• No results found

Kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang

Los van de opvattingen over kinderopvang zijn de meeste vrouwen overwe-gend positief over de mogelijkheden voor en de kwaliteit van kinderopvang in Nederland. De huidige mogelijkheden aan formele en informele kinderopvang bieden voldoende ruimte voor de wensen van deze vrouwen. Maar er zijn ook een aantal verbeterpunten te beluisteren bij de verschillende groepen

respondenten. Alvorens deze te bespreken is het goed om nogmaals te benadrukken dat veel van de vrouwen hun mening vooral baseren op geluiden die ze uit hun omgeving horen. De grootste groep vrouwen heeft immers zelf geen ervaring met kinderopvang.

Een belangrijk signaal dat de vrouwen afgeven is dat er (te) grote verschil-len in kwaliteit zijn tussen de opvanginstellingen. Het is voor ouders lastig om de kwaliteit van tevoren in te schatten. Sommige vrouwen pleiten daarom voor meer toezicht op de kwaliteit en betere screening van personeel.

Een tweede aandachtspunt is de ratio van het aantal kinderen en het aantal leidsters. Meerdere vrouwen menen dat kinderopvangorganisaties werken met te grote groepen met te weinig leidsters. Hierdoor is er onvol-doende aandacht voor individuele kinderen en te weinig toezicht. Chaos, lawaai en veel drukte zijn hiervan een gevolg.

Te veel kinderen, weinig aandacht voor de kinderen… ik had er geen goed gevoel bij, absoluut niet. (…) Totale chaos, dat kan nooit goed zijn voor de ontwikkeling van een kind.

(Turkse herintreedster, 37 jaar, hoogopgeleid, thuiswonende kinderen).

De vrouwen noemen de kinderopvanginstelling ook vaak te massaal. Ze pleiten voor kleinschalige opvangmogelijkheden, die lijken op de thuissituatie.

Een derde punt dat in veel interviews naar voren komt is de kwaliteit van de leidsters. Naar de mening van de vrouwen staan er te vaak jonge meiden voor de groep, die net van de opleiding komen. Zij hebben goede theoretische kennis, maar nog te weinig praktijkervaring. Deze respondenten pleiten voor meer ervaringsdeskundigen in de opvang.

Er wordt veel gewerkt met jongeren die net van de opleiding afkomen die dus wel heel goed via de boeken voor kinderen kunnen zorgen maar geen ervaring hebben in de praktijk. Waarom zetten ze niet mensen zoals ik in die thuis zitten? Dan gaat het niet over een schone broek en dat ze op tijd hun boterham krijgen of dat er een keer een spelletje gedaan wordt. Kinderen hebben ook een luisterend oor nodig, een knuffel. (…) Alles zit aan regeltjes en diploma´s vast. (…) Voor het moeder zijn heb ik toch ook geen certificaten hoeven halen?

(Nederlandse vrouw, 53 jaar, middenopgeleid, thuiswonende kinderen).

Maar ook praktische zaken als te lange wachtlijsten en inflexibele openingstij-den worMaar ook praktische zaken als te lange wachtlijsten en inflexibele openingstij-den genoemd als aandachtspunten. Sommige vrouwen zouMaar ook praktische zaken als te lange wachtlijsten en inflexibele openingstij-den het goed vinden als de opvangdagen niet vast zouden staan, maar dat je naar gelang behoefte dagen kunt inkopen. Enkele vrouwen pleiten voor opvangmo-gelijkheden bij bedrijven, zodat brengen en halen van kinderen een stuk makkelijker wordt.

Ook valt er op kinderopvanginstellingen nog wel wat te verbeteren als het gaat om de hygiëne. Het zijn uitsluitend allochtone respondenten die te berde brengen dat opvanginstellingen vies zijn, of dat het eten niet van goede kwaliteit is.

Enige Turkse en Marokkaanse respondenten tot slot, vertellen dat zij moeite hebben met het gegeven dat er in kinderopvangorganisaties andere opvoednormen en waarden gelden.

Ik vind het belangrijk dat mijn kinderen op een islamitische manier worden opgevoed en dat kan het beste als dat door de ouders wordt gedaan op jonge leeftijd.

Op een crèche of dagverblijf krijgen ze de normen en waarden van het westen mee.

