• No results found

A. Zaalberg - Leiden

In document Onze Taal. Jaargang 58 · dbnl (pagina 67-102)

Meer dan zestig jaar geleden meldde de historicus J. Huizinga (het blijft stijlloos hem Johan te noemen) na zijn bezoek aan de Verenigde Staten ‘the abolition of sex taboo’. Een kwart eeuw later bereikte het verschijnsel zelf ons taalgebied. Woorden die voordien gereserveerd bleven voor het verkeer tussen mannen, verschenen nu gedrukt in krant en tijdschrift. Verbloemende synoniemen als het oudste beroep en geleerde vaktermen als copuleren en vulva raakten overbodig.

Het had een onverwacht gevolg. Personen die tot dusver buiten het ruwe, vooral mannelijke taalcircuit waren gebleven, ontdekten dat bepaalde onschuldige woorden een obscene bijbetekenis hadden. Doordat de ‘abolition’ niet algemeen en volledig is geworden, handhaafde zich bij de nieuwe ingewijden veelal een schroom voor het bezigen van zo'n dubbelzinnig geworden woord. Het kwam in

commissievergaderingen voor, als de voorzitter informeerde naar de vorderingen met taken die men op zich genomen had, dat dames naar andere woorden zochten om uit te drukken dat men niet ‘klaargekomen’ was. Het zou een enquête waard zijn om te weten te komen of moeders nog van ‘verwennen’ durven te spreken nu het woord geregeld voorkomt in advertenties van callgirls.

Een voorbeeld van officiële zijde wordt geleverd door de PTT. In veel plaatsen staat boven brievenbussen een aanwijzing wèlke stukken u moet ‘deponeren’ in de

inwerpopening bestemd voor ‘streekpost’. Zoekt u inwerpopening op in de driedelige

Van Dale, dan is uw moeite vergeefs. Dr. Heestermans heeft het niet opgenomen. Maar in zijn Erotisch Woordenboek mankeert niet het woord gleuf.

29

Reacties

Geen regels voor de tussen-s W. Sterenborg - Tilburg

In het januari-nummer (blz. 5 en 6) heeft de redactie van Onze Taal getracht ons te helpen bij het verantwoord vormen van nieuwe samenstellingen. Met enige wrevel heb ik gelezen dat zij adviseert beheersovereenkomst te schrijven als men

beheerovereenkomst bedoelt. Dat voorstel wordt onderbouwd met een regel van Van

den Toorn, volgens welke ‘er een s komt na een abstract zelfstandig naamwoord dat van een werkwoord is afgeleid dat voorzien is van een voorvoegsel’. Veiligheidshalve spreekt Van den Toorn van een tendens; regel zou helemaal te ver gaan. Nu zal het iedereen wel duidelijk zijn dat het achteraf regelen in de taalkunde meestal gepaard gaat met het vaststellen van uitzonderingsgevallen.

De gevallen die zich aan de genoemde tendens onttrekken, liggen dermate voor het grijpen dat ze niet onvermeld mogen blijven. Al bij het lezen van het artikel schoot mij verweerschrift te binnen, ontstaan uit het werkwoord weren, met

voorvoegsel: verweren, waarvan afgeleid het abstractum verweer, dat zonder -s- een samenstelling vormt met schrift.

Wat snuffelen in een woordenboek leverde mij al gauw de op identieke wijze ontstane samenstellingen met aan-: aanbouwkeuken, aanbrengpremie, aangroeimiddel, aanhangmotor, aanheftoon, aankoopsom, aanlegkosten, aanloopkrediet, aanpakstijl, aanplakzuil, aanroepsein, aanslagbiljet, aanspraakformule, aanvoerleiding, aanwaskust, aanzetknop, aanzoekbrief.

Met voorgevoegd af- liggen de uitzonderingen eveneens voor het grijpen: afkoopsom, aflaatprediker, afloopdatum, afreistijdstip, afschrikvol, afstelneiging, aftrekpost, afvalfruit (met het abstracte proces van afvallen), afvoerkanaal, afweergeschut.

Ook het voorvoegsel be- draagt bij aan deze categorie: bedingzucht, begintijd, behoudzucht, beklagboek, belangstelling, beraadslaging, bereikbaarheid, berouwvol, beschikzucht, besluitvaardigheid, betoogtrant, bevelhebber, bewijsvoering, bezoekuur. Het lijkt mij overbodig om na deze bewijsvoering nog meer elementen aan te dragen die de gesignaleerde ‘tendens’ ontkrachten. De moeite zou met honderden voorbeelden beloond worden. Ik deel volkomen de mening van Van den Toorn (De Nieuwe Taalgids 74, 1981, blz. 197) dat ‘er een chaos lijkt te heersen bij de bestaande samenstellingen’. Wie die chaos achteraf wil beregelen, ontkomt er niet aan ook regels te ontwerpen voor de uitzonderingen en de gevallen die zich ook hieraan onttrekken, enz.

Een verstandig advies voor de vorming van nieuwe samenstellingen is: schrijf geen tussenletter -s- als het bewuste woord een homogram c.q. homoniem gaat vormen: dus geen beheersplan als men beheerplan bedoelt. Om het inburgeren van zo'n woord hoeft men zich niet te bekommeren; dat gebeurt even gemakkelijk zonder als met een -s-.

Niet-aanvaarde woorden A. Kooyman - Edinburgh

In Onze Taal van oktober 1988 (blz. 144) zijn de heer Blomberg en de redactie in discussie over de vraag hoe men vervoegde vormen van werkwoorden als saven en

deleten schrijft. Ik acht het zeer de vraag of dit een terechte vraag is. Mijn inziens is

het Nederlands weerbaarder tegen deze Engelse invloeden dan algemeen aangenomen wordt (wat ook te zien is aan de vertaling in plaats van de overname van een woord als wordprocessor, dat in het Nederlands tekstverwerker wordt). Er is geen enkel (gerenommeerd of niet gerenommeerd) computerprogramma dat het commando

saven of deleten in de menu's heeft staan. De computerprogramma's gebruiken

hiervoor de goed Nederlandse woorden bewaren of opslaan en verwijderen. Dit is een teken dat werkwoorden als deleten en saven niet als geheel aanvaarde woorden worden gezien, maar als ‘slang’. Ik acht het daarom zeer de vraag in hoeverre de genoemde werkwoorden werkelijk aanvaard zullen worden en ooit nog dermate algemeen gebruikt zullen zijn dat ze ook in verzorgde schriftelijke taal zullen opduiken.

Vooralsnog acht ik de vraag hoe men ‘hij delete’ schrijft daarom in wezen een puur theoretische vraag.

Naschrift redactie

Het artikel waarop de heer Kooyman doelt, had betrekking op de vervoeging van aan het Engels ontleende werkwoorden. De woorden saven en deleten zijn voorbeelden waaraan bepaalde problemen geïllustreerd kunnen worden; het feitelijk voorkomen ervan doet daarom minder ter zake. Dat recent overgenomen Engelse werkwoorden wel degelijk ook in geschreven taal voorkomen, kunnen we elke dag om ons heen zien. Waar nieuwe vormen ontstaan, ontstaat tevens een behoefte aan regels. Aan die behoefte hebben wij getracht te voldoen.

30

Is 't kofschip lek?

Ronald Mol - docent Nederlands, Eindhoven

Op blz. 192 van nummer 12 van Onze Taal wordt een misvatting van Ruud Muschter over uitzonderingen op het ezelsbruggetje van 't kofschip, door de redactie rechtgezet. Toch kan men met 't kofschip in grote problemen komen. Als voorbeeld wil ik graag het woordje plenzen (gieten, uitstorten) nemen. De stam is plenz(en). De ‘z’ staat niet in 't kofschip en als zodanig zou de verleden tijd van plenzen ‘plensde’ moeten zijn: ‘de regen plensde met bakken uit de grauwgrijze hemel’. Tot zover klopt het ezelsbruggetje volkomen.

