• No results found

Het beheerplan gaat in het tweede hoofdstuk in op de instandhoudingsdoelen

waarvoor het Natura 2000-gebied Lauwersmeer is aangewezen. Het derde hoofdstuk geeft een gebiedsbeschrijving weer waarbij onder andere de werking en de

sleutelprocessen van het ecologische systeem in het Lauwersmeer worden beschreven. Relevante plannen en beleid en de activiteiten die momenteel plaatsvinden in en om het Natura 2000-gebied zijn beschreven in het vierde

hoofdstuk. In hoofdstuk vijf wordt de PAS gebiedsanalyse uitgewerkt en toegespitst op de broedvogels en niet-broedvogels. In dit hoofdstuk worden tevens de behoud- en herstelstrategieën beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk zes de

instandhoudingsdoelen nader uitgewerkt en toegelicht. Dit hoofdstuk bevat

maatregelen die uitgevoerd gaan worden om de instandhoudingsdoelen te bereiken. Het zevende hoofdstuk beschrijft op welke wijze de afspraken in dit beheerplan uitgevoerd en bekostigd worden, hoe de monitoring er uit ziet en wie

verantwoordelijk is voor communicatie, monitoring en evaluatie van het beheerplan. Dit hoofdstuk bevat eveneens de sociaal economische aspecten waarbij wordt aangehaald wat de gevolgen van het huidige gebruik in het gebied zijn en wat dit betekent voor de verdere ontwikkeling van activiteiten en economische bedrijvigheid in om het Natura 2000-gebied Lauwersmeer. Hoofdstuk 8 bevat een kader voor vergunningverlening waarbij de procedure voor toekomstige activiteiten kort wordt toegelicht. Hoofdstuk 9 bestaat tenslotte uit diverse bijlagen waaronder een literatuurlijst, een verklarende woordenlijst en kaarten.

Niet iedereen zal het plan van voor tot achter helemaal lezen. Om ieder hoofdstuk afzonderlijk leesbaar te houden zijn herhalingen onvermijdelijk. Voor diegenen die geïnteresseerd zijn in een specifiek onderdeel van het beheerplan moeten bepaalde zaken uit eerdere hoofdstukken opnieuw teruggehaald of toegelicht worden. In het Natura 2000-beheerplan worden enkele specifieke termen gebruikt waarvan de betekenis voor niet-ingewijden niet altijd duidelijk is. Dergelijke termen worden in het beheerplan zo veel mogelijk vermeden. Voor een overzicht van gebruikte termen wordt verwezen naar de verklarende woordenlijst achterin het beheerplan.

2

Instandhoudingsdoelstellingen

In Europees verband is afgesproken om de biologische diversiteit te waarborgen. Het realiseren van een netwerk van natuurgebieden van Europees belang (Natura 2000) is hiervoor een belangrijk instrument. De bijdrage van Nederland aan het Europese netwerk is vertaald in Natura 2000-doelen. Deze doelen zijn zowel op landelijk als op gebiedsniveau geformuleerd. Het Natura 2000-netwerk is opgedeeld in acht zogenaamde Natura 2000-landschappen. Het Lauwersmeer valt onder het landschaptype Meren en Moerassen. Elk van deze Natura 2000-landschappen levert nu en op termijn een eigen specifieke bijdrage aan de instandhouding van

biodiversiteit van de Europese Unie.

Naast de landelijke Natura 2000-doelen zijn voor elk gebied specifieke doelen voor soorten en/of habitattypen geformuleerd. Dat zijn de instandhoudingsdoelstellingen die in het aanwijzingsbesluit zijn vastgelegd (Ministerie van LNV, 2006a).

In dit hoofdstuk komen de gebiedsspecifieke doelen aan de orde. Tevens zijn in de laatste paragraaf de ecologische vereisten van de instandhoudingsdoelen

beschreven.

2.1 Kernopgaven

In het kader van Natura 2000 zijn voor elk van de acht landschapstypen, in dit geval

Meren en Moerassen zogenaamde ‘kernopgaven’ geformuleerd. De kernopgaven zijn

geformuleerd met als doel het stellen van verdere prioriteiten voor de daar voorkomende habitattypen en soorten; de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap; de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Per landschaptype omvatten ze de belangrijkste behoud- en herstelopgaven. De kernopgaven geven prioriteiten (“richting geven”) aan het beheer in de gebieden. Het gaat daarbij om habitattypen en soorten die sterk onder druk staan en/of waarvoor Nederland van (zeer) groot belang is. De landschappelijke opgave voor Meren en Moerassen wordt als volgt beschreven:

Behoud en herstel van samenhang tussen slaapplaatsen en foerageergebieden in het bijzonder voor grasetende watervogels en meervleermuizen (de belangrijkste

kraamkamerfunctie en slaapfunctie van de meervleermuis ligt vooral in gebouwen buiten de Natura 2000 gebieden). Voor afgesloten zeearmen en randmeren behoud van de specifieke betekenis van de verschillende onderdelen voor habitattypen en vogels. Herstel van mozaïek van verlandingstadia van open water tot moerasbos en herstel van gradiënt watertypen (inclusief brak) met name in het deellandschappen Laagveen (Ministerie van LNV, 2006a).

