• No results found

Wetenschappelijkheid van annotaties

3 Kritisch rationalisme

Het kritisch rationalisme, zoals verdedigd door Popper, bouwde voort op het positivisme, dat tegenwicht bood aan een samenleving waarin kerk en staat als autoriteiten golden. Het probleem met het positivisme was volgens Popper voor-al het verificatiecriterium. Het viel hem op dat bepavoor-alde theorieën, zovoor-als die van Marx en Freud, vrijwel alles konden verklaren.78 Zij leken altijd zo te kunnen worden aangepast dat ogenschijnlijke afwijkingen er toch een plaats in konden krijgen. Popper plaatste hier het voorbeeld van de relativiteitstheorie van Ein-stein tegenover.79 Die zou eenvoudig kunnen worden weerlegd als zou blijken dat bepaalde sterren niet van positie veranderen of als de verplaatsing van die ster niet overeen zou komen met wat Einstein had voorspeld. De theorie van Einstein had daarmee iets wat de theorieën van Marx en Freud niet hadden. Daar waar laatstgenoemde theorieën altijd juist waren, droeg Einsteins theorie het risico in zich om verworpen te worden.

In dit onderscheid zocht Popper het kenmerk voor wetenschappelijkheid, waarbij wetenschappelijkheid overigens niet moet worden verward met ‘juist’ of ‘waarheid’. Het zoeken naar bewijs dat de eigen gedachte of theorie ondersteunt, volstond volgens hem niet.80 Voor Popper was de mogelijkheid om een theorie te kunnen verwerpen essentieel voor de wetenschappelijkheid ervan. De weten-schappelijkheid van onderzoek was dan ook niet gelegen in verificatie, maar in

76 Smits 2009, p. 115.

77 Smits 2009, p. 66-70.

78 Popper 1974, p. 35 en p. 37-39; Popper 1983, p. 163-174; McGrew & Alspector-Kelly & Allhoff 2009, p. 459. Zie ook Popper 1980, p. 82.

79 Popper 1974, p. 35-36; McGrew & Alspector-Kelly & Allhoff 2009, p. 459-460.

falsificatie.81 Indien een theorie pogingen tot falsificatie succesvol doorstaat, is zij voorlopig aanvaard, want later kan blijken dat er toch bewijs bestaat tegen de theorie. Voorts hangt de wetenschappelijkheid van een theorie af van de mate waarin zij specifiek, informatief en generaliseerbaar is.82

Er moet echter worden bedacht dat het falsificatiecriterium, ook volgens Popper zelf, zich niet zonder meer leent om onderzoek en theorieën als weten-schappelijk of niet-wetenweten-schappelijk te kwalificeren.83 Dat was ook niet het doel van Popper. Zijn doel was om te komen tot een criterium aan de hand waarvan in abstracto kan worden bepaald wat het onderscheid is tussen wetenschappelijk en niet-wetenschappelijk Om uitspraken over de wetenschappelijkheid van een theorie of een hoeveelheid uitspraken te kunnen doen, is het volgens Popper nodig om de methode te beoordelen op basis waarvan de theorie tot stand is gekomen.84

Verschillende auteurs verwijzen, de een wat uitgebreider dan de ander, naar Popper wanneer zij juridisch onderzoek verdedigen, bekritiseren of be-schrijven.85 Ik beperk mij tot een bespreking van de dissertatie van Wendt, die veruit de meest omvangrijke studie in Nederland is waarin Poppers kritisch-rationalisme wordt toegepast op juridisch onderzoek.86 Wendt stelt dat falsifica-tie deels bruikbaar is in de rechtswetenschap.87 Volgens hem kunnen bepaalde aspecten van het recht empirisch88 worden onderzocht, behalve waar het gaat om normatieve vragen.89 Wendt illustreert zijn betoog onder meer aan de hand van het voorbeeld van de doodstraf.90 Daarvan zou de preventieve werking kunnen worden onderzocht (empirisch), of worden bekeken hoeveel procent van de bevolking vóór dan wel tegen de doodstraf is (empirisch), maar de vraag of de doodstraf in absolute zin wenselijk is, kan in zijn algemeenheid niet worden gefalsificeerd.

