• No results found

2. Persoonlijke aansprakelijkheid van de curator

2.4 De lagere rechtspraak

De Hoge Raad heeft ter beoordeling van de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator, bij het uitoefenen van zijn taken in het faillissement, de Maclou-norm gecreëerd. In de uitspraak Prakke q.q./Gips heeft de Hoge Raad toegelicht hoe de Maclou-norm toegepast dient te worden. Hoe dit gestalte krijgt in concrete zaken, in de lagere rechtspraak, wordt geïllustreerd aan de hand van twee uitspraken.

Rechtbank ’s-Gravenhage 14 november 2012, LJN: BY3987

Het ging in deze kwestie om een gefailleerde VOF, hierna: A1. Vennoten waren twee BV’s met respectievelijk A2 en A3 als enig aandeelhouder en bestuurder. JVC is een schuldeiser in het faillissement. A2 is tevens bestuurder van JVC. A1 stelde vorderingen te hebben op derden. JVC, A2 en A3 hebben contact gehad met de curator omtrent de gestelde vorderingen. De curator gaf aan te willen samenwerken om de vorderingen mogelijk te innen als JVC hem een memorandum ter hand zou stellen waarin een aantal zaken belicht worden ten aanzien van de vorderingen. Op enig moment trekt de curator zich terug en onderneemt geen actie meer om de vorderingen te incasseren. A2 stelt de curator, via een door hem opgerichte rechtspersoon, persoonlijk aansprakelijk vanwege onzorgvuldig boedelbeheer, aangezien deze zich onvoldoende heeft ingespannen om de gestelde vorderingen te incasseren. De schade voor de boedel bedraagt de hoogte van de gestelde vorderingen.

De rechtbank geeft ten eerste aan dat de Maclou-norm moet worden toegepast.137 Het gaat namelijk om het beheer van de boedel. Vervolgens herhaalt de rechtbank de instructie van de Hoge Raad bij het toepassen van de Maclou-norm zoals beschreven in HR Prakke q.q./Gips.138

Vervolgens gaat de rechtbank op de zaak zelf in. De rechtbank gaat niet mee in de stelling van eisers dat het de dure plicht van de curator is om iedere vordering van de gefailleerde tot op de laatste Euro te incasseren, zelfs als sprake is van een tekort in de boedel. Met deze stelling wordt volgens de rechtbank namelijk voorbij gegaan aan de belangenafweging die inherent is

136 Voor uitgebreide behandeling van rechtspraak betreffende persoonlijke aansprakelijkheid van de

curator per onderwerp, zie: Princen 2007, p. 121-151 en Wessels 2010, p. p. 222-242.

137 Rechtsoverweging 4.7. 138 Rechtsoverweging 4.9.

aan de taakuitoefening door de curator en de daarmee samenhangende vrijheid van de curator bij de uitoefening van zijn taak.139

Bij de beslissing om de vorderingen van de gefailleerde al dan niet te incasseren komt de curator beleidsruimte toe zo stelt de rechtbank.140 Vervolgens concludeert de rechtbank dat de curator in redelijkheid tot de gekozen gedragslijn heeft kunnen komen. Die gedragslijn bestond erin dat eerst, zonder resultaat, arbitrage heeft plaatsgevonden en dat de curator vervolgens door stuiting de gestelde vorderingen heeft zekergesteld. Zo kon de curator de vorderingen cederen maar hij kon ook, als aan bepaalde door hem gestelde voorwaarden was voldaan, verdere stappen ter incassering van de vorderingen ondernemen. De besprekingen ten aanzien van cessie zijn op enig moment afgebroken en aan de voorwaarden om verdere stappen te ondernemen ter incassering was niet voldaan.141 De rechtbank kwam tot het oordeel dat de curator geen verwijt kon worden gemaakt en dat hij in redelijkheid heeft kunnen besluiten om geen verdere stappen te ondernemen om de vorderingen voldaan te krijgen.142 Zodoende werd de eis afgewezen.143

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 8 oktober 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7458

X stelde de curator persoonlijk aansprakelijk voor de schade die hij had geleden. Hij voerde aan dat de curator de Maclou-norm had geschonden doordat de curator geen enkele inspanning had verricht om de door X onder eigendomsvoorbehoud geleverde telefooncentrale dan wel de waarde daarvan bij X terug te bezorgen. Bovendien heeft de curator niet als goed huisvader gewaakt over de eigendommen van X. De centrale bleek op enig tijdstip namelijk verdwenen te zijn.144

Het Hof stelt dat de curator eigendomsrechten van schuldeisers dient te respecteren en er in beginsel zorg voor dient te dragen dat de schuldeiser gelegenheid krijgt om de zaak terug te ontvangen. Ten aanzien van deze taak zijn geen bepalingen in de wet opgenomen zodat de

139 Rechtsoverweging 4.8. 140 Rechtsoverweging 4.10. 141 Rechtsoverweging 4.11. 142 Idem. 143 Rechtsoverweging 4.13. 144 Rechtsoverweging 4.1.

