• No results found

2. Interviewleidraad 1 Verantwoording

2.2 Leerdoelen en eindtermen

Om te achterhalen hoe leerdoelen tot stand zijn gekomen en hoe deze eventueel samenhangen met andere curriculumaspecten, is gekeken naar bestaande theorieën over leerdoelen. Het bleek dat leerdoelen aan allerlei voorwaarden dienen te voldoen voordat deze

enige toevoeging voor het onderwijs en de onderwijsgebruikers kunnen vormen. Tevens dienen leerdoelen enigszins met eindtermen overeen te komen. Omdat docenten de

didactische samenhang tussen leerdoelen, onderwijsactiviteiten en toetsing vormgeven, wordt er ook gevraagd naar persoonlijke ervaringen.

1. Wat wilt u dat studenten weten en kunnen na het volgen van uw vak als het gaat om academisch schrijven? Waarom?

2. Worden er aparte leerdoelen opgesteld voor academisch schrijven? Waarop worden deze gebaseerd? (bijvoorbeeld eindtermen, Dublin descriptoren)

3. Wat is volgens u de functie van academische schrijfvaardigheid? (indeling communicatie, methodologisch en persoonlijk)

4. Houdt u rekening met de voorkennis van studenten over academisch schrijven? Hoe? 5. Formuleert u per werkgroep aparte leerdoelen voor academisch schrijven?

6. Vindt u de leerdoelen in de studiehandleiding nu goed geformuleerd als het gaat om academisch schrijven? Waarom wel/niet? Wat zou u daaraan nog willen veranderen? 7. Is er aansluiting van leerdoelen van achtereenvolgende vakken op elkaar?

8. (in het geval van de gehele leerlijn bekijken) Is er sprake van aansluitende leerdoelen en is er een einddoel geformuleerd?

2.3 Onderwijsleeractiviteiten

Over curriculumaspect onderwijsleeractiviteiten wordt gevraagd naar onderwijsvormen, opbouw en verwachtingen. Wat er van studenten verwacht wordt of hoe dit bereikt dient te worden zijn vragen die deels overlappen met curriculumaspect leerdoelen. Op die manier wordt getracht de didactische samenhang tussen deze curriculumonderdelen in te zien.

9. Op welke manier besteedt u aandacht in uw werkgroepen aan academische schrijven en op welke manier tracht u de schrijfvaardigheid van de studenten te bevorderen? 10. Welke werkvormen worden er aangeboden wat betreft academisch schrijven? En wat

is de rol van u en van de studenten tijdens die werkvormen?

11. Welke opdrachten krijgen studenten in de werkgroep in het kader van academisch schrijven?

12. Is bij opdrachten sprake van een opbouw of een lijn? (Hoe) wordt dat zichtbaar? 13. Worden schrijfopdrachten in meerdere fasen aangeboden?

14. Wordt er naar de studenten gecommuniceerd wat het doel is van een onderwijsvorm of opdracht? Worden er bijvoorbeeld duidelijke eisen gesteld?

15. Komen de vooraf beoogde leerdoelen terug in uw onderwijs? Hoe is dit bijvoorbeeld terug te zien?

16. In hoeverre spelen leerdoelen een rol bij de keuze van onderwijsactiviteiten? 17. Speelt de wijze van toetsing een rol bij de keuze van onderwijsactiviteiten?

18. Wordt er peerfeedback gegeven? Zo ja, op welke manier gebeurt dit en hoe vaak? 19. Wanneer, hoe vaak en bij welke onderwijsactiviteiten krijgt de student feedback op

het schrijven?

20. In hoeverre is er ruimte voor zelfreflectie (wanneer, hoe vaak, welk doel)? 21. (Bij analyse van meer opeenvolgende vakken) is sprake van een ‘lijn’ in de

2.4 Toetsing

Door tevens te kijken naar toetsing, wordt de samenhang tussen curriculumaspecten zichtbaar. Zo kan ook gekeken worden in hoeverre er sprake is van constructive alignment van curriculumaspecten van een vak. Het gaat om zowel formative als summative

assessments en de manier en criteria van beoordelen.