Een beroep op Popper spreekt echter niet voor zich. Zo heeft het kritisch-rationalisme onder vuur gelegen binnen de wetenschapsfilosofie, wat aanleiding heeft gegeven voor andere benaderingen en opvattingen over de

81 Popper 1980, p. 40; Popper 1974, p. 36-37; Popper 1983.

82 Over gradaties van falsificeerbaarheid, zie Popper 1980, p. 112-135.

83 Popper 1980, p. 81-82.

84 Popper 1980, p. 82.

85 Zie onder meer Wendt 2009; Smith e.a. 2008; Wendt 2008; Degenkamp 2004; Tjittes 2005; Oosten 2004; Franken 2004; Stolker 2004.

86 Wendt 2008.

87 Wendt 2008, p. 64-65.

88 Empirisch dient hier te worden opgevat in ruime zin (waarnemen van de werkelijkheid) en niet in termen van ‘toepassen van sociaalwetenschappelijke of natuurwetenschappelijke’ onderzoeksmethoden.

89 Wendt 2008, p. 65.

lijkheid van onderzoek en theorieën. De kritiek valt uiteen in verschillende on-derdelen.91 Een eerste bezwaar is dat als feiten niet corresponderen met de theo-rie, dit niet noodzakelijkerwijs aan de theorie hoeft te liggen. De manier waarop de feiten zijn verkregen kan bijvoorbeeld niet deugen. Of daar sprake van is, zal vaak moeilijk en meestal na verloop van tijd vast te stellen zijn.

Een tweede kritiekpunt op het kritisch-rationalisme is dat iedere theorie onvolkomenheden of elementen bevat die niet stroken met de werkelijkheid. Bij een strikte toepassing van de falsificatiegedachte zou dit betekenen dat vrijwel geen enkele theorie zou overleven. De werkelijkheid is echter anders. In de praktijk van onderzoek proberen onderzoekers dergelijke problemen op te los-sen. De geschiedenis leert dat dit soms ook met succes gebeurt, wat dan leidt tot het verfijnen van bestaande (gefalsificeerde) theorieën.

Verder stelde Popper dat wetenschap tot doel heeft op zoek te gaan naar de waarheid, maar dat theorieën nooit ‘waar’ kunnen zijn. Kritiek hierop is dat het niet rationeel is om te streven naar iets dat nooit zal kunnen worden bereikt. Tot slot is de theorie van Popper zelf niet falsificeerbaar, nu zij een normatieve wetenschapsopvatting betreft.

Behalve de algemene kritiek op het kritisch-rationalisme, is het de vraag of het zinvol is passages uit Popper te gebruiken om de wetenschappelijkheid van juridisch onderzoek te verdedigen of beargumenteren. Zo suggereert Wendt dat Popper het wetenschappelijke proces heeft vergeleken met rechterlijke be-sluitvorming. Hij leidt dit af uit de vergelijking zoals Popper die maakt tussen wetenschappelijk onderzoek en beslissingen van juryleden om een verdachte al dan niet te veroordelen. In beide vormen van besluitvorming zou een ‘sprong’92 zitten, namelijk die tussen truth en verdict.93

Het is echter de vraag of Popper hiermee heeft willen beweren dat wat rechters doen, als wetenschappelijk is aan te merken. In de passages waar Wendt naar verwijst, illustreert Popper dat de sprong van waarheid naar conclusie ver-loopt via een theorie, dat wil zeggen de bril die de onderzoeker respectievelijk de rechter op zet. In onderzoek stuurt een wetenschappelijke theorie de onder-zoeksvragen, de hypotheses, de waarneming en de interpretatie. In een juridisch proces vormen bijvoorbeeld procedurele regels de theorie waaraan een jury-uitspraak (verdict) wordt getoetst. Deze theorie stuurt niet alleen de vragen die moeten worden gesteld (‘is er gerede twijfel?’, ‘is de beslissing gemotiveerd?’), maar ook de criteria waar een beslissing van bijvoorbeeld een rechter of een jury aan moet worden getoetst.94 Aan welke theorie wordt getoetst, berust op een

91 Ik baseer mij op de heldere weergave McGrew & Alspector-Kelly & Allhoff 2009, p. 461-462.

92 Doelend op de beroemde ‘sprong’ van Scholten.

93 Zie Wendt 2008, p. 66-67.

keuze van respectievelijk de wetgever, rechter of onderzoeker.95 Het falsificeren ziet echter op iets anders, namelijk het toetsen of de feiten in overeenstemming zijn met de theorie.

Als het maken van het onderscheid tussen de keuze voor de theorie

(justi-fