• No results found

Langeveld - vertaler, Amsterdam

In document Onze Taal. Jaargang 58 · dbnl (pagina 38-51)

De opvatting dat iemand die twee talen kent ook automatisch uit de ene in de andere taal kan vertalen, is bijna onuitroeibaar. Een goede kennis van twee talen is inderdaad een eerste voorwaarde voor een succesrijke vertalersloopbaan, maar lang niet de enige. Een tweede voorwaarde is dat de vertaler de te vertalen tekst goed begrijpt. Deze eis lijkt vanzelfsprekend, maar wordt desondanks maar al te vaak vergeten. Hij is vooral van belang voor vertalers van technische, wetenschappelijke en ambtelijke stukken. Een verhandeling over geologie vertalen zonder een redelijke kennis van het onderwerp is een zeer riskante onderneming. Een derde belangrijke voorwaarde voor succesvol vertalen is enig inzicht in het vertaalproces, of, zo men wil, in het wezen van het vertalen. Wat doet een vertaler al vertalende eigenlijk? Hoever kan hij afwijken van het origineel? Hoe kan hij tegelijkertijd dicht bij het origineel blijven en toch een acceptabele tekst produceren? Aan deze vragen is mijn boek vertalen wat er staat*

gewijd.

Vertalen is een probleem omdat talen van elkaar verschillen. Wanneer alle woorden in alle talen precies dezelfde betekenis zouden hebben en op dezelfde manier gebruikt zouden worden, dan hoefde de vertaler alleen maar een woord uit de brontaal (de taal waaruit vertaald wordt) door een woord van de doeltaal (de taal waarin vertaald wordt) te vervangen, hier en daar de woordvolgorde aan te passen, en klaar is Kees. De vertaler zou dan allang door de computer zijn vervangen. Maar zo simpel is het niet. De verschillen tussen talen zijn te groot om door een computerprogramma overbrugd te worden. Alle pogingen tot automatisch vertalen hebben tot nu toe zeer weinig opgeleverd. En dat zal voorlopig wel zo blijven, ondanks vele geleerde projecten.

Grammatica en woordenschat

Talen verschillen in grammatica, woordenschat en cultuur. De grammaticale verschillen springen het meest in het oog. Sommige talen hebben geen lidwoord, andere wel; sommige talen hebben één verleden tijd, andere drie of meer; sommige talen hebben naamvallen, andere niet. Grammaticale verschillen zorgen er al voor dat de vertaler voortdurend niet-automatische keuzen moet maken. Bij elke Russische verleden tijd moet de Nederlandse vertaler kiezen tussen onvoltooid verleden, voltooid verleden of voltooid tegenwoordige tijd; bij elk Russisch zelfstandig naamwoord moet de Nederlandse vertaler kiezen tussen bepaald, onbepaald of geen lidwoord. En dit zijn keuzen die meestal alleen op grond van de context gemaakt kunnen worden en dus moeilijk te automatiseren zijn.

Moeilijker nog is het met de woordenschat gesteld. Zelfs tussen nauw verwante talen als Nederlands en Duits of Engels is hier sprake van een zeer grote mate van incongruentie. Het Nederlandse woord ‘kaal’ moet in het Engels anders vertaald worden al naar gelang het betrekking heeft op een hoofd, een boom, een rots, een tapijt of de inrichting van een woning. En deze opsomming is bij lange na niet volledig. Het Nederlandse ‘missen’ heeft in het Duits vele mogelijke equivalenten, afhankelijk van de context waarin het wordt gebruikt: ‘ik mis nog honderd gulden; ik heb je gisteravond op de bijeenkomst gemist; hij heeft twee colleges gemist; we missen je erg; de fles miste hem op een haar na’; voor elk van deze gevallen vereist het Duits een andere vertaling van het werkwoord, en alweer: deze opsomming is niet volledig. Ook hier is elke poging tot automatisering - zolang er althans geen computers zijn die het menselijk denken evenaren - gedoemd schipbreuk te lijden.