22. Hoe wordt academisch schrijven getoetst in uw vak? Is het voor studenten duidelijk wat daarvan het doel is?

23. Op welke manieren worden studenten beoordeeld op academisch schrijven? 24. Op welke criteria wordt de kwaliteit van de student beoordeeld? Wie doet de

beoordeling? Is er een algemeen beoordelingsformulier?

25. Krijgen studenten feedback op de beoordeling? Hoe? Is het mogelijk te herkansen/te verbeteren?

26. In hoeverre sluit de toetsing aan bij de beoogde leerdoelen en onderwijsleeractiviteiten?

27. Hoe kan de toetsing van academisch schrijven worden verbeterd volgens u? Waarom?

2.5 Afsluiting

Het einde van het interview is duidelijk aangegeven. De geïnterviewden krijgen nog de optie om opmerkingen te maken of vragen te stellen over het masteronderzoek. Hier wordt ook expliciet nog naar gevraagd. Net zoals het belang van de introductie van het interview, worden de geïnterviewden aan het einde nog geïnformeerd over wat er verder gebeurt. Het gesprek wordt afgesloten met een kort dankwoord en de nadruk op de anonimiteit van de antwoorden en gegevens van de geïnterviewden. Het wordt ook meegedeeld dat de resultaten van het masteronderzoek eventueel kunnen worden teruggekoppeld.

We zijn op het einde van het gesprek gekomen. Bedankt voor uw medewerking en uw tijd. Mocht u dit willen, dan zal ik u op de hoogte houden van de resultaten van het

masteronderzoek.

Heeft u nog opmerkingen of vragen over dit gesprek of het masteronderzoek?

Bijlage D: Voorbeeldanalyse leerdoelen

Leerdoelen 1.Ja/nee?

SMART?

Ja: “De student is in staat om een academische tekst te schrijven met een heldere structuur, correcte formuleringen, en foutloze spelling en grammatica”

Wel: meetbaar, acceptabel en realistisch, niet per se specifiek, niet: tijdsgebonden.

2. Relatie leerdoelen/ eindtermen?

Eindterm DD4: “schriftelijk en mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek” leerdoelen hebben betrekking op specifiek onderdeel: “schriftelijke rapportage”.

Algemeen: Breed geformuleerd, weinig verwijzingen naar DD of eindtermen.

3. Welke

deelvaardigheden?

Wel: ‘methodologische vaardigheden’: taalvaardigheid, algemene schrijfvaardigheid, structureren van data

‘communicatieve vaardigheden’: taalvaardigheid.

Niet: ‘persoonlijke vaardigheden’: reflectievermogen, evalueren. 4.Aansluiting

leerdoelen per vak

Algemeen: leerdoelen zijn veelal vakinhoudelijk geformuleerd. Leerdoelen over academische schrijfvaardigheid sluiten nauwelijks op elkaar aan.

Dit vak is het laatste vak van dit jaar, er wordt nog steeds gesproken over spelling en grammatica.

5.Aansluiting leerdoelen per jaar

Vak uit het laatste jaar: leerdoelen sluiten per jaar wel meer op elkaar aan dan per vak.

Bijlage E: Voorbeeldanalyse onderwijsleeractiviteiten

Onderwijsleeractiviteiten

1.Welke? Academische opdracht: inleiding van een wetenschappelijk, empirisch artikel (onderzoeksverslag). Theoretische achtergrond, hoofdvraag en hypothese.

Er worden casusopdrachten gemaakt en besproken in verschillende vormen (discussie, modelvoorbeelden, presentaties aan elkaar).

2.Aansluiting voorkennis? Opbouw?

Ja: eerste vak van blok 1, docent geeft aan dat er rekening wordt gehouden met de voorkennis.

Ja: duidelijke opbouw (begin inleiding) m.b.t. vervolgvakken en bachelor scriptie.

3.Instructievorm: Vooral strategy instruction en product goal setting. Voor feedback: peer

assistance.

4.Wordt het doel duidelijk gemaakt?

Ja, in studiehandleiding staat: “om je schrijfvaardigheid te verbeteren is het belangrijk dat je de feedback die je ontvangt op teksten gebruikt bij het schrijven van volgende teksten”. Docent geeft aan dat er impliciete leerdoelen zijn die tijdens werkgroepen worden verteld.

