• No results found

3.5 Effecten autonome ontwikkelingen op het landschap

3.5.1 Landschapsveranderingen en landschapskwaliteit

In de vorige paragrafen is aandacht besteed aan de autonome ontwikkelingen. Deze zijn beschreven vanuit:

• de landbouw, en in het bijzonder de productielandbouw; • recreatie en toerisme;

• wonen, werken, infrastructuur en niet-agrarische bedrijvigheid; • natuurbeheer en natuurontwikkeling;

• water en waterbeheer.

Deze autonome ontwikkelingen hebben invloed op de landschapselementen en op samenhangen tussen landschapselementen. Bestaande landschapselementen kunnen verdwijnen, worden aangetast, of worden verbeterd bijvoorbeeld door een beter be- heer. Nieuwe landschapselementen kunnen worden aangelegd.

Eenzelfde ingreep kan in verschillende typen landschappen heel verschillend uitwer- ken. Landschapsveranderingen zijn vaak geen eenmalige gebeurtenissen. Landschap is voortdurend in verandering en, zegt men, landschap is de spiegel van maatschappelijke ontwikkelingen en spiegel van onze cultuur. Verschillende publicaties geven een beeld van landschapsveranderingen (bijv. Barends, 1988; Schuring e.a., 1992; Dijkstra e.a., 1997).

De waardering van landschapsveranderingen is daarbij afhankelijk van: • de kwaliteit van landschappen;

• de mate waarin en wijze waarop deze kwaliteiten worden aangetast of verbeterd; • het beoordelingskader, ofwel de doelen en criteria voor beoordeling.

Volgens de Nota Landschap (1992) en de Nota Natuur voor Mensen (2000) is het landschapsbeleid gericht op het instandhouden en versterken van de landschappelijke identiteit en kwaliteit. Kernwoorden bij de beleidsdoelen zijn in positieve zin de be- grippen identiteit en samenhang, in negatieve zin de begrippen verrommeling en ver- snippering. Identiteit krijgt zijn uitwerking in het versterken van de verscheidenheid van landschappen of landschapstypen in Nederland. Landschapskwaliteit is daarbij vanuit verschillende invalshoeken of aspecten in te vullen, per landschapstype: • aardkundig, d.w.z. kenmerkend reliëf en terreinvormen;

• archeologisch, de zichtbare en niet direct zichtbare verschijnselen (bodemarchief); • historisch geografisch, de historisch gezien kenmerkende elementen (beplantin-

gen, boerderijen, molens, e.d.) en patronen (verkavelingspatroon, bebouwingspa- troon e.d.);

• ecologisch, d.w.z. kenmerkende ecotopen en samenhang tussen ecotopen; • functioneel, d.w.z. karakteristiek bodemgebruik;

• visueel; hier gaat het om het beeld dat landschappen oproepen, de onderlinge or- dening van landschapselementen in het zichtveld; visuele openheid en gesloten- heid van landschappen is één van de kenmerken;

• beleving; dit hangt niet alleen samen met de visuele waarneming maar ook met de waarneming en waardering van geluid/lawaai, geur/stank.

Een combinatie van ontwikkelingen en landschapsaspecten leidt tot het opstellen van een globale effectenmatrix (tabel 1). Hierin is landbouw opgesplitst in productieland- bouw en verbrede landbouw. De productielandbouw is primair gericht op de produc- tie van voedsel van een hoge kwaliteit tegen lage kosten. Trefwoorden zijn hier schaal- vergroting, intensivering, rationalisering, marktwerking. Verbrede landbouw is een vorm van landbouw waarbij naast de productie van voedsel, zorg wordt besteed aan natuur en landschap, hetzij dat activiteiten bewust worden nagelaten, hetzij dat een actief beheer van natuur- en landschapselementen plaatsvindt. In tabel 1 zijn ze in hun effecten op het landschap als uitersten en bijna als een karikatuur neergezet. Bij de productielandbouw overwegen de negatieve effecten, bij de verbrede landbouw de positieve. In werkelijkheid komen allerlei mengvormen voor.

Welke conclusies zijn nu te trekken uit deze effectenmatrix? Allereerst dat alle ontwik- kelingen op de een of andere wijze het landschap en de beleving van het landschap beïnvloeden. De effecten zijn echter sterk afhankelijk van:

• de aard, omvang, vormgeving en locatie van de ontwikkelingen; • de kwaliteit van het landschap waar de ontwikkelingen plaatsvinden.

Een analyse van de vier regio’s (hoofdstuk 5) geeft aan dat ontwikkelingen en effecten op het landschap regionaal heel verschillend kunnen uitpakken.

Voor het landschap is het zeer van belang waar en in welke mate de productieland- bouw en de ‘verbrede landbouw’ zich zullen ontwikkelen. Duidelijk is dat bij de ‘verbrede landbouw’ er meer kansen bestaan voor het rekening houden met land- schapskwaliteiten en voor een actief beheer van landschapselementen.

