• No results found

Kritische beschouwing: ieder zijn eigen fobie?

FOBIEËN, ISMEN EN ANTI‘S

3.2. Kritische beschouwing: ieder zijn eigen fobie?

Wat zijn de pro’s en contra’s van de evolutie dat etnisch-culturele minderheden een specifieke term ontwikkelen en gebruiken voor een vorm van haat, onverdraagzaamheid of racisme die tegen hen is gericht? Werkt dat ‘empowerend’, of zorgt het net voor een uitholling van het begrip racisme? Het Centrum laat drie experten aan het woord.

EXTERNE BIJDRAGE

Tommy Bui, voorzitter MRAX (Mouvement contre le Racisme, l’Antisémitisme et la Xénophobie)

Het aanklagen van racisme door de verschillende minder-heden heeft een opvallende ontwikkeling gehad: van een zeker stilzwijgen – of zelfs een verhullen – naar een bewust aanklagen. De kijk op racistische fenomenen evolueert. Hij is

een afspiegeling van het grotere persoonlijke bewustzijn van de verschillende culturele en etnische componenten, net als het groeiende belang van het individu binnen de samenle-ving. Dat proces van massa-emancipatie, en vooral de even-tuele onderliggende eis om de identiteit van minderheden te erkennen, ligt mee aan de basis van de vele eigenaardigheden waarmee we vandaag te maken hebben. Een wereld die al aan een overdosis informatie is blootgesteld wordt nu ook nog eens door ‘ismen’ overspoeld: dat klopt. Maar afwijzing, discriminatie en erkenning van slachtoffers kan pas plaats-vinden wanneer de samenleving die fenomenen benoemt, in een poging om hun specifieke karakter te doorgronden.

Terwijl ‘ismen’ een wereld lijken te overspoelen die al geplaagd is door een overdosis aan informatie, kunnen verschijnselen als afwijzing of discriminatie alleen worden aangepakt – en kunnen de slachtoffers ervan alleen worden erkend – als de samenleving die verschijnselen herkent voor wat ze zijn.

Net als het feminisme of de gay pride moet ook de beweging tegen racisme voortdurend evolueren om telkens opnieuw een evenwicht te vinden tussen het uiten van de eigenheid op een positieve manier en het zoeken naar sociale cohesie om goed te kunnen samenleven. Die oefening is pas moge-lijk wanneer alle componenten van de samenleving eraan meewerken, zonder uitzondering.

De huidige trend om intermenselijke conflicten haast syste-matisch te juridiseren heeft, ten slotte, bijgedragen tot een spiraal van racistische aanklachten. Hoewel die trend vandaag onomkeerbaar lijkt, wijst hij op de rol die ngo’s als vertegen-woordigers van het middenveld moeten spelen om op het maatschappelijk debat te wegen. Het gewicht van racisti-sche fenomenen wordt immers niet zozeer bepaald door hun semantische impact, maar wel door de denkbeelden die erachter schuilgaan, door de sociale ongelijkheid die ze veroorzaken en door hun overdracht tussen generaties.

Naima Charkaoui, directeur Minderhedenforum

De laatste jaren zien we een term als ‘islamofobie’ opgang maken. Mogelijk komen in de toekomst ook andere termen die specifieke vormen van racisme omschrijven op het voor-plan. Het feit dat deze termen hun intrede maken in het publieke debat, weerspiegelt vooral een evolutie op het terrein. Inderdaad constateren we dat islamofobie sinds de eeuwwisseling enorm is toegenomen, zowel binnen het klas-sieke racistische discours als daarbuiten. Dergelijke evolu-ties stellen tegelijk nieuwe uitdagingen voor de strijd tegen racisme en discriminatie. Het gebruik van specifieke termen

zoals ‘islamofobie’ helpt daarbij tegelijk om deze nieuwe evoluties op het terrein zichtbaar te maken en dus ook expli-ciet voorwerp te maken van het publieke debat. In die zin hebben dergelijke termen zeker hun meerwaarde in de strijd tegen racisme en discriminatie.