5.Feedback? Wie, wanneer, hoe vaak? Zelfreflectie?

Ja, feedback van docent en medestudenten op de opzet (algemene bijeenkomsten). Peerfeedback

op conceptversie (totaal 3x).

Geen sprake van zelfreflectie. Mogelijkheid tot herkansing. 6.Aansluiting

leerdoelen op Onderwijs- en leeractiviteit?

Wetenschappelijke vraagstelling leren opstellen

Door modelvoorbeelden tijdens de les worden aangeleerd wat juist is. Studenten dienen die voorbeelden eerst zelf te beoordelen. Er worden ook discussie gehouden over waarom een tekst wel of geen 5 of 7 verdient. 7.Speelt toetsing

een rol?

Er wordt in de algemene werkgroepen toegewerkt naar de academische opdracht. In deze werkgroepen gaat het alleen daar over. In de specifieke bijeenkomsten wordt het toepassen van kennis en vaardigheden middels schrijven beoogd.

Bijlage F: Voorbeeldanalyse toetsing

Toetsing 1.Formatief/

summatief? Vorm?

Summatief, eindopdracht krijgt een cijfer.

Eindcijfer voor vak: 15% tentamencasus, 15% academische opdracht, casusopdrachten in werkgroepen moeten ingeleverd zijn.

2.Wanneer, Welk type toetsing?

Elke week casusopdrachten, om de twee weken onderdeel van eindopdracht inleveren (AVV/NAV). Één keer tentamencasus. Academische opdracht: onderdeel van empirisch onderzoek (inleiding)

3.Wordt het doel duidelijk?

Doel van de academische opdracht wordt in algemeen stuk over werkgroepen op Blackboard vermeld. Specifiek doel van academische opdracht staat in PowerPoint

4.Welke criteria? Algemeen

beoordelingsformulier?

Informatie (25%), argumentatie (25%), structuur (25%), taal en APA (25%)

Er is een algemeen beoordelingsformulier, wordt ook voor (peer)feedback gebruikt.

5.Feedback mogelijkheid?

Kans op verbetering?

Ja: twee keer feedback van docent op opzet en eindversie van de academische opdracht. Peerfeedback op de conceptversie van het stuk.

Ja: herkansingsmogelijkheid. 6.Aansluiting toetsing

Op leerdoelen?

Ja

Tentamencasus wordt ook beoordeeld op inhoud (DD2). 7.Aansluiting toetsing

Onderwijs- en leeractiviteiten

De onderwijsactiviteiten zijn gebaseerd op het leerproces met als Einddoel het schrijven van een wetenschappelijke inleiding

Bijlage G: Voorbeeld beoordelingsmodel Informatiekunde

Criterium Goed Ruim voldoende Voldoende Onvoldoende Slecht

Inhoud De titel dekt de lading volledig en is pakkend en bondig. De centrale vraag of stelling sluit aan bij het onderwerp en is goed afgebakend. De vraag of

stelling is scherp

geformuleerd en origineel. De tekst is inhoudelijk volledig correct, logisch onderbouwd en heeft een zeer sterke argumentatie waarbij meerdere

kanten van een

probleem/vraagstuk worden toegelicht.

De titel dekt de lading en is pakkend en bondig. De centrale vraag of stelling sluit aan bij het onderwerp en is voldoende afgebakend. De vraag of stelling is scherp geformuleerd, maar minder origineel. De tekst is

inhoudelijk correct,

De titel dekt de lading, maar is minder pakkend of bondig. De centrale vraag of stelling sluit aan bij het onderwerp. De vraag of stelling is minder origineel, en is niet voldoende afgebakend of

voldoende scherp

geformuleerd. De tekst is inhoudelijk correct, maar in de

onderbouwing is de

argumentatie eenzijdig. Er is eigen inbreng, maar minder diepgang door een weinig kritische blik.