Sinterklaas en verjaardagen vieren. Dat botst met ons geloof.

(Marokkaanse vrouw, 31 jaar, middenopgeleid).

De Turkse maatschappij vertrouwt de kinderopvang nog niet heel erg (…) Het gaat niet om het feit dat de kinderen verzorgd moeten worden. Zij vertrouwen de wijze van opvoeding niet. Zij zijn bang dat de opvoedingsstijl op de kinderopvang anders zal zijn dan die zij toepassen thuis.

(Turkse herintreedster, 33 jaar, middenopgeleid, thuiswonende kinderen).

Als je hele loon opgaat aan de kinderopvang is de keuze snel gemaakt Over de prijs voor kinderopvang zijn bijna alle vrouwen, ongeacht leeftijd, afkomst of opleiding, het eens: die is te hoog. Het vaakst gehoorde argument is dat het hierdoor niet of onvoldoende loont om als beide ouders te werken.

Het kost je een vermogen. Want als je twee kindjes op de kinderopvang hebt, werk je eigenlijk als vrouw daarvoor. Daarom dacht ik: waarvoor ga ik eigenlijk nog werken want het kost zoveel geld, heeft het dan nog wel nut?

(Nederlandse vrouw, 33 jaar, middenopgeleid, thuiswonende kinderen).

Meerdere vrouwen maken zich daarom ook zorgen over de besluiten van de overheid om de toeslagen voor de kinderopvang verder te verlagen. Ze gaan er vanuit dat veel meer vrouwen daardoor zullen stoppen met werken.

De overheid moet de prijzen aanpassen. Het is al moeilijk voor vrouwen om hun kind bij vreemden achter te laten. Als ze dan ook nog eens heel weinig overhouden, dan is de beslissing snel genomen door vrouwen. Ze blijven dan thuis. Zou jij toch ook doen?

(Turkse vrouw, 36 jaar, laagopgeleid thuiswonende kinderen).

9.2 Meer uren werken

Op de Participatietop in 2007 werd besloten om in Nederland de Taskfore DeeltijdPlus op te richten. De organisatie zette zich ervoor in dat vrouwen met deeltijdbanen meer uren gaan werken. In het eindrapport van de Taskforce (2010) ‘De discussie voorbij’ presenteert zij haar conclusies. De Taskforce onderscheidt daarin vier barrières voor vrouwen om meer dan 25 uur per week te werken, te weten: 1) tegenstrijdige regelgeving en de verouderde infrastructuur in Nederland, 2) een statische organisatie van arbeid, die onvoldoende mogelijkheden biedt voor de combinatie van zorg en arbeid, 3) onvoldoende maatwerk en individuele afspraken en 4) traditionele rolpatronen.

Deze barrières bij elkaar zorgen volgens de Taskforce voor een vicieuze cirkel. Mannen en vrouwen, bedrijven, overheid en sociale partners zijn verantwoordelijk voor een deel van de oplossing. En juist dit is het probleem, omdat niemand zich geroepen voelt om in actie te komen. Reden genoeg om bij onze respondenten te polsen hoe zij denken over parttime en fulltime werken en of in hun verhalen dezelfde barrières te onderscheiden zijn als hierboven beschreven.

We hebben alle vrouwen de volgende stelling voorgelegd:

Er wordt soms gezegd dat Nederlandse vrouwen meer (uren) zouden moeten gaan werken. Wat vindt u hiervan?

In de antwoorden viel op dat meerdere vrouwen zich afvroegen wie dat dan zeggen en welke motieven daaraan ten grondslag liggen. Ze verdenken de overheid ervan alleen vanuit economische belangen te denken en veel minder vanuit de belangen van de vrouw zelf.

Die mensen die in de Tweede Kamer zitten, zeggen van alles maar wij zijn er de dupe van.

(Antilliaanse herintreedster, 50 jaar, middenopgeleid, thuiswonende kinderen).

Ongeveer een vijfde van de respondenten ging helemaal niet in op de vraag of vrouwen in Nederland meer uren zouden moeten werken, maar haakte in op arbeidsparticipatie van vrouwen in het algemeen. De argumenten voor en tegen zijn al uitgebreid aan de orde gekomen in paragraaf 6.1 over economi-sche zelfstandigheid.