• No results found

Communicatie

In document Natura 2000 Beheerplan 8. Lauwersmeer (pagina 193-196)

Communicatie is een belangrijk aspect, zowel bij het opstellen als bij de uitvoering van het beheerplan. Voor het behalen van de doelen van het beheerplan is het van belang dat gebruikers, ondernemers, omwonenden, maatschappelijke organisaties en overheden op de hoogte zijn van het belang van het Natura 2000-gebied en de mogelijke gevolgen die het beheerplan voor hen heeft. Om draagvlak voor de maatregelen uit het beheerplan te krijgen en te houden en medewerking aan de uitvoering te krijgen is communicatie van groot belang. In eerste instantie wordt aansluiting gezocht bij bestaande overlegstructuren. Zo vindt er bijvoorbeeld regelmatig overleg plaats tussen de watersportondernemers en Staatsbosbeheer.

7.5.1 Doelstellingen

Het Natura 2000-gebied biedt ruimte aan de natuur en recreatie en in de onmiddel- lijke omgeving is ruimte voor wonen en bedrijvigheid. Aan de betrokkenen moet duidelijk worden gemaakt dat dit verenigbaar is met de doelstellingen van Natura 2000 en moet worden aangegeven wat het beheerplan en eventuele vergunning- plicht betekenen voor de verschillende activiteiten en de verschillende doelgroepen. De doelstellingen van de communicatie rond het beheerplan zijn:

• De ‘basisgedachte’ van Natura 2000 is bekend bij ondernemers, bewoners, gebruikers en beheerders in het gebied

 Doelgroepen hebben inzicht in de gevolgen van het beheerplan voor de eigen situatie

• Doelgroepen weten waar ze met hun vragen terecht kunnen en waar ze informatie kunnen krijgen

• Betrokkenen bij de uitvoering van het beheer kennen nut en noodzaak van de maatregelen.

Inzicht van doelgroepen in de gevolgen van het beheerplan begint met de bekendheid van Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet in het algemeen. Daarnaast dienen gebruikers van het gebied geïnformeerd te worden over de gevolgen van inrichtingsmaatregelen en vergunningplicht en –verlening.

Met de realisatie van de laatste doelstelling is al tijdens de voorbereiding van het beheerplan een start gemaakt. Het beheerplan is opgesteld door de bevoegde gezagen in samenwerking met de organisaties die zijn betrokken bij de uitvoering. Deze hebben bijgedragen aan de inhoud en onderschrijven voor het grootste gedeelte de beschreven maatregelen. Voor de terreinbeherende organisaties Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten geldt dat het beheerplan fungeert als uitgangspunt voor het terreinbeheer.

7.5.2 Rolverdeling

Het ministerie van Economische Zaken (EZ) is bevoegd gezag voor het opstellen van het beheerplan en zorgt voor de algemene informatievoorziening rond Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. Het ministerie van EZ is als voortouwnemer

aanspreekpunt voor het beheerplan. Zienswijzen op het beheerplan kunnen worden ingediend bij het ministerie van EZ.

De terreinbeherende organisaties in het gebied zorgen voor de publieksvoorlichting en communiceren over de inrichtings- en beheermaatregelen. Hierbij kan aange-

sloten worden op het bezoekerscentrum en bestaande communicatienetwerken van de terreinbeherende instanties in het gebied

De Provincies Groningen en Fryslân zijn bevoegd gezag voor de uitvoering van het beheerplan. Zij verzorgen de communicatie over de specifieke gevolgen van het beheerplan voor de bewoners en gebruikers van het gebied en de vergunning- verlening op grond van de Natuurbeschermingswet (zie hoofdstuk 8). Beide Provincies werken de communicatie rond dit aspect nog verder uit. In ieder geval worden betrokkenen geïnformeerd door middel van nieuwsbrieven, folders en de provinciale websites. Ook kunnen gebruikers van het gebied voor informatie terecht bij de Provincies Groningen en Friesland.

8

Kader voor vergunningverlening

8.1 Inleiding

De Natuurbeschermingswet 1998 geeft in artikel 19e aan dat Gedeputeerde Staten van de betreffende provincie, in dit geval Provincie Fryslân en Provincie Groningen, bij het verlenen van een vergunning (als bedoeld in art. 19d, eerste lid Nbw 1998) rekening houden met een vastgesteld Natura 2000-beheerplan.

Hetzelfde geldt indien de staatssecretaris van Economische Zaken, het ministerie van Defensie of het ministerie van Infrastructuur & Milieu bevoegd gezag is (art. 19i). ‘Rekening houden met’ betekent dat er ruimte is om af te wijken, binnen het daarvoor gegeven afwegingskader.

Dit kader heeft slechts betrekking op de vergunningplicht als bedoeld in art. 19d, eerste lid Nbw 1998. Een initiatiefnemer dient zich er altijd van te vergewissen of ook nog andere vergunningen vereist zijn.

De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) is het kader voor het verlenen van Nbwet- vergunningen. Bij het verlenen van een vergunning houdt de vergunningverlener onder meer rekening met dit beheerplan.

Dat laatste betekent dat vergunningverleners in de afweging meenemen of op basis van de analyse uit hoofdstuk 3 met in achtneming van de visie (hoofdstuk 6) en de maatregelen (hoofdstuk 7) een activiteit vergunbaar is of niet. In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de vergunningprocedure en wordt aangegeven welke punten nadrukkelijk bij de vergunningverlening worden betrokken.

In dit beheerplan staat een beschrijving van de plannen voor het behoud en herstel van de natuurwaarden. Op en rond het Lauwersmeer zal men allerlei plannen en projecten willen uitvoeren. Om ervoor te zorgen dat de instandhoudingsdoel- stellingen voor het Lauwersmeer daar niet onder lijden, geeft dit hoofdstuk de belangrijkste elementen weer van toetsing en vergunningverlening.

Voor toekomstige activiteiten op en rond het Lauwersmeer geldt dat eerst in kaart moet worden gebracht of deze activiteiten negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen. Uitzonderingen zijn de activiteiten die al in dit beheerplan zijn beschreven en op mogelijke effecten op de instandhoudingsdoelen getoetst zijn.

Bij toekomstige activiteiten valt te denken aan functieverandering van agrarische bedrijfsvoering, uitbreiding van recreatieve en landbouwkundige activiteiten, uitbreiding van woonwijken of ingrijpende beheer- en inrichtingsmaatregelen door de terreinbeheerder of het waterschap, die niet direct verband houden of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied.

Voor projecten, die wel nodig zijn voor het beheer van het Natura 2000-gebied bestaat geen vergunningplicht op grond van de Nb-wet 1998. De uitwerking van de maatregelen (H6 en H7) uit dit beheerplan leidt tot een aantal ‘projecten’, waarvoor dus geen Nb-wet vergunning nodig is, voor zover die uitwerking binnen de kaders van dit beheerplan blijft. Gelet op de zorgplicht (artikel 19l Nbw 1998) zal echter ook bij projecten die uitvoering geven aan de maatregelen van het beheerplan altijd kritisch bekeken moeten worden of er onbedoeld geen negatieve effecten op zullen treden op de instandhoudingsdoelen van de vogelsoorten, waarvoor het gebied is aangewezen.

In document Natura 2000 Beheerplan 8. Lauwersmeer (pagina 193-196)