De titel dekt de lading, maar is niet pakkend en ook niet bondig. De centrale vraag of stelling sluit aan bij het onderwerp. De vraag of stelling is niet origineel, niet voldoende afgebakend en niet scherp geformuleerd. De tekst is inhoudelijk grotendeels correct. De tekst is niet logisch onderbouwd, de argumentatie ontbreekt meerdere keren. Er is weinig diepgang door een zwakke eigen inbreng en kritische blik.

De titel dekt de lading niet, is niet pakkend en ook niet bondig.

De centrale vraag of stelling sluit niet aan bij het onderwerp, ontbreekt of blijft te impliciet.

De tekst is inhoudelijk vaak incorrect, is niet logisch onderbouwd en heeft slechte of ontbrekende argumentatie. Eigen inbreng en kritische blik ontbreken.

+2.5 punt +2 punten +1.5 punt +1 punt 0 punten

Structuur en opbouw

De inleiding bevat een pakkende brede context, de relevantie is duidelijk

beargument eerd, eerdere bevindingen zijn relevant. De centrale vraag of stelling volgt logisch en vormt de rode draad door het gehele essay. Er is een logische indeling van het middendeel in paragrafen, die goed in elkaar overgaan. In de discussie wordt uitstekend teruggekoppeld naar de inleiding en er wordt geen nieuwe informatie besproken. De conclusie inclusief eigen mening geeft een exact antwoord op de centrale vraag of stelling, en er is blijk van nieuwe inzichten.

In de inleiding worden de brede context, relevantie, eerdere bevindingen en de

centrale vraag goed

uitgewerkt. De centrale vraag of stelling vormt de rode draad door het essay, maar bij een enkele korte sectie is het verband niet duidelijk. Er is een logische indeling van het middendeel in paragrafen, die vaak goed in elkaar overgaan. In de discussie wordt teruggekoppeld naar de inleiding en er wordt geen nieuwe informatie besproken. De conclusie inclusief eigen mening geeft antwoord op de centrale vraag of stelling, en er is blijk van inzicht.

In de inleiding worden de brede context, relevantie, eerdere bevindingen en de centrale vraag of stelling kort uitgewerkt. De centrale vraag vormt de rode draad door het essay, maar bij meerdere korte secties is het verband niet duidelijk. De indeling is niet altijd logisch en een enkele keer ontbreekt een overgang. In de discussie wordt teruggekoppeld naar de inleiding en er wordt geen nieuwe informatie besproken. De conclusie inclusief eigen mening geeft antwoord op de centrale vraag of stelling.

In de inleiding wordt de brede context, relevantie, eerdere bevindingen of de centrale vraag of stelling niet uitgewerkt. De centrale vraag of stelling vormt de rode draad door het essay, maar bij meerdere secties is het verband niet duidelijk. De indeling is niet altijd logisch en meerdere keren ontbreekt

een overgang. In de discussie

In de inleiding worden de brede context, relevantie, eerdere bevindingen en de centrale vraag of stelling niet uitgewerkt. De centrale vraag of stelling vormt niet de rode draad door het essay. Er is geen of een onlogische indeling van het middendeel in paragrafen. In de discussie wordt niet teruggekoppeld naar de inleiding en er wordt mogelijk nieuwe informatie besproken. De conclusie volgt niet logisch uit de centrale vraag of stelling, en er blijkt geen inzicht.

+2.5 punt +2 punten +1.5 punt +1 punt 0 punten

Criterium Goed Ruim voldoende Voldoende Onvoldoende Slecht

Bronnen Er worden relevante en zelf gevonden (wetenschappelijke) bronnen gebruikt. De bronnen zijn representatief voor het veld en relevant voor de centrale vraag of stelling, gevarieerd en er wordt niet te zwaar geleund op één bron of auteur. Het essay wordt afgesloten met een bronnenlijst die volledig is.

Er worden relevante en zelf gevonden (wetenschappelijke) bronnen gebruikt. De bronnen zijn representatief voor het veld en relevant voor de centrale vraag of stelling, gevarieerd en er wordt niet te zwaar geleund op één bron of auteur. Het essay wordt afgesloten met een bronnenlijst waarin maximaal één van de toegepaste bronnen ontbreekt.

Er worden zelf gevonden bronnen gebruikt. De bronnen zijn relevant voor de centrale vraag of stelling. Hoewel mogelijk te zwaar geleund wordt op één bron of auteur, worden andere bronnen wel gebruikt. Het essay wordt afgesloten met een bronnenlijst waarin maximaal één van de toegepaste bronnen ontbreekt.

Er worden bronnen gebruikt, maar de bronnen zijn minder representatief en relevant, of er wordt te zwaar geleund op één bron of auteur. Het essay wordt afgesloten met een bronnenlijst waarin meerdere toegepaste bronnen ontbreken.

Er worden geen zelf gevonden bronnen gebruikt of de bronnenlijst ontbreekt.

+2.5 punt +2 punten +1.5 punt +1 punt 0 punten

Schrijfstijl Het essay leest zeer aangenaam en vereist geen enkele moeite van de doelgroep om te begrijpen. Het is bondig geschreven met een hoge

informatiedichtheid.

Het essay leest aangenaam. Het is grotendeels bondig met een hoge informatiedichtheid geschreven. Het taalgebruik is overwegend exact, niet te moeilijk en er wordt

nauwelijks informeel

taalgebruik gehanteerd.

Het essay is leesbaar. Hoewel het grotendeels bondig is geschreven, zijn er secties die te lang of te vaag blijven. Er wordt enkele keren informeel taalgebruik gehanteerd.

Het essay leest niet echt lekker. Regelmatig is het te langdradig of te vaag.

Het taalgebruik is redelijk, maar niet wetenschappelijk.

Het essay is lastig om te lezen en het wordt voor de lezer een zoektocht om het te begrijpen. Vaak is de informatie te vaag of te langdradig of staat op een onlogische plek. Het taalgebruik, is slecht en niet wetenschappelijk.

Bijlage H: voorbeeld beoordelingsmodel Pedagogische Wetenschappen

Student Opdracht

Studentnummer Docent

Cijfer Datum

Basisvoorwaarden voor nakijken

De tekst wordt uitsluitend van feedback/beoordeling voorzien indien:

□ Studentgegevens en het aantal gebruikte woorden op het voorblad zijn vermeld □ De tekst is ingeleverd binnen de gestelde termijn

□ Geen sprake is van plagiaat

Wanneer niet aan bovenstaande voorwaarden is voldaan zal de tekst met een NAV beoordeeld worden.

Informatie (25%) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

□ De tekstlengte voldoet aan de gestelde eis* □ Brongebruik voldoet aan de gestelde eis*.

□ Het brongebruik is adequaat (relevant, betrouwbaar, actueel). □ Er zijn passende theorieën gebruikt

□ Concepten zijn beschreven en uitgelegd □ Het onderwerp is duidelijk afgebakend □ Er staat geen onnodige informatie in het stuk.

*Indien dit niet het geval is wordt het onderdeel “Informatie” beoordeeld met een 1.

Argumentatie (25%) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

□ Er is sprake van een duidelijke, doorlopende redenering. □ Er is sprake van een deugdelijke argumentatie.

□ De argumentatie heeft overtuigingskracht. □ De conclusies volgen logisch uit de argumenten.

Structuur (25%) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 □ De tekst heeft een herkenbare structuur.

□ De informatie staat in een adequate volgorde (ook binnen alinea’s*).

□ Er worden overgangen en verbindingen gemaakt . □ Onderdelen (alinea’s) sluiten op elkaar aan.

*Onderwerpen die bij elkaar horen, worden bij elkaar geplaatst.

Taal en APA (25%) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

□ Formuleringen zijn precies (eenduidig en helder)

□ Goede zinsbouw (actieve, korte zinnen waarbij onderscheid is tussen hoofd- en bijzinnen)

□ Zinnen zijn grammaticaal correct.

□ De interpunctie is correct (komma’s/punten). □ Spelling is correct*.

□ Verwijswoorden worden juist gebruikt.

□ APA-richtlijnen zijn juist toegepast (referenties, opmaak, werkwoordstijden).

*Indien op één pagina vijf of meer spel-/ grammaticafouten

voorkomen, wordt het onderdeel “Taal en APA” beoordeeld met een 1. Overig