Tegelijk houden dergelijke specifieke termen mogelijk een gevaar in, dat ze in plaats van racisme zichtbaar te maken dat net gaan versluieren. De uitdaging bestaat erin om duidelijk te blijven maken dat een fenomeen zoals islamofobie wel dege-lijk een bepaalde vorm van racisme is, en niet iets wat ernaast bestaat. Critici zijn er als de kippen bij om vormen van haat tegen moslims te vergoelijken als gerechtvaardigde kritiek op een godsdienst. Terwijl kritiek op gelijk welke levensbeschou-wing kan, wordt het racistisch als die uitmondt in haat tegen de aanhangers van die levensbeschouwing. In die zin is een term als ‘islamofobie’ misschien slecht gekozen. Zoals we xenofobie vertalen als ‘vreemdelingenhaat’, zouden we isla-mofobie misschien beter verwoorden als ‘moslimhaat’ opdat de vlag duidelijker de lading zou dekken. Het gaat hier dus wel degelijk om haat tegen wie als anders wordt beschouwd, en in het kielzog daarvan het uitsluiten van die ‘ander’, wat de kern vormt van racisme en discriminatie.

Het gebruik van verschillende termen kan dus helpen om verschillende vormen van racisme te benoemen en zo de vinger te leggen op nieuwe evoluties en de strategieën hieraan aan te passen. Tegelijk moet men ervoor opletten dat noemen niet leidt tot verbloemen: het is en blijft racisme.

Michael Privot, directeur ENAR (European Network Against Racism)

ENAR, het Europees netwerk tegen racisme, onderzoekt sinds 2001 jaarlijks hoe het met racisme en discriminatie in Europa is gesteld. Daaruit blijkt dat de strijd tegen racisme almaar complexer wordt. Dat instanties die racisme bestrijden er een almaar betere kijk op hebben, speelt daar natuurlijk in mee. Maar de complexiteit vloeit vooral voort uit het systeem-racisme. Dat is in heel Europa bijzonder diepgeworteld en moeilijk aan te pakken. Nu de Europese samenleving diverser is dan ooit tevoren, functioneren de huidige structuren niet langer naar behoren. Ze geven op grote schaal aanleiding tot discriminatie op grond van onder meer geslacht of etni-sche en culturele afstamming. Onze instellingen zijn geënt op de behoeften en verwachtingen van een samenleving die niet meer bestaat; ze moeten van binnenuit worden veranderd.

Om systeemracisme te kunnen bestrijden, moeten we het kluwen ontwarren van sociale, culturele en

maatschappe-Discriminatie/ Diversiteit 42 * 43

lijke voorstellingen van de verschillende groepen die vandaag onze samenleving uitmaken. Daartoe volstaat de universele en ongenuanceerde benadering niet meer die de meeste instanties die racisme bestrijden altijd hebben gebruikt. Ze laat niet toe om de specifieke vormen van racisme waarmee Europeanen worden geconfronteerd aan te pakken. Een slavernij- en/of koloniaal verleden heeft bijvoorbeeld een andere impact op de voorstelling die men in Frankrijk, België of Polen van de zwarte bevolking heeft. Hetzelfde geldt voor Roma, moslims, Joden, Chinezen of Pakistani. Hoe discrimi-natie en uitsluiting zich voor elk lid van die groepen manifes-teren, verschilt van land tot land, afhankelijk van de culturele en historische context van de machts- of samenwerkings-verhoudingen die eigen zijn aan de samenleving en aan de minderheden die er nu deel van uitmaken.

We moeten erkennen dat onze samenleving complex is en dat er geen eenvoudig antwoord bestaat om racisme en de bijbehorende discriminatie aan te pakken. We moeten het beleid op elke groep afstemmen. Dat kan leiden tot een versnippering van de strijd tegen racisme, maar dat mag de erkenning van specifieke vormen van racisme (die als expo-nent van evenveel fobieën worden aanzien) niet in de weg staan. Erkennen we die specifieke vormen niet, dan zullen bepaalde groepen alleen op hun eigen problemen focussen, omdat de samenleving als geheel er niet in is geslaagd om hen te beschermen, en zullen ze de gemeenschappelijke aspecten van de strijd tegen racisme uit het oog verliezen.

4. WAT ZIJN VOLGENS