De belangrijkste veranderingen, die bestaande waarden in het landelijk gebied bedrei- gen zijn een afnemend economisch belang van de landbouw en een toename van de verstedelijking van het platteland. Deze moeten worden afgezet tegen de nieuwe eisen die aan de waarden van het platteland worden gesteld, vanuit de behoefte aan meer natuur, cultuurhistorische identiteit en recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied. In haar studie “Het landelijk gebied in 2010”(RLG, 2000), stelt de Raad voor het Lan- delijk Gebied, dat de landbouw ook in 2010 een belangrijke factor in het landelijk ge- bied zal blijven. Gelet op de groeiende vermaatschappelijking van landbouw, natuur en recreatie, en tegelijkertijd de grotere behoefte aan ruimte voor wonen en bedrijvigheid, wordt het landelijk gebied “de arena van competitie over schaarste en kwaliteit”. Een geïntegreerde multifunctionele aanpak waarin verschillende vormen van (meervoudig) ruimtegebruik en ruimteclaims zorgvuldig worden afgewogen, is het nieuwe uitgangs- punt voor de ruimtelijke ordening in het landelijk gebied. Voor de toekomst betekent dit onder meer dat de ontwikkelingen, in het bijzonder de landbouw en de verstedelij- king, zich moeten aanpassen aan maatschappelijke eisen en zouden moeten voldoen aan randvoorwaarden vanuit milieu, natuur en landschap (Regiebureau POP, 2001). Bij de afweging van verschillende vormen van ruimtegebruik en ruimteclaims verdient landschapskwaliteit een sterkere plaats als leidend beginsel: alle economische en overi- ge activiteiten zijn toegestaan, mits ze de kwaliteit van het landschap versterken (RLG, 2000). In Nederland zijn gebieden te onderscheiden waar de huidige landschapskwali- teit meer of minder groot is. In het kader van een toets van de VIJNO is een zgn. indi- catieve kaart gemaakt over de huidige landschapskwaliteit (Milieu- en Natuurplanbu- reau, 2001).

Bij de afweging van verschillende vormen van ruimtegebruik en ruimteclaims verdient landschapskwaliteit een sterkere plaats als leidend beginsel: alle economische en overi- ge activiteiten zijn toegestaan, mits ze de kwaliteit van het landschap versterken (RLG, 2000). In Nederland zijn gebieden te onderscheiden waar de huidige landschapskwali- teit meer of minder groot is. In het kader van een toets van de VIJNO is een zgn. Indi- catieve kaart gemaakt over de huidige landschapskwaliteit (Milieu- en Natuurplanbu- reau, 2001).

Deze indicatieve kaart over de landschapskwaliteit kan aanleiding zijn voor verschil- lende landschapsstrategieën:

• In gebieden met zeer grote en grote landschapskwaliteit ligt er een accent op actie- ve bescherming onder andere via de Wet R.O. en actief beheer van bestaande kwa- liteiten. Het gaat hier vooral om de droogmakerijen, veenweidegebieden, oude zeekleigebieden, deels het rivierengebied, de essenlandschappen en de veenkolo- niën.

• In gebieden met geringe en matige kwaliteit ligt er een accent op aanleg van nieu- we elementen en op actief beheer van nieuwe en bestaande landschapselementen, maken van verbindingen, nieuwe patronen, tussen bestaande versnipperde en ver- brokkelde beeld van m.n. beplanting. In veel gevallen gaat het dan om landschap- pen in de zandgebieden. Actieve aanleg en beheer van landschapselementen (voor- al beplantingen) kunnen hier bijdragen tot verbetering van de diskwaliteiten. • In gebieden waar grote veranderingen optreden, m.n. in het kader van verstedelij-

king; zou het accent meer kunnen liggen op landschapsvernieuwing. Het gaat hier om gebieden zoals delen van de Randstad of Deltametropool, de verstedelijkingsas in Noord-Brabant, het gebied Arnhem-Nijmegen, de stedenband in Twente.

3.5.2 Consequenties

Welke trends zijn nu het meest van invloed op de kwaliteit van het agrarisch cultuur- landschap? De Raad voor het Landelijk Gebied stelt dat de landbouw ook in 2010 een belangrijke factor in het landelijk gebied zal blijven (RLG, 2000). Landbouw zal steeds meer verbonden zijn met de uiteenlopende andere functies en kwaliteiten van het lan- delijk gebied. Voor een zorgvuldige en nieuwe vorm van afweging en functietoeken- ning is een geïntegreerde kwaliteitsbenadering nodig.

De belangrijkste veranderingen die bestaande waarden in het landelijk gebied bedrei- gen, een afnemend economisch belang van de landbouwsector en een toename van de suburbanisatie (geleidelijke verstedelijking van het platteland), moeten worden afgezet tegen de nieuwe eisen die aan de waarden van het platteland worden gesteld, vanuit de behoefte aan meer natuur, cultuurhistorische identiteit en recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied.

Een geïntegreerde multifunctionele aanpak waarin verschillende vormen van (meer- voudig) ruimtegebruik en ruimteclaims zorgvuldig worden afgewogen is het nieuwe uitgangspunt voor de ruimtelijke ordening in het landelijk gebied.

Het probleem wat zich daarbij voordoet is waartegen moet worden afgewogen. Van welke referenties of streefdoelen moeten we uitgaan bij een geïntegreerde kwaliteitsbe- nadering voor behoud, herstel en inrichting van het agrarisch cultuur landschap. Het gaat daarbij onder meer om de keuzen voor handhaving van bestaande kwaliteiten, herstel van verloren elementen en processen en inrichting van nieuwe elementen. Het landschap vormt het uitgangspunt voor de ontwikkeling van het landelijk gebied, met kwaliteit als leidend beginsel: alle economische en overige activiteiten zijn toege- staan, mits ze de kwaliteit van het landschap versterken (RLG, 2000).

Hooimeijer et al. (2000) geeft aan dat het begrip (ruimtelijke) kwaliteit niet eenduidig kan worden gedefinieerd. In hun studie wordt het kwaliteitsbegrip en de vele verschil- lende waarden die daaraan kunnen worden gekoppeld gestructureerd in de categorieën gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde verdeeld over vier vormen van maatschappelijke belangen: ecologisch, economisch, sociaal en cultureel.