Behalve op landschapsniveau heeft ook elk Natura 2000-gebied één of meer kernopgaven. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de kernopgaven van een landschap. Elk Natura 2000-gebied levert nu en op termijn een eigen specifieke bijdrage aan de instandhouding van de biodiversiteit van de Europese Unie. De kernopgaven zijn geformuleerd op basis van deze bijdragen, de belangrijkste verbeteropgaven, de aangewezen habitattypen en soorten en op basis van de ‘knoppen waaraan gedraaid kan worden’. De kernopgaven moeten leiden tot een duurzame bescherming van gebieden en een gunstige staat van instandhouding van specifieke habitattypen en soorten (Ministerie van LNV, 2006a).

Deze kernopgaven vergen op landschaps- en gebiedsniveau een samenhangende aanpak in beheer en inrichting. In hoofdstuk 5 is dit verder uitgewerkt. De kernopgaven geven de belangrijkste behoud- en herstelopgaven aan, stellen prioriteiten en geven richting bij het opstellen van de beheerplannen (Ministerie van LNV, 2006a). De kernopgaven voor het Lauwersmeer, zoals aangegeven in het Gebiedendocument (Ministerie van LNV, 2006b) en conform het Natura 2000 doelendocument (Ministerie van LNV, 2006a) zijn opgenomen in Tabel 2.1.

Tabel 2.1. Kernopgaven, ‘sense of urgency’ en wateropgave van het Lauwersmeergebied (Bron: Ministerie van LNV 2006a).

Kernopgave (en code)

Beschrijving kernopgave Sense

of urgency Wateropgave 401 Evenwichtig systeem

Nastreven van een meer evenwichtig systeem met goede waterkwaliteit voor waterplanten, vissen en schelpdieren mede t.b.v. vogels zoals kleine zwaan A037, tafeleend A059, kuifeend A061 en nonnetje A068.

Nee Ja

402 Rui- en rustplaatsen

Voldoende open water met ruiplaatsen en rustgebieden voor watervogels zoals fuut A005, ganzen, slobeend A056 en kuifeend A061.

Nee Nee

403

Moerasranden

Moerasvorming aan de randen van de meren voor land-water interactie, paaigebied vis en voor moerasvogels als roerdomp A021.

Nee Ja

404 Plas-dras situaties

Plas-dras situaties voor smienten A050 en broedvogels zoals kemphaan A151.

Nee Nee

2.2 Instandhoudingsdoelstellingen

Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de natuurlijke habitats en populaties van wilde dier- en plantensoorten in een gunstige staat van instandhouding behouden of waar nodig herstellen. Voor elk van de Natura 2000-gebieden zijn daartoe

instandhoudingsdoelen ontwikkeld. Per habitattype en per soort is uitgegaan van landelijke doelen en de bijdrage die een gebied redelijkerwijs kan leveren aan het bereiken van een gunstige staat van instandhouding op landelijk niveau. De instandhoudingsdoelen voor de Natura 2000-gebieden zijn verwoord in de

betreffende aanwijzingsbesluiten en worden verderop in deze paragraaf beschreven. Naast deze instandhoudingsdoelen zijn ook algemene doelen geformuleerd.

2.2.1 Algemene doelen

Voor alle Natura 2000-gebieden zijn de volgende algemene doelen aangegeven (Ministerie van LNV, 2007):

1. Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de biologische

diversiteit en aan de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats en soorten binnen de Europese Unie.

2. Behoud van de bijdrage van het Natura 2000-gebied aan de ecologische

samenhang van het Natura 2000 netwerk zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie.

3. Behoud en waar nodig herstel van de ruimtelijke samenhang met de omgeving ten behoeve van de duurzame instandhouding van de in Nederland

voorkomende natuurlijke habitats en soorten.

4. Behoud en waar nodig herstel van de natuurlijke kenmerken en van de

samenhang van de ecologische structuur en functies van het gehele gebied voor alle habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd. 5. Behoud of herstel van gebiedsspecifieke ecologische vereisten voor de duurzame

instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd.

2.2.2 Instandhoudingsdoelen

Naast de kernopgaven, zijn er voor elk gebied specifieke doelen voor een aantal habitattypen en soorten geformuleerd. Dit zijn de instandhoudingsdoelen welke in het aanwijzingsbesluit zijn vastgelegd.