Verschillen overbruggen

De derde bron van vertaalproblemen zijn culturele verschillen die hun weerslag ook in de taal vinden. Zelfs bij nauw verwante culturen zijn er heel veel woorden voor etenswaren, gerechten, gebruiksvoorwerpen en instellingen waarvoor in een andere cultuur geen equivalent bestaat. Vergelijk maar eens de inhoud van een Nederlandse en een Franse bakkerswinkel. Al deze verschillen moet een vertaler overbruggen, en wel zo, dat er in de doeltaal een tekst ontstaat die voldoet aan de normen van taalgebruik en stijl van die taal. Deze laatste eis is niet geheel onomstreden; er zijn wel vertalers en theoretici geweest die meenden dat in de doeltaal juist zoveel mogelijk de eigenaardigheden van de brontaal moeten worden weergegeven, maar deze stroming heeft momenteel nog maar weinig invloed. Het Nederlandse lezende publiek verwacht van een vertaalde roman dat deze leest als een in het Nederlands geschreven literair werk waarbij de Nederlandse normen van taal en stijl worden gehanteerd. Elke vertaler heeft natuurlijk zijn eigen oplossingen voor deze vertaalproblemen. Het is echter opvallend dat, wanneer men een grote hoeveelheid vertalingen onderzoekt, zich steeds terugkerende patronen aandienen. Aan de beschrijving van deze patronen, die ik ‘transformaties’ noem, is een groot deel van Vertalen wat er

staat gewijd. Pionierswerk op dit gebied is verricht door een aantal vertaaltheoretici

uit de Sovjet-Unie, van wie V. Komissarov en S. Barchudarov de belangrijkste zijn. Hun werk vormt de basis van mijn onderzoek.

Vertalen op niveau

Tussen vertaling en origineel kunnen op verschillende niveaus overeenkomsten worden vastgesteld. Nu eens is er sprake van een (bijna) woordelijke overeenkomst (‘he bought a blue sweater - hij kocht een blauwe trui’), dan weer ontbreekt elke woordelijke gelijkenis en kan de overeenkomst slechts langs een omweg vastgesteld worden (‘Have a heart, Madge - Toe nou, Madge’). Tussen deze beide extremen ligt een breed scala aan mogelijkheden.

Laten we bij de laatste variant, de minimale overeenkomst, beginnen. Doel van de taaluiting ‘have a heart, Madge’ is het sussend toespreken van een woedende

Madge. Voor dit doel gebruiken het Engels en het Nederlands geheel verschillende taalmiddelen. De vertaler kijkt hier echter niet naar de

17

woorden, maar naar het doel dat met die woorden moet worden nagestreefd. Dit niveau van equivalentie wordt het niveau van ‘het doel van de communicatie’ genoemd. In dit voorbeeld is het doel van de communicatie het sussen van een bepaalde emotie bij de gespreksgenoot. Het doel kan hier echter ook het overbrengen van woordspelingen, alliteratie, sarcasme of ironie zijn.

Bij het volgende niveau ligt de overeenkomst tussen origineel en vertaling in de situatie die wordt beschreven. Een voorbeeld is ‘He answered the telephone - hij nam de hoorn op’. Een letterlijke vertaling (‘hij antwoordde de telefoon’) is niet correct in het Nederlands. Dergelijke gevallen zijn tamelijk talrijk. Het blijkt dat er in elke taal heel veel kant-en-klare manieren zijn om bepaalde situaties onder woorden te brengen, en dat elke taal zijn eigen voorkeuren voor bepaalde formuleringen heeft. De vertaler stelt zich in dit geval voor, welke situatie in de werkelijkheid in het origineel beschreven wordt, en vervolgens geeft hij die situatie in de doeltaal weer met andere taalmiddelen.

Bij het derde niveau van equivalentie kan men wel een zekere gelijkenis op

woordniveau onderscheiden, hoewel ook hier geen sprake van woordenboekgelijkenis is. Vertalers maken veel gebruik van bekende semantische relaties als generalisatie of concretisering en antoniemen. Ook hier geldt dat de keuze aan de vertaler wordt gedicteerd door de normen van de brontaal. De zin ‘Scobie always remembered how she was carried into his life’ kan eventueel vertaald worden met ‘Scobie herinnerde zich altijd hoe ze zijn leven werd binnengedragen’, maar dit is geen mooi Nederlands. ‘Remembered’ kan beter door zijn antoniem plus een ontkenning vertaald worden: ‘Scobie zou nooit vergeten hoe ze zijn leven werd binnengedragen’.

Stilistische eisen

Boven de hier geschetste problemen komt nog het probleem van de stijl. Het gaat, zeker bij een literaire tekst, niet alleen om de betekenis, maar ook om hoe het gezegd wordt, om de vorm. Een mededeling die in het origineel in vijf woorden op een enigszins laconieke manier wordt gedaan, vertalen in twee regels plus een voetnoot, zal door niemand erg bevredigend gevonden worden: het esthetisch effect is volkomen verloren gegaan; alles wat aan het origineel aardig kon zijn, is verdwenen.

Het grote probleem van een vertaler is meestal niet hoe de betekenis van het origineel over te brengen, maar hoe de vorm te behouden op zo'n manier dat de vertaling op de lezer ervan ongeveer hetzelfde effect heeft als het origineel. Vertalen is vooral een stilistisch probleem. En dit stilistische probleem is uiteraard groter naarmate de vorm in de te vertalen tekst een grotere rol speelt. Bij een technische vertaling is het het kleinst, bij poëzie, waar ook klank, ritme, metrum en rijm van belang zijn, is het vaak bijna onoplosbaar. Soms is het niet zo erg als de vertaling een paar woorden meer nodig heeft, maar soms gaat door die paar woorden méér juist het hele effect van het origineel verloren.

In een literaire vertaling moeten de stilistische kenmerken van het origineel zo veel mogelijk overgebracht worden, luidt de eis. Dat klinkt eenvoudig, maar is het niet.

Ten eerste: een schrijver werkt zijn hele leven aan één stijl. Zijn stijl is een onvervreemdbaar deel van hemzelf - hij kan niet anders. Hij maakt daarbij gebruik van de mogelijkheden van zijn eigen taal, en dikwijls probeert hij de dingen net even anders te zeggen dan men gewoon is. De vertaler vertaalt nu eens een boek van schrijver X, dan weer een boek van schrijver Y, die een totaal andere stijl heeft. Hij heeft vaak te weinig tijd om zich helemaal in de stijl van het te vertalen werk in te leven en bovendien heeft hij, net als iedereen, zijn eigen stijl. Een vertaler moet een kameleon zijn, maar slechts weinigen zijn zo kameleontisch dat ze zichzelf, hun eigen stijl, geheel kunnen wegcijferen.

Ten tweede: hoe geef je iemands stijl weer? ‘Door zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst te blijven’, zal het antwoord van velen luiden, ‘dan komt die stijl vanzelf wel over’. Dit is zeker een gezond uitgangspunt. Maar het is niet een recept dat blindelings toegepast moet en kan worden. Een eenvoudig voorbeeld: in een literaire tekst staat in één alinea vijfmaal het woord ‘kaal’. Hier is sprake van woordherhaling, een bewust gebruikt stilistisch effect. De vertaler die deze tekst in het Engels vertaalt, wil dit effect handhaven, maar hij kan het niet: de ene keer moet hij ‘kaal’ met ‘bald’ vertalen, de andere keer met ‘bare’, enzovoort. Weg stilistisch effect!

Taaleigen

Voorts is het vaak moeilijk te bepalen waar de ‘stijl van de taal’ ophoudt en de stijl van de schrijver begint. ‘De stijl van de taal’ noem ik de verzameling stilistische conventies, vaste zinswendingen, veelgebruikte zinstypen, stoplappen, enzovoort, die een groot percentage van elke tekst uitmaken, het ‘zo zeggen ze dat nou eenmaal in het...’ De ‘stijl van een taal’ wordt bepaald door de frequentie waarmee bepaalde zinsconstructies worden gebruikt. In een taal waarin passieve zinnen zeer vaak voorkomen, heeft het passief een andere stilistische betekenis dan in een taal die weliswaar een passief heeft, maar waarin dit zelden gebruikt wordt. De frequentie van bepaalde zinstypen kan van taal tot taal heel verschillend zijn. Er zijn talen die een grote voorkeur hebben voor nevenschikkende zinnen (en toen... en toen...), terwijl in andere talen een teveel aan dit soort zinnen lelijk wordt gevonden.

Een vertaler kan dus niet klakkeloos een bepaalde zinsconstructie in taal A vertalen door een overeenkomstige constructie in taal B. Hij moet zich steeds afvragen of die zogenaamde overeenkomstige constructies wel dezelfde stilistische functie hebben in beide talen. Doet hij dit niet, dan kan het gebeuren dat hij een tekst krijgt die niet ongrammaticaal is, maar toch niet lekker loopt, een typisch vertaalde tekst.