Maar de grote Van Dale geeft anno 1984 ook plensen als volwaardige spellingvorm weer, alhoewel er wel volledigheidshalve tussen haakjes vermeld wordt dat deze vorm niet officieel erkend is (Van Dale, blz. 2195). Volgens 't kofschip èn Van Dale zou de verleden tijd hierbij vervolgens ‘plenste’ moeten zijn: ‘de regen plenste met bakken uit de grauwgrijze hemel’. Bij twee exact dezelfde zinnen zouden er dus wat de werkwoordsvorm betreft twee invulmogelijkheden mogelijk zijn.

Het is zeker niet ondenkbeeldig dat over een aantal jaren plensen de meest gangbare spelling zal worden. Zodra dat het geval is, is er minstens één uitzondering aan te wijzen. En daarmee is 't kofschip gezonken.

Naschrift redactie

Er bestaan twee werkwoorden: plenzen en plensen. De stamtijden van plenzen zijn

plensde, geplensd; die van plensen: plenste, geplenst. In beide gevallen worden naar

onze mening de kofschip-regels correct toegepast. Dat de spellingvariatie leidt tot verschillende vervoegingen, is juist een argument voor de bewering dat 't kofschip nog steeds waterdicht is.

Ex- is beladen

Ruthger te Marvelde - redacteur, Nieuwegein

In het decembernummer is op blz. 192 een reactie opgenomen van de heer Rien Verhoef, vertaler te Amsterdam, op een bijdrage van de heer J. Posthumus,

ex-medewerker van het Anglistisch Instituut RU Groningen. Het gaat daarbij om het gebruik van het voorvoegsel ‘ex’. Volgens Verhoef is ex-, in tegenstelling tot oud-, een niet-neutraal voorvoegsel; het geeft een negatieve kwalificatie aan het woord dat erop volgt: een oud-collega is gepensioneerd, van baan veranderd, of overleden; een ex-collega de laan uitgestuurd. Verhoef vraagt zich derhalve stiekem af wat Posthumus als ex-medewerker dan wel misdaan kan hebben.

In zijn naschrift noemt Posthumus het verschil in gebruik dat door Verhoef aan de orde wordt gesteld een ‘bedenksel dat niet of nauwelijks in overeenstemming is met werkelijk taalgebruik’, en kent hij het voorvoegsel ex-een strikt neutrale betekenis toe. Mijns inziens gaat hij daarmee voorbij aan de gevoelswaarde die het voorvoegsel

toegekend kan worden. Weliswaar zijn ex- en oud- in principe verwisselbaar, maar voor sommige afleidingen of samenstellingen ligt de voorkeur voor een van beide elementen min of meer vast (ANS). Het voorvoegsel oud- kan daarbij neutraal of positief gewaardeerd worden, zoals in oud-strijder.

Voor ex- is ten hoogste een neutrale rol weggelegd. Als zelfstandig woord is het beladen, evenals in veelgehoorde combinaties als ex-veroordeelde of exgedetineerde.

Naschrift redactie

Het is duidelijk dat sprekers van het Nederlands verschillend oordelen over de gevoelswaarde van oud- en ex-. Met deze constatering sluiten we de discussie.

Positieve actie en - discriminatie mevr. H.J. van de Streek - Utrecht

In ‘Onze groeiende woordenschat (3)’ op blz. 158 van Onze Taal van oktober 1988 schrijft de heer De Bruijn dat de term positieve discriminatie inmiddels wel weer uit de sociale turbotaal mag verdwijnen omdat dit nu positieve actie heet.

Niets is echter minder waar! Bij positieve actie en positieve discriminatie gaat het om verschillende dingen. Dit blijkt uit een bijdrage van E.M. van Eijden en J.E. Goldschmidt in het blad ‘Beleid en Maatschappij’ nr. 4 1988, waarin de termen worden geïllustreerd met de situatie van mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. Ik citeer:

‘Positieve actie en voorkeursbehandeling: een wereld van verschil Ten onrechte worden positieve actie en positieve discriminatie vaak als synoniemen gebuikt. Hoewel positieve actie vaak samengaat met positieve discriminatie of

voorkeursbehandeling, gaat het om verschillende dingen. Het is zaak die goed te onderscheiden, niet in de laatste plaats omdat de juridische vragen die ermee samenhangen wezenlijk anders zijn. Onder positieve actie wordt verstaan: een samenhangend geheel van maatregelen van een arbeidsorganisatie, gericht op het verbeteren van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt en in die arbeidsorganisatie. Er worden doelstellingen vooropgesteld die binnen een bepaald tijdschema moeten worden bereikt. Positieve actie impliceert dus een planmatige aanpak van een situatie van ongelijkheid.

Een maatregel of instrument dat gebruikt kan worden is voorkeursbehandeling of positieve discriminatie. Hiervan

31

is sprake als vrouwen voorrang krijgen boven mannen bij het vervullen van arbeidsplaatsen. Voor positieve actie en/of voorkeursbehandeling moet de rechtvaardiging c.q. noodzaak gezocht worden in de feitelijk voortdurende ongelijke posities en ongelijke kansen. Voorkeursbehandeling is een middel ter effectuering van het gelijkheidsbeginsel. De keuze voor de term

voorkeursbehandeling is dan ook niet toevallig maar principieel: van discriminatie is geen sprake en de term positieve discriminatie geeft een onnodige negatieve klank aan het gebruikte model.’

De uitdrukking positieve discriminatie kan dus blijven bestaan, evenals positieve

actie. Onze woordenschat is op dit punt inderdaad groeiende!

Naschrift redactie

Het betekenisonderscheid is inmiddels ook in de woordenboeken te vinden. Van Dale 1984 definieert positieve discriminatie als ‘voorkeursbehandeling van

gediscrimineerden’. In 1988 komt positieve actie voor het eerst in het woordenboek voor (Van Dale Handwoordenboek van Hedendaags Nederlands, 1988): ‘geheel van maatregelen om met voorkeursbehandeling de positie van bepaalde categorieën binnen organisaties te verbeteren’.

Een onbeschaafde uitspraak R. Tuik - Geleen

In haar artikel ‘45 jaar koninklijke reportage op de radio’ (op blz. 90 van het decembernummer) schrijft mevr. T. Wilbrink-Harms onder meer over beschaafde en onbeschaafde uitspraak van de ‘ij’. Zij geeft drie voorbeelden van onbeschaafde uitspraak, die mijns inziens aan West- en Middennederlandse dialecten zijn ontleend. Het wordt niet duidelijk welke norm zij stelt ten aanzien van (on-)beschaafde uitspraak van de ‘ij’. Desondanks komt zij tot de volgende conclusie: ‘Ik heb in de door mij beluisterde tekstgedeelten geen onbeschaafde uitspraak van de “ij” kunnen scoren.’

Mij stak haar verklaring betreffende deze conclusie. Ik citeer: ‘Ik denk dat dit komt doordat de koninklijke journalisten allemaal goed opgeleid zijn en bijna allemaal uit het westen komen.’ Kennelijk is zij van mening dat een westerse afkomst mede het beschaafd uitspreken van de ‘ij’ bevordert. Dit lijkt mij in tegenspraak met de eerder door haar genoemde voorbeelden. De verklaring lijkt daarom eerder op vooroordelen dan op feiten te berusten. Om deze reden vind ik de verklaring een onbeschaafde uitspraak.

Croma-verandering internationaal? Lex van Boetzelaer - Maartensdijk

In november 1988 schreef Joop van der Horst op blz. 172 van Onze Taal over de opkomst van ‘Croma-zinnen’, waarin tussen de bijzin en een hoofdzin die begint met een werkwoord het voegwoord dan wordt weggelaten. Na zijn artikel ben ik ook in het Duits en het Deens op dergelijke zinnen gestuit, onder andere de volgende.

Duits: Setzt die Regenzeit einmal später ein, oder hört früher auf als üblich, sinkt

dieser Prozentsatz noch wesentlich tiefer. (Zet de regentijd eenmaal later in, of houdt hij vroeger op dan gewoonlijk, zakt dit percentage nog aanmerkelijk dieper.)

Deens: Rejses det, er der rigeligt at diskutere. (Wordt dat (vraagstuk) aangedragen,

valt er rijkelijk te discussiëren.)

