• No results found

Hoofdstuk 3: Inrichting van het onderzoek

3.6 Kwantitatieve gegevens

Deze paragraaf bespreekt enkele kwantitatieve gegevens van deze scriptie. De cijfers zijn als volgt tot stand gekomen: voor elke casestudy onderzocht hoeveel persberichten de RVD over het onderwerp deed uitgaan in de periodes waarin de casestudy’s plaatsvonden. Het is van belang te weten hoeveel dat er zijn, omdat tevens voor elke casus is onderzocht hoeveel nieuwsberichten het corpus heeft, en hoeveel daarvan als belangrijkste bron de RVD hebben. Voor die nieuwsberichten vormen persberichten vaak de primaire bron. Zo wordt geprobeerd iets meer duidelijkheid te krijgen over de werkwijze van de RVD.

Er is geen sprake van een extra methode naast de casussen, omdat de kwantitatieve gegevens daarvoor een te klein onderdeel van deze scriptie vormen. Bovendien probeert het deze cijfers te verklaren, en wordt hier kwalitatief te werk gegaan. Deze verklaring helpt bij het bespreken van de casussen, waardoor het eerder een opstap naar dat onderzoek is. Daarom zal er een aantal dingen over gezegd worden.

Persberichten

Sinds 1999 bestaat de website www.koninklijkhuis.nl. Daarop verschijnen regelmatig persberichten van de Rijksvoorlichtingsdienst. Deze site is gebruikt te onderzoeken hoeveel persberichten de RVD publiceerde over de onderwerpen van de casestudy’s. De resultaten daarvan zijn, per casestudy, als volgt:

Onderzochte periode Aantal persberichten Casus 1: De verloving tussen Willem-Alexander en Máxima 30 augustus 1999-31 maart 2001 2 (490 in totaal) Casus 2: Vakantiefoto’s in Argentinië 30 juli 2009-31 december 2009 0 (135 in totaal) Casus 3: De nieuwjaarsreceptie in 2014 16 en 17 januari 2014 0 (4 in totaal)

Wat direct opvalt aan de cijfers in de tabel, is dat het aantal persberichten over de casussen, nul of zeer weinig is. De inhoud van de overige persberichten verwoorden voornamelijk de agenda van de Koninklijke Familie. Zo gaan vrijwel alle berichten over werkbezoeken, openingen, en het ontvangen van geloofsbrieven van andere staatshoofden. Een klein aantal persberichten gaan over verlovingen (zoals die van prins Bernhard jr.), net zoals bij de twee getelde persberichten bij de eerste casus. Die hebben betrekking op de verloving tussen Willem-Alexander en Máxima.

Wat zeggen deze cijfers? Een mogelijke verklaring is te stellen dat de RVD bepaald nieuws buiten de schijnwerpers wil houden. Het grootste gedeelte van de persberichten gaat immers over positief nieuws. Omdat de onderwerpen van de casussen niet per definitie positief zijn maar juist weerstand opriepen, zou het feit dat hier vrijwel geen persberichten over uit zijn gegaan kunnen betekenen dat de RVD dit achterwege wil laten. Deze stelling sluit goed bij het idee dat communicatie ook nieuwsmanagement is, zoals Van Praag, Brants & De Vraese stelden. Dat management kenmerkt zich onder meer door ‘ongewenst nieuws uit de media te houden of het belang ervan sterk te relativeren’ (Van Praag, Brants & de Vraese 2010, 3).

Op deze manier wordt niet al het nieuws verteld. Bij de casestudy’s wordt met behulp van het concept transparantie onderzocht hoe dit terugkomt in geschiedenis die de casestudy’s ons verschaft.