Hoe dit vermeden moet worden, daarvoor zijn geen regels te geven. Het is onmogelijk om in een handboek voor vertalers regels te geven van het soort ‘als er in het Engels dit staat, dan moet je in het Nederlands dat vertalen’. Altijd zal blijken dat zo'n regel reeds de derde keer niet opgaat. De vertaler zal altijd zelf van geval tot geval moeten uitmaken welke van de hem bekende technieken hij zal willen gebruiken. Vertalen wat er staat pretendeert ook niet meer dan dat te zijn: een inventarisatie van de technieken die moderne vertalers gebruiken en van de problemen waar zij zelf een oplossing voor moeten vinden.

18

Van woord tot woord Vreemde pruimen Marlies Philippa

Pruimachtigen vormen een groot en wijdverspreid geslacht. Er zijn zo'n driehonderd soorten, waarvan de meeste voorkomen in Oost-Azië. In Nederland en België zijn er maar drie tot vier inheems. De soorten met eetbare vruchten hebben wij in het zuiden leren kennen. Vandaar dat het woord pruim niet oorspronkelijk Nederlands is. De vrucht werd in de Romeinse tijd in het noordwesten van Europa bekend. Het Latijnse woord voor pruim was prunum. De meervoudsvorm daarvan, pruna, heeft zich in het Frans tot prune ontwikkeld. Naast pruna is er mogelijk een vorm pruma met een -m- geweest, waaruit pruim kon ontstaan. Maar we kunnen de pruim ook rechtstreeks van het Griekse woord proūmnon hebben. In dat geval zouden de vrucht(boom) en de naam ervan via de Donau uit het oosten zijn gekomen. In het Engels en het Duits is de -r- in een -l- veranderd. Zo'n verandering is goed verklaarbaar, omdat de -r- en de -l- nauwverwante klanken zijn.

Perzische appel

Vreemdere pruimachtigen dan de pruim zelf zijn de amandel, de perzik, en de

abrikoos. De amandel is afkomstig uit West-Azië. Het woord amandel hebben wij

ontleend aan het Volkslatijnse amandula. Dit was een verbastering van het oudere Latijnse amygdala, het meervoud van amygdalum. Dit laatste komt via het Griekse

amugdalon van het Hebreeuwse meghed ēl ‘vrucht van god’.

De perzik en de amandel zijn nauw verwant. Voordat ze vrucht hebben, zijn ze soms moeilijk van elkaar te onderscheiden. China is het stamland van de perzik, maar al in de tijd van Alexander de Grote werd ze naar het mediterrane gebied overgebracht. Die weg ging via Perzië, en aan dat land heeft de perzik (Prunus persica) haar naam ontleend. In het Latijn betekende malum ‘appel’ en werd de perzik malum

persicum genoemd, ‘Perzische appel’ dus. De Romeinen brachten de perzik naar

Nederland en België. In de middeleeuwen werd ze bij ons veel gekweekt tegen muren, vooral in kloostertuinen.

Waarom geen abrikoot?

Ook de abrikoos is afkomstig uit China. Via Armenië en Perzië kwam ze naar het Middellandse-Zeegebied. Het ‘doorreisland’ Armenië is nog te herkennen in haar botanische naam: Prunus armeniaca. Maar de naam waaronder deze vrucht algemeen bekend is, is veel interessanter. Veel van onze vruchtbenamingen stammen via het Latijn en het Grieks uit een oosterse taal. Zo niet abrikoos. Dit woord heeft een heel bijzondere ontwikkeling meegemaakt.

Abrikoos is van Latijnse oorsprong en is langs de weg van het Grieks in het

Arabisch terechtgekomen. Daarna nam het Spaans het, inclusief lidwoord, van het Arabisch over. Het Frans ontleende het aan het Spaans, het Nederlands aan het Frans en het Duits aan het Nederlands.

Hierboven heb ik al opgemerkt dat malum persicum in het Latijn ‘perzik’ betekende; een malum persicum praecoquum was een vroegrijpe perzik, waarmee een abrikoos werd bedoeld. Het bijvoeglijk naamwoord praecox/praecoqua/praecoquum werd gebruikt voor abrikoos. Het Grieks nam dit over als praikokia, waarvan het Arabisch

barkoeka/birkoeka/albirkoek maakte. Dit Arabische woord betekende vroeger

‘abrikoos’ en nu ‘pruim’. Een abrikoos heet in het huidige Arabisch misj-misj, een woord dat u misschien kent uit het boek van Bertus Aafjes Morgen bloeien de

abrikozen. De Moorse Arabieren begonnen de vrucht in de middeleeuwen in Andalusië

te cultiveren. Daar kreeg ze de naam albaricoque.