In onderstaande essentietabel (Tabel 2.2) zijn de instandhoudingsdoelstellingen samengevat. Voor het Lauwersmeer gaat het om 13 broedvogels en 29 niet- broedvogels (trekvogels en wintergasten).

De tabel bevat informatie over de staat van instandhouding van de natuurwaarden op landelijk niveau (SVI, Staat Van Instandhouding). De staat van instandhouding is voor habitattypen en (vogel)soorten op een aantal aspecten beoordeeld als: gunstig, matig ongunstig of zeer ongunstig. Hierbij gaat het bij de (vogel)soorten om

verspreiding, populatie, leefgebied en toekomstperspectief. Het totaal aan scores van deze aspecten bepaalt de staat van instandhouding. De kolom “Relatieve bijdrage” geeft het belang van het Lauwersmeer aan voor de specifieke doelsoorten.

Toelichting bij de tabel

Landelijke staat van instandhouding

De landelijke staat van instandhouding is voor 10 van de 13 broedvogelsoorten die aangewezen zijn als ‘zeer ongunstig’ tot ‘matig ongunstig’ beoordeeld. Voor de niet- broedvogels is de landelijke staat van instandhouding ‘matig tot zeer ongunstig’ voor 13 van de 29 soorten.

Relatieve bijdrage

Het gebied vervult hoofdzakelijk een slaapplaatsfunctie (s), foerageerfunctie (f) of beide (sf).De landelijke staat van instandhouding is voor 10 van de 13

broedvogelsoorten die aangewezen zijn als ‘zeer ongunstig’ tot ‘matig ongunstig’ beoordeeld. Voor de niet-broedvogels is de landelijke staat van instandhouding ‘matig tot zeer ongunstig’ voor 13 van de 29 soorten.

Doelstelling omvang en kwaliteit leefgebied

Uit de tabel blijkt dat met uitzondering van de Kemphaan voor alle broedvogels een behoudsdoelstelling voor de omvang en kwaliteit van het leefgebied geldt. Voor alle niet-broedvogels is eveneens een behoud van omvang en kwaliteit van het

leefgebied aangewezen.

Draagkracht aantal vogels/paren

Voor de broedvogels is een concreet aantal broedparen genoemd en voor de niet- broedvogels een seizoensmaximum of seizoensgemiddelde.

Tabel 2.2. Overzicht instandhoudingsdoelen voor het Lauwersmeer.

W: Kernopgave met wateropgave, SVI: Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig), =: Behoudsdoelstelling, >: Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling. Instandhoudings- doelen SVI Landelijk Doelst. Opp.vl. Doelst . Kwal. Relatieve Bijdrage Doelst. Pop. Draagkracht # vogels Doelst. Pop. Draagkracht # paren Kernopgave n Broedvogels A021 Roerdomp -- = = B1 10 4.03,W

A081 Bruine Kiekendief + = = C 20

A084 Grauwe Kiekendief -- = = B2 4

A119 Porseleinhoen -- = = B2 15

A132 Kluut - = = C 110

A137 Bontbekplevier - = = C 4

A151 Kemphaan -- > > B1 20 4.04

A194 Noordse Stern + = = C 5

A222 Velduil -- = = B1 1 A272 Blauwborst + = = C 120 A275 Paapje -- = = B1 11 A292 Snor -- = = C 25 A295 Rietzanger - = = B2 1900 Niet-broedvogels A005 Fuut - = = f,C 60 4.02 A017 Aalscholver + = = f,C 70 A034 Lepelaar + = = f,B2 80

A037 Kleine Zwaan - = = f,B1 140 4.01,W

A038 Wilde Zwaan - = = sf,B1 10

A041 Kolgans + = = f,C 190 4.02

A042 Dwerggans -- = = s,A2 40 4.02

A043 Grauwe Gans + = = sf,C 1100 4.02

A045 Brandgans + = = f,C 1700 4.02

A048 Bergeend + = = f,C 480

A050 Smient + = = sf,C 1600 4.04

A051 Krakeend + = = f,B2 900

A052 Wintertaling - = = f,B2 1900

A053 Wilde eend + = = f,C 1700

A054 Pijlstaart - = = f,B1 510 A056 Slobeend + = = f,B1 290 4.02 A059 Tafeleend -- = = f,C 130 4.01,W A061 Kuifeend - = = f,C 540 4.01,W 4.02 A067 Brilduiker + = = f,C 40 A068 Nonnetje - = = f,C 9 4.01,W A075 Zeearend + = = f,B2 1 A125 Meerkoet - = = f,C 970 A132 Kluut - = = f,C 90 A137 Bontbekplevier + = = f,B1 60 A140 Goudplevier -- = = f,C 150 A156 Grutto -- = = sf,B1 260 A160 Wulp + = = sf,C 50

A161 Zwarte ruiter + = = f,B1 100

In document Natura 2000 Beheerplan 8. Lauwersmeer (pagina 30-35)