• No results found

135 200140 - Systeemstudie energie-infrastructuur Zuid-Holland - December 2020

G Land- en tuinbouw

Voor 2020 is een dataset van het energieverbruik van de landbouwsector per buurt opgesteld op basis van de volgende bronnen:

— Gas- en elektriciteitsverbruik van de agrarische sector per gemeente, conform

Klimaatmonitor. De laatst beschikbare data zijn voor het energieverbruik in 2018, en de gemeentelijke indeling van 2019.

— Bestand Bodemgebruik 2015 van het CBS.

— Oppervlakte van verblijfsobjecten uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen.

— Van wkk-vermogens is met de netbeheerders een schatting gemaakt. Andere aannames betreffen de inzet ervan: 90% van het huidige gasverbruik is voor wkk’s en 33% van de geproduceerde elektriciteit is voor eigen gebruik (afgeleid uit Prognose CO2-emissie glastuinbouw 2030).

De omvang van het areaal glastuinbouw is gevarieerd per scenario. Tot 2030 is aangenomen dat het areaal gelijk blijft. Tussen 2030 en 2050 zijn de volgende scenarioaannames gedaan over het areaal glastuinbouw:

— Scenario Regionale Sturing krimpt van 0,8% per jaar;

— Scenario Nationale Sturing geen groei of krimp;

— Scenario Europese Sturing groei van 0,8% per jaar;

— Scenario Internationale Sturing groei van 0,8% per jaar.

In vergelijking met II3050 is hier een grotere rol gegeven aan geothermie en vooral ook restwarmte. Dit is vanwege het grote potentieel in Zuid-Holland. Meer specifiek per scenario:

— Voor 2030 zijn we uitgegaan van specifieke studies voor Westland en Oostland.

De overige glastuinbouw is een combinatie van trends voor Westland, Oostland en nationaal uit respectievelijk ‘Kompas op 2030’, ‘Oostlandse glastuinbouw zet koers naar 2030’, en ‘Prognose CO2-emissie glastuinbouw 2030’, alle drie van de WUR.

— 2050 Regionale Sturing heeft geothermie als focus, sterker dan in II3050, aangevuld met groengas en biomassa.

— 2050 Nationale Sturing is, in aansluiting op II3050, een scenario met warmte-afname aangevuld met warmtepomp en wko, biomassa en wkk op groengas. In II3050 komt in dit scenario de warmte uit geothermie, hier is gekozen voor meer restwarmte, in lijn met gebouwde omgeving.

— In 2050 Europese CO2-sturing ligt de focus op warmtepomp met wko, aangevuld met warmte-afname en biomassa. Hier is de warmte een combinatie van geothermie en restwarmte, in II3050 is uitgegaan van enkel geothermie.

— In 2050 Internationale Sturing zijn de uitgangspunten overgenomen vanuit II3050:

geothermie, warmtepomp met wko, gas-wkk en biomassa. Het vormt een goede aanvulling op de andere drie scenario’s.

Voor alle scenario’s geldt dat aangenomen is dat de warmtevraag met 1,6% per jaar zal dalen en de elektriciteitsvraag met 0,5% per jaar zal stijgen. Deze trends zijn gebaseerd op de drie bovengenoemde studies. De stijging in de elektriciteitsvraag is minder dan aan-genomen in II3050, omdat deze groei voornamelijk komt door de groei van belichte teelt.

In Zuid-Holland wordt relatief gezien t.o.v. andere gebieden al meer belicht in de glastuin-bouw en zal de belichte teelt minder hard groeien. De CO2-vraag is berekend aan de hand van wegvallende gasvraag en wkk’s.

136 200140 - Systeemstudie energie-infrastructuur Zuid-Holland - December 2020 Tabel 30 - Vergelijking warmtetechnieken glastuinbouw in systeemstudie en II3050

Reg Nat Eur Int Systeemstudie Zuid-Holland Geothermie 75% 12% 30% 40%

Restwarmte 0% 28% 30% 0%

Warmtepomp wko 0% 50% 20% 25%

Biomassaketel 10% 10% 15% 10%

Gasketel 15% 0% 0% 0%

Wkk 0% 0% 5% 25%

II3050 Geothermie 60% 60% 40% 40%

Restwarmte 0% 5% 0% 25%

Warmtepomp wko 0% 20% 50% 25%

Biomassaketel 15% 15% 10% 10%

Gasketel en wkk 25% 0% 0% 0%

137 200140 - Systeemstudie energie-infrastructuur Zuid-Holland - December 2020

H Energieproductie

H.1 Zon en wind

2030

Voor kleinschalige pv zijn we uitgegaan van de prognoses per RES-regio (Factsheet zon-pv en wind op land, NP RES (2019). RES-regio’s konden in een vragenlijst aangeven of zij reden zien hiervan af te wijken. De totalen per RES-regio zijn vervolgens verdeeld over de buurten op basis van de potentie voor kleinschalige zon per buurt (uit analysekaarten NP RES). Dit impliceert dat bij elke buurt in een RES-regio een gelijk aandeel van de beschik-bare ruimte wordt benut. Dit is in lijn met de regionalisatie van II3050.

Voor grootschalige opwek op land (zon-pv op bedrijfsdaken, zonneparken en wind op land) gaan we uit van de RES’en in conceptvorm. Hiervoor is gebruik gemaakt van de invul-formulieren die de netbeheerders gebruiken voor de doorrekening. Deze gegevens waren niet beschikbaar van elke RES-regio. Daarnaast hebben sommige RES-regio’s meerdere scenario’s. In de volgende tabel staat weergegeven hoe elke RES-regio meegenomen is.

Voor wind op zee is de Routekaart windenergie op zee van de Rijksoverheid het uitgangs-punt. Voor de aanlandingen van de windparken volgen we de investeringsplannen van TenneT.

RES-regio Invulformulieren netbeheerders ontvangen?

Toegepaste methode Opmerkingen

Alblasserwaard Ja Overnemen invulformulieren (Scenario 1 voor alle categorieën).

A15-scenario heeft de voorkeur (aangegeven door de regio).

Drechtsteden Nee Schaling nationale ambitie naar ambitie voor regio.

De potentiële productie dient als verdeelsleutel.

Gegevens van Drechtsteden zijn ondertussen binnen en worden meegenomen in v2.

Hoeksche Waard

Nee Huidig en gepland opgesteld vermogen meegenomen en 0,1 TWh additioneel zon op dak groot.

Buurtverdeling huidig en gepland opgesteld vermogen nu nog schatting.

Wordt nog verfijnd op basis van gegevens netbeheerders.

Holland Rijnland

Ja Overnemen invulformulieren. Geen voorkeur voor scenario vanuit de regio, dus gemiddelde genomen.

Goeree- Overflakkee

Nee Alleen huidig en gepland opgesteld vermogen

meegenomen (aanname dat er geen additionele ambitie is).

Buurtverdeling huidig en gepland opgesteld vermogen nu nog schatting.

Wordt nog verfijnd op basis van gegevens netbeheerders.

Midden- Holland

Nee Uitgegaan van totale ambitie van 0.435 TWh (vragenlijst RES-regio). Verdeeld over verschil-lende technologieën op basis van pijplijn (zelfde verhouding).

Extra restricties geschikte locaties hernieuwbaar (aangeleverd door de regio) nog niet meegenomen.

138 200140 - Systeemstudie energie-infrastructuur Zuid-Holland - December 2020 RES-regio Invulformulieren

netbeheerders ontvangen?

Toegepaste methode Opmerkingen

Rotterdam- Den Haag

Ja Overnemen invulformulieren

met een correctie voor dubbeltelling wind op land.

Er zat een fout in de invulformulieren waardoor geplande windprojecten dubbel geteld zijn. Hiervoor is gecorrigeerd.

2050

Voor 2050 is aangesloten bij II3050 wat betreft de nationale totalen voor zon en wind op land. De geografische toedeling is in deze studie gebaseerd op de potenties zoals bepaald in de analysekaarten van het NPRES4 (op basis van beschikbaar dakoppervlak). Deze toedeling heeft invloed op enerzijds de schaling van de nationale totalen naar een totaal voor de provincie Zuid-Holland en anderzijds de opsplitsing van het totaal van Zuid-Holland naar buurtniveau. Er is bovendien aangenomen dat alle zonnepanelen en windmolens die in 2030 zijn opgesteld er ook nog zijn in 2050.

Voor wind op zee zijn ook de nationale totalen uit II3050 aangehouden en de lijn van II3050 gevolgd wat betreft nationale totalen. Aangenomen is dat in 2050 eenzelfde aandeel van de windparken op zee aanlandt in Zuid-Holland als in 2030.

H.2 Centrales

Bij de doorrekeningen van II3050 wordt regelbare elektriciteitsproductie meegenomen als systeemflex. Voor deze studie sluiten we aan bij deze methode.

H.3 Groengas

Groengas wordt gemaakt uit biomassa en wordt daarna ingevoegd in het gasnet. De bio-massa voor het gas wat kan worden geproduceerd en ingevoed in Zuid-Holland, hoeft niet uit Zuid-Holland of zelfs Nederland te komen. In de scenario’s Europese en Internationale Sturing wordt een deel van de biomassa geïmporteerd. Het groengas zelf kan ook geïm-porteerd zijn.

Voor nationale totalen is de lijn van II3050 gevolgd. Voor de regionalisering is gebruik gemaakt van het economisch potentieel (Scenario B) uit de recente studie ‘Potentieel van lokale biomassa en invoedlocaties van groengas’, die CE Delft uitgevoerd heeft voor Netbeheer Nederland. Het is op dit moment de meest recente studie en gebaseerd op bottom-up (i.e. oorspronkelijke) cijfers. In deze studie is het potentieel voor groengasp-roductie uit biomassareststromen in Nederland in 2030 bepaald en zijn de bijbehorende invoedlocaties vastgesteld. Deze regionale toedeling is gericht op 2030, maar is hier ook gebruikt voor 2050.

Om de uitkomsten van de studie van CE Delft om te zetten naar scenario’s in deze systeem-studie is een schalingsfactor toegepast. Die is gelijk aan het nationale totaal van elk scena-rio gedeeld door het nationale totaal van de potentieelstudie van CE Delft. Dit betekent dat elk scenario dezelfde invoedlocaties heeft, maar dat de hoeveelheid groengas die ingevoed wordt verschilt per scenario.

139 200140 - Systeemstudie energie-infrastructuur Zuid-Holland - December 2020