Het Nederlands heeft het woord in de meervoudsvorm abricots aan het Frans ontleend. Vandaar dat wij abrikoos zeggen en niet abrikoot! Hetzelfde is gebeurd met het Nederlandse matroos, dat afkomstig is van het Franse meervoud matelots. Het Duits, de Scandinavische talen en het Russisch hebben hun woorden voor abrikoos, inclusief de -s, van het Nederlands overgenomen.

Zo kan het soms gaan in de geschiedenis van de woorden.

Haplologie Lingua Ludens

Er zijn mensen die veel te veel woorden gebruiken. Dat belemmert het begrip. Er zijn ook mensen die te weinig woorden gebruiken. Maar dan blijft het volmaakt duidelijk. Wat valt u op aan de volgende zinnen? Allemaal echt gevonden.

1. Dit besluit werd vrijdag in een uur durende vergadering van de ministerraad vastgesteld.

2. Deze politicus nam het CDA kwalijk, dat de kwestie niet bespreekbaar bleek.

3. Iets wat met veel moeite is opgebouwd, laat je niet zomaar uit handen nemen.

Ziet u het? Nee? Lees dan de volgende zinnen, en ga na of iets u stoort. 4. Hij zei dat dat in orde was.

5. Hebt u u niet vergist?

6. Ik weet niet of het luiheid of of het onwil is. 7. Hij is als politicus bekender als als schrijver.

Tweemaal ‘dat’ in zin 4, dat kan nog heel goed. Maar met ‘u u’, ‘of of’ en ‘als als’ begint het te stotteren. Nu gaat het erom om duidelijk te maken wat er in de eerste zinnen aan de hand is. In zin 1 moet eigenlijk staan ‘een een uur durende vergadering’. Kijk maar naar: ‘een vergadering die een uur duurt’. In zin 2 moet ‘het het’ staan, en in zin 3 ‘je je’.

Waarom doet men dit niet? Antwoord: uit angst voor twee dezelfde woorden achter elkaar. De glottagoog (taalvormingswerker) Zaalberg noemde dit verschijnsel

haplologie. Van twee gelijke op elkaar volgende lettergrepen of woorden laat men

be-19

handeld in een Franse grammatica van ruim drie eeuwen geleden, getuige een artikel in De nieuwe taalgids van 1978 (op blz. 152).

Hap ook eens een woordje of woorddeel weg. U bent dan een haploloog, of beter nog een haploog. Maak dan een uitzondering voor een (een) beetje grappige trits in: Had je je je huwelijk ook zo voorgesteld? Of vul voor de verandering de uitgenomen hap: Komt u morgenavond, morgenmiddag of morgenmorgen? Immers morgenmorgen is later dan morgenvroeg.

U mag erop studeren. Welk ‘er’ verdwijnt er in de vragende vorm van: ‘Er zijn er twee’? ‘Zijn er twee?’ U kunt ze ook gewoon verzamelen in de krant. U leest dan om een beetje vreemde reden. Maar u zult zien dat het Nederlands, haplogisch gezien, voor de wind gaat.

Let wel op op valstrikken. Ik leg u tot slot een voorbeeld met betekenisverschil voor het geval u werkelijk gaat verzamelen. Als verzamelaar is het beste kalm aan te doen, want door taal word je je hele leven beïnvloed. Het woordje ‘het’ in de vorige zin kunt u verdubbelen, maar ‘je je’ mag u alleen verenkelen als u achter ‘word’ een ‘t’ zet.

De toren van Babel De voltooide V H. Heestermans

Op 29 november jongstleden vierde het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) feest: de letter V werd voltooid. Nu alleen nog maar de W, X, Y en de Z en dan is het karwei geklaard, zal men gedacht hebben. Dan is er alle reden voor een herdenking. Eerst wat feitelijke gegevens.

In 1851 begon Matthias de Vries met het WNT, 137 jaar geleden. Er zijn nu in

In document Onze Taal. Jaargang 58 · dbnl (pagina 38-51)