Het is opmerkelijk dat een zo jonge ontwikkeling toch in meerdere talen tegelijkertijd plaatsvindt. Wordt hiermee duidelijk hoe groot de onderlinge beïnvloeding tussen de verschillende talen is?

Een on-woord Kruisinghondjes

Robert-Henk Zuidinga

Ik geef het toe: ik heb iets wantrouwends. Zodra iets een naam die het al jaren heeft, opgeeft voor een andere, zoek ik daar iets slechts achter en wil ik onmiddellijk de diepere redenen doorgronden.

Neem de Bijlmer. Die is eeuwenlang zo genoemd - de Bijlmer heet niet voor niets voluit Bijlmermeer: het is een droogmakerij, die al in 1622 werd drooggelegd - maar sinds een paar jaar is het officieel alleen nog Amsterdam-Zuidoost. En wie er wel eens komt, weet dat de naam nieuw is, maar de Bijlmer zelf onveranderd.

Ja, ik weet het. Ik woon zelf in Amsterdam en kom ook af en toe in de Bijlmer, zij het uitsluitend noodgedwongen, en ik weet dat hier en daar twee tweekamerflats zijn samengevoegd tot één vierkamerflat en in een andere toren vierkamerflats opgedeeld zijn in tweekamerappartementen, en in een flatgebouw is een uitkeringsgerechtigde schoolverlater uit een eenoudergezin te werk gesteld als part-time conciërge om de hondepoep in de parkeergarages te bestrijden. En ik weet dat sindsdien de leegstand in Zuidoost drastisch is teruggelopen, maar dat neemt niets weg van het feit dat de Bijlmer de Bijlmer is en blijft. Daar verandert een nieuwe naam niets aan.

Dat zelfde gevoel bekroop me toen ik een advertentie zag voor ‘leuke

KRUISINGHONDJES’ (ze kosten f 100,-). Het duurde even voor ik begreep dat hier alles wat niet raszuiver is bastaards, vuilnisbakken, mengras en inteelt

-samengebracht was onder een noemer die hoge kwaliteit en een onverdunde stamboom van vijf, zes generaties suggereert.

Kruisinghondjes. Ja, ik weet het. Dat zijn vaak de liefste, trouwste en

aanhankelijkste. Ik heb ook niets tegen hybride honden, ik heb iets tegen die naam. Dat er aan verbale opwaardering gedaan wordt, betekent dat er iets opgewaardeerd dient te worden. Dat kan niet anders. Dat het in de verpakking (de naam, de kleuren, de reclameleus, vul zelf maar aan) gezocht wordt, betekent dat de inhoud verbloemd dient te worden. Dat kan ook niet anders.

Kruisinghondjes. Dat geeft een heel nieuwe betekenis aan het begrip

32

Vraag en antwoord

Beide(n), vele(n), alle(n), enz. Redactie Onze Taal

Vraag: Hoe zit het precies met de uitgangs-n in woorden als velen en sommigen? Wanneer gebruik je die wel en wanneer niet? Ik heb wel eens gehoord dat het te maken heeft met het onderscheid tussen personen en zaken.

Antwoord: U hebt in zoverre gelijk dat bij verwijzingen naar zaken geen -n komt achter tel- en voornaamwoorden zoals sommige, enkele, vele, meerdere, de meeste,

alle, weinige, beide, eerste, laatste, andere, onze, hunne, uwe, enz.

- Vele van de stoelen hadden kapotte zittingen

- Er lagen honderden flessen op het strand. Sommige bevatten een brief.

Wanneer deze woorden op personen betrekking hebben, ligt de zaak echter

ingewikkelder. De Algemene Nederlandse Spraakkunst geeft de volgende regel: ‘Als ze zelfstandig gebruikt personen aanduiden met buitentekstelijke verwijzing, krijgen die woorden die op een -n kunnen eindigen, de n- vorm.’ (blz. 274) Daar hebt u dus niet zo veel aan. De taalgids Twijfelgevallen Nederlands is iets minder technisch door de slot-n alleen te koppelen aan zelfstandig gebruik: ‘Zelfstandig gebruikt zijn zulke woorden, wanneer er geen zelfstandig naamwoord achter staat en er uit het zinsverband ook niet achter geplaatst of gedacht kan worden’ (blz. 72). Ook deze formulering munt echter niet uit door duidelijkheid.