curator op dit punt beleidsvrijheid toekomt, aldus het Hof. Op welke wijze de curator zijn taak gestalte dient te geven hangt af van de omstandigheden van het geval.145

Het Hof komt tot het oordeel dat de curator niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de telefooncentrale niet direct veilig te stellen uit het pand en de rechthebbende gelijk gelegenheid te geven om zijn eigendom op te halen uit praktische overwegingen. Daarbij had de curator de sleutels van het pand ingenomen en ervoor gezorgd dat niemand zonder zijn toestemming in het pand kon, doordat het alarm weer werd geïnstalleerd. De curator mocht er zodoende van uitgaan dat er geen bijzondere risico’s aan verbonden waren dat de telefooncentrale in het pand bleef. Evenmin werd onzorgvuldig geoordeeld het feit dat de curator alles door het veilingbedrijf heeft laten afhandelen aangezien het bedrijf een onbetwiste reputatie had.146

Conclusie

In deze twee uitspraken is te zien dat de rechters de volgende stappen zetten. Aangegeven wordt om welk aspect van de taak van de curator het gaat. Vervolgens wordt bepaald of ten aanzien van dat aspect van zijn taak beleidsruimte bestaat. De rechter geeft dan aan dat de Maclou-norm van toepassing is. Dan beoordeelt de rechter of de taakuitoefening de toets aan die Maclou-norm kan doorstaan. Met deze opbouw van de uitspraken zorgen de rechters ervoor dat deze goed leesbaar en goed te doorgronden zijn. Ik vind dan ook dat iedere uitspraak waarin de persoonlijke aansprakelijkheid van de curator ter discussie staat deze opbouw zou moeten hebben.

Het uiteindelijke oordeel van de Rechtbank ’s-Gravenhage onderschrijf ik volledig. Mijns inziens heeft de curator in redelijkheid kunnen besluiten om de incassering van de gestelde vorderingen te staken. De vorderingen waren in een arbitrale procedure reeds afgewezen. Hoewel de inhoud van de uitspraak in die procedure niet bekend is, zou het eerder als onzorgvuldig zijn aan te merken wanneer de curator zonder nader onderzoek verdere incassering zou voortzetten. Met op voorhand een groot risico dat de boedel met kosten zou worden geconfronteerd vanwege extra uren die de curator had moeten maken en/of vanwege een proceskostenveroordeling. Het doorzetten van de incassering was alleen te rechtvaardigen

145 Rechtsoverweging 4.4. 146 Rechtsoverweging 4.7.

wanneer het Scheidsgerecht overduidelijk een verkeerd vonnis had gewezen. Het is wat mij betreft dan ook juist dat de curator eerst een inschatting wilde laten maken van de proceskansen en daarbij nadere voorwaarden stelde ten aanzien van de financiering van de te voeren procedure. De curator heeft hier goed gehandeld en er valt hem geen enkel persoonlijk verwijt te maken.

In de zaak voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is, uiteindelijk terecht, evenmin persoonlijke aansprakelijkheid aangenomen. De curator heeft op enig moment erkend dat er sprake was van een eigendomsvoorbehoud op de telefooncentrale. De keuze om zaken van alle zekerheidsgerechtigden op hetzelfde tijdstip af te laten halen is niet onlogisch uit oogpunt van kostenbesparing. De rechter stelt in rechtsoverweging 4.5 dat dit anders kan zijn wanneer sprake was van een bijzonder belang aan de kant van de eigenaar, zodat gelijk gelegenheid zou moeten worden geboden om de zaken op te halen. Als voorbeeld geeft de rechter aan dat de zaak kostbaar kan zijn. Ik vind dit een vreemde redenering. Welke waarde is dan hoog genoeg om een zaak als kostbaar te kunnen bestempelen. Het feit dat een leverancier de eigendom heeft voorbehouden is naar mijn mening reeds voldoende om hem op eerste verzoek de gelegenheid te geven de zaak onmiddellijk op te kunnen halen. In aansluiting daarop dient echter opgemerkt te worden dat de eigenaar geen enkele actie lijkt te hebben ondernomen teneinde de zaak zo spoedig mogelijk weer in bezit te krijgen. Zolang de eigenaar geen afgifte eist kan de curator ook niet worden tegengeworpen dat hij kiest voor afgifte op een later tijdstip.

Aangenomen kan worden dat de zaak is verdwenen terwijl het veilingbedrijf verantwoordelijk was voor de bewaring daarvan. Tegen de constatering dat het bedrijf een onbetwiste reputatie had en dat er eerdere positieve ervaringen waren met het bedrijf is voorzover bekend niks ingebracht. Ik denk dat de curator dan ook redelijkerwijze niet kon inzien dat het bedrijf, mogelijk, niet afdoende maatregelen zou treffen ter bewaring van de zaak. Uitgaande van het bestaan van beleidsruimte zou eiser mijns inziens moeten bewijzen of in ieder geval aannemelijk moeten maken dat de curator dat wel had behoren in te zien. Aangezien eiser daartoe niets heeft gesteld is afwijzing van de vordering volkomen terecht naar mijn mening.