De RVD in nieuwsberichten

Verder is voor iedere casestudy onderzocht hoeveel van het aantal nieuwsberichten dat het corpus bevatte, als belangrijkste bron de Rijksvoorlichtingsdienst hadden. De resultaten daarvan zijn als volgt:

Casus 1: De verloving tussen Willem-Alexander en Máxima: 30 augustus 1999-31 maart 2001

RVD als primaire bron 20

Andere bron 94

Casus 2: Vakantiefoto’s in Argentinië: 30 juli 2009-31 december 2009

RVD als primaire bron 6

Andere bron 14

Totaal aantal nieuwsberichten 20

Casus 3: De nieuwjaarsreceptie in 2014: 16 en 17 januari 2014

RVD als primaire bron 0

Andere bron 8

Totaal aantal nieuwsberichten 8

De tabel laat zien dat de eerste casus 114 nieuwsberichten telt. Die hebben allemaal als onderwerp Willem-Alexander en Máxima, of de kwestie rondom haar vader. Twintig

artikelen daarvan als belangrijkste bron de RVD. Voor de tweede case zijn dat er zes, en voor de derde nul. De rest van de nieuwsberichten is gebaseerd op een andere bron, bijvoorbeeld andere (buitenlandse) media.

Allereerst valt op dat het aantal nieuwsberichten op basis van de RVD bij alle drie de casussen lager ligt dan de nieuwsberichten op basis van een andere bron. Dat is op zichzelf opvallend, aangezien het onderzoek van de Nieuwsmonitor, besproken door Prenger, een omgekeerde uitkomst heeft: daaruit bleek dat media zich steeds meer baseren op berichten van het ANP (Prenger et al. 2011, 10). Dat het aantal nu juist lager ligt, zou kunnen erop kunnen duiden dat koningshuisjournalisten liever andere bronnen dan de RVD als eerste bron willen gebruiken. De uitkomst van onderzoeken als dat van de Nieuwsmonitor wordt immers verklaard door tijdgebrek en het feit dat journalisten veel bureauwerk doen. Het nieuws wordt daardoor vaker op basis van persbureaukopij geschreven (Prenger et al 2011, 7). Gezien deze cijfers aantonen dat het aantal berichten met als belangrijkste bron de RVD lager ligt, zou dat erop kunnen wijzen dat de RVD geen of een andere rol heeft. Zo hoeft de RVD niet de

belangrijkste bron te zijn, maar kan zij wel gebruikt worden door een journalist om wederhoor te halen. Dit gegeven komt wel terug in veel nieuwsberichten: de RVD wordt geciteerd, maar niet als belangrijkste bron.

Deze verklaring is mogelijk, maar kent tekortkomingen. Zoals Prenger zegt in haar onderzoek: ‘Maar wat weten we nu over de invloed van pr en communicatie op de inhoud van het nieuwsaanbod? Het antwoord: ogenschijnlijk heel veel, en tegelijkertijd nog bar weinig’ (Prenger et al 2011, 7). Dat de RVD in weinig artikelen voorkomt, kan ook andere

corpora niet even groot zijn. Een mogelijke ontwikkeling is dus niet te onderzoeken.

Bovendien is het lastig algemene uitspraken te doen over de cijfers apart van elkaar, omdat de invloed die de RVD niet expliciet is onderzocht. Dat het aantal berichten op basis van de RVD lager ligt, betekent niet derhalve dat koningshuisjournalisten er niet door beïnvloed worden. Zoals net duidelijk werd, wordt de RVD in veel berichten niet als eerste bron

gebruikt, maar wel geciteerd. Ook daar zou beïnvloeding dus mogelijk kunnen zijn, maar dat is niet gemeten. Dit probleem kende het onderzoek van de Nieuwsmonitor ook (Prenger et al. 2011, 10).

Voor bindende uitspraken over deze cijfers is meer onderzoek nodig, omdat dit buiten het bereik van deze scriptie valt. Wel zullen de mogelijke verklaringen over de cijfers

meegenomen worden in het kwalitatieve gedeelte, bijvoorbeeld met behulp van het concept professionalisering. De reden daarvoor is dat de invloed van de RVD op de

dagbladjournalistiek over hun onderlinge verhouding gaat. Dat komt in het volgende gedeelte aan bod.

Deze cijfers laten de mogelijkheid zien dat de RVD negatief nieuws probeert achter te houden. Dat blijkt uit het aantal getelde persberichten die de RVD uit deed gaan in de

periodes van de onderzochte casestudy’s. Ten tweede blijkt dat het aantal persberichten dat gebaseerd is op de RVD, lager ligt dan het nieuws waar een andere bron aan ten grondslag ligt. Hier conclusies uit trekken is echter voorbarig. Daar is verder onderzoek voor nodig.