Er lijken drie situaties te zijn:

1. Zelfstandig gebruik: verwijzend naar personen buiten de tekst. Voorbeelden: - Hoe laat komen de anderen?

- Velen woonden de uitvaart van Strauss bij. - De onzen hadden moeten winnen.

In deze gevallen staat er geen zelfstandig naamwoord in de zin, waarop het voornaamwoord of telwoord betrekking kan hebben of dat ‘erachter gedacht kan worden’. Deze voornaamwoorden krijgen altijd een slot-n als ze naar personen verwijzen.

2. Verwijzend naar een zelfstandig naamwoord in dezelfde zin. Voorbeelden: - Er waren duizenden demonstranten, waaronder vele in uniform.

- Sommige van de demonstranten droegen bivakmutsen.

Het eerste voorbeeld kan opgevat worden als een samentrekking, waarbij het tweede ‘demonstranten’ is weggevallen en derhalve zonder bezwaar achter vele ingevuld kan worden. In het tweede geval geeft de van-bepaling een nadere specificatie van de bedoelde groep; ‘sommige van de demonstranten’ is hetzelfde als ‘sommige demonstranten’. In deze gevallen wordt ook geen slot-n geschreven.

3. Verwijzend naar een zelfstandig naamwoord in een andere zin. Voorbeelden: - Er waren duizenden demonstranten. Velen waren in uniform.

- De demonstranten drongen de ambassade binnen. Enkelen schreeuwden leuzen. De verwijzing is hier weliswaar ‘binnentekstueel’, maar over de zinsgrens heen. Hoewel de situatie hier onduidelijk is, raden we aan deze gevallen op te vatten als ‘buitentekstuele’ verwijzingen, en ze met een slot-n te schrijven.

Om het nog moeilijker te maken, noemen we nog een tussenvorm van 2 en 3: hoofdzinnen die gescheiden worden door een puntkomma of dubbele punt. Ook in deze gevallen raden we aan een slot-n te schrijven, omdat deze leestekens in dit soort zinnen meestal door een punt vervangen kunnen worden. Neem de twee bovenstaande voorbeelden; hier had ook zonder bezwaar een puntkomma tussen kunnen staan. Dus:

- Tientallen taalkundigen waren het met deze voorstellen eens; sommigen waren een andere mening toegedaan.

Samenvattend luidt ons advies: schrijf een -n achter telwoorden zoals vele en

sommige en voornaamwoorden als andere, degene en onze wanneer deze woorden:

a) naar personen verwijzen en b) zelfstandig gebruikt worden en

c) niet betrekking hebben op een zelfstandig naamwoord in dezelfde hoofdzin. Laat in andere gevallen de slot-n weg.

Onze groeiende woordenschat H. Heestermans

afvaltoerisme, o., (eufem.) het vervoer van (chemisch, giftig) afval naar een ander land.

attentielicht, o., -en, (verkeer) overdag verplicht te voeren groot licht, ter vergroting van de verkeersveiligheid.

basisbeurs, v.(m.), -beurzen, beurs voor alle studenten en scholieren tussen de 18 en de 30 jaar ongeacht het inkomen van de ouders.

belstuk, o., -ken, poststuk waarvoor bij de bezorging aangebeld moet worden. bibliotherapie, v., -ën, (med.) therapie waarbij gebruik wordt gemaakt van

geselecteerde literatuur (waarin problemen worden beschreven) als hulpmiddel bij medische en psychiatrische behandeling.

33

een vuilnisbak voor groente-, fruit- en tuinafval.

bommenwerper, m., -s, (...) 2. iem. die bij een sportwedstrijd een zelfgemaakte bom op het veld gooit.

-boom, m., -s, (<Eng.) produktief tweede lid van een samenstelling, waarmee een explosieve groei van het in het eerste lid genoemde wordt aangeduid: abonnementen-,

In document Onze Taal. Jaargang 58 · dbnl (pagina 67-102)