemaakt. Nu hief hij als hoogwaardigheidsbekleder het glas op de samenvoeging van de ko- len- en staalmarkt van de zes lidstaten. Kosten noch moeite waren gespaard. ‘Adembenemend’ was de aaneenschakeling van plechtigheden, diners en lunches.28 Ook vond de eerste egks-vergadering plaats, waar Zijlstra de de- gens moest kruisen met zijn buitenlandse collega-ministers. Bovendien maakte hij tijdens de festiviteiten kennis met tal van regeringsleiders, onder wie de Duitse bondskanselier Konrad Adenauer. Na een van de luxueuze diners sprak de 68-jarige Adenauer de jonge Nederlandse minister aan. ‘U moet mij iets beloven,’ zei de bondskanselier, zittend op een chic negentien- de-eeuws bankje in het prestigieuze hotel Brasseur. ‘Voor Europa is het van- daag springvloed, maar dat blijft niet zo. Later, als ik er niet meer ben, ko- men de tegenslagen. Dan wordt het voor Europa eb en komt het erop aan vol te houden. U moet mij beloven standvastig te zijn en Europa trouw te blijven.’ De openhartigheid van deze wereldleider van formaat maakte op de jonge Zijlstra diepe indruk. Ook hij was overtuigd aanhanger van de Europese integratie. De strijdbijl in Europa moest definitief begraven wor- den. Gezeten naast Adenauer, die hem in leeftijd tweemaal overtrof, beloof- de hij trouw aan de Europese zaak.29

De gelofte kwam niet uit de lucht vallen en lag in het verlengde van Zijl- stra’s jarenlange betrokkenheid bij de Europese Liga voor Economische Sa- menwerking. Het Europese project was een vredesmissie, maar als lid van de Liga zag Zijlstra het ook als een economische en geopolitieke noodzaak. Deze visie bleef leidend, zoals hij kort na zijn aantreden als minister aan de Belgische baron Boël liet weten. ‘Ma nouvelle fonction n’affectera pas essen- tiellement mes vues en matière des possibilités et de opportunité de l’in- tégration économique européenne.’30 Zo nu en dan bleef Zijlstra spreken op congressen van de Liga. Ook onderhield hij contact met prominente leden zoals F.E. Spat van Philips, de latere Eurocommissaris Jean Rey en de Britse politica Juliet Rhys-Williams. De Europese integratie kwam ook in Zijlstra’s maidenspeech terug. Het was een van de vier ‘geboden’ van zijn economi- sche beleid. Op het departement werd onder zijn leiding een proactieve koers uitgestippeld, die parallel liep aan het streven van de Liga. In de mi- nisterraad zocht Zijlstra ondertussen draagvlak voor de plannen. Een half- jaar later zou hij op dit punt al een belangrijke overwinning boeken.

Naast de Europese zaak, die Zijlstra na aan het hart lag, stond in deze eerste maanden ook de krachtsverhouding tussen de nieuwe ministers op het spel. Bij de portefeuilleoverdracht had Van den Brink zijn opvolger met- een gewaarschuwd voor minister Mansholt, die met een nieuwe landbouw- wet tal van taken van ez dreigde over te nemen. De wet was ontworpen

zonder enig overleg met Economische Zaken, zoals Zijlstra in een interne nota van het departement kon lezen, en hield geen rekening met de verant- woordelijkheden van ez op het vlak van buitenlandse handel. Het was de opmaat voor een heuse machtsstrijd tussen beide ministers.31 Gevoed door zijn ambtelijk apparaat wist Zijlstra in december met Mansholt tot overeen- stemming te komen.32 Desalniettemin bleef er strijd tussen beide ministers. Zij vonden elkaar in het streven naar Europese integratie, maar het agrari- sche deelbelang dat Mansholt verdedigde stond vaak haaks op de algemene economische politiek van Zijlstra. Bovendien botsten zij als twee krachtige persoonlijkheden, die beiden hun stempel op het kabinetsbeleid wilden drukken.33

De expansiedrift van Mansholt kwam neer op een belegering van bin- nenuit, aangezien het Landbouwministerie in hetzelfde gebouw als ez aan de Bezuidenhoutseweg was gevestigd. Er zetelde in dat gebouw nog een derde minister in deze kabinetsperiode, die zelfs het ambtelijk apparaat met Zijlstra deelde. Dit was A.C. de Bruijn, die namens de kvp minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie was. Hij moest de corporatieve orde- ning van het economisch leven vormgeven, een streven dat vooral de ka- tholieke partijtop na de oorlog inspireerde. De Bruijn ging vol vertrouwen aan het werk, maar was in wezen volledig afhankelijk van zijn collega-mi- nisters, aangezien hij geen eigen portefeuille beheerde. De bedoeling was het oprichten van bedrijfschappen, waarin werkgevers en werknemers per sector samenwerkten. Deze schappen zouden vergaande bevoegdheid over lonen, prijzen en bedrijfsvoering krijgen. Van Zijlstra kreeg De Bruijn daar- bij weinig steun. De oudere vakbondsman zat ‘weggestopt’ in een uithoek van het departement. Zijlstra zag de oprichting van schappen als een gevaar voor marktwerking en ondernemerschap. Middels het professorenadres had hij al in 1949 samen met Witteveen tegen de pbo-wet van minister Van den Brink campagne gevoerd. Het had blijk gegeven van zijn principiële afwijzing van het pbo-streven. In een brief aan De Bruijn riep Van den Brink deze episode in 1954 in herinnering. De wijze waarop Zijlstra zijn prijs- en kartelbeleid wilde inrichten betekende, aldus Van den Brink, ‘ge- heel in de geest van het request der hoogleraren, […] de dood voor de pu- bliekrechtelijke bedrijfsorganisatie’.34 Ondanks deze waarschuwing kreeg De Bruijn in de vier jaar dat hij minister was weinig gedaan.35

Algauw was duidelijk dat de nieuwe arp-minister geen lichtgewicht was. Zijlstra hield zich op de Bezuidenhoutseweg staande tegenover Mans- holt en De Bruijn en mengde zich in de ministerraad vol zelfvertrouwen in de discussies. Veelzeggend was de analyse van Philips-lobbyist Spat, die in maart 1953 voor zijn werkgever het krachtenspel schetste in het nieuwe

kabinet. Sympathie voor bedrijfsleven en grootbedrijf stond in zijn analyse centraal. Drees en Van de Kieft scoorden wat dat betreft laag. ‘Weinig in- dustrie-minded’ en ‘wantrouwend’, schreef Spat aan Frits Philips. Met zijn ‘bijzonder klare en scherpe geest’ had Zijlstra wel ‘een open oog voor eco- nomie’. De belangenbehartiger wist waarover hij sprak. Namens Philips hield Spat kantoor vlak bij het Binnenhof, op het Lange Voorhout, waar hij Zijlstra vaak had meegemaakt. Spat had het werk van Zijlstra en Witteveen voor de Grote vier begeleid en kende de arp-econoom bovendien uit de Europese Liga voor Economische Samenwerking. Als minister zou Zijlstra zich niet blindelings door de belangen van de ‘groot-industrie’ laten leiden, aldus Spat in zijn analyse, maar een gunstig beleid voor ‘brede categorieën van ondernemers’ kon wel van hem worden verwacht. Hij stelde vast dat door het vertrek van Lieftinck en de komst van Van de Kieft ‘in de Minis- terraad het spel van krachten gunstiger ligt voor Economische Zaken te- genover Financiën dan onder het vorige kabinet’.36 Zijlstra wist de fatsoen- lijke maar al te goede Van der Kieft inderdaad te overvleugelen. Hij was geen econoom en had weinig weerwoord op de deskundige argumenten van Zijlstra. ‘Ik probeerde het niet uit te buiten. Ik deed het achter de scher- men, door een goede relatie op te bouwen met de ambtelijke top van het andere departement.’37

Het departement dat Zijlstra onder zijn hoede kreeg was volgens zijn staatssecretaris, van de kvp’er Gerard Veldkamp, ‘een bijna perfecte ambte- lijke organisatie’. Veldkamp was verantwoordelijk voor middenstandsza- ken, al had zijn benoeming wat voeten in de aarde gehad.38 Zijlstra had aanvankelijk namelijk wat moeite met een kvp’er naast zich. Op het depar- tement zetelde met pbo-minister De Bruijn al een andere katholieke be- windsman, maar in de formatie had kvp-leider Romme eveneens een staatssecretaris op ez bedongen. De eerste kandidaten die Romme aan- droeg had Zijlstra afgewezen, maar de jonge econoom Veldkamp, 31 pas, kreeg wel zijn zegen. Desalniettemin gaf de minister in hun eerste gesprek duidelijke grenzen aan. ‘Dus u bent staatssecretaris voor de middenstand en voor niets anders. U bent staatssecretaris voor míj en niet voor minister De Bruijn en naar de rea gaat u alleen als ik dat wil.’39 Veldkamp verzette zich tegen die laatste eis. Na een interventie van Romme kreeg hij alsnog toegang tot de raad voor economische aangelegenheden. De rea was een belangrijke onderraad van de ministerraad, waar betrokken bewindslieden overleg voerden over sociaal-economische beleidsvragen. De Bankpresi- dent en de directeur van het cpb hadden ook zitting in de rea.40

Ondanks de stroeve start ontstond een goede werkverhouding tussen het jonge span op ez. De bewindslieden probeerden op maandagmiddag bij te

praten tijdens een lunch. Ondanks hun eigen verantwoordelijkheid kreeg Veldkamp algauw meer taken toegeschoven. Zijlstra had het druk en was veel onderweg. Werkbezoek aan de provincies, buitenlandse handelsmis- sies en de vergaderingen van de egks in Luxemburg. Dossiers waarvoor hij geen tijd had of die hem weinig interesseerden droeg Zijlstra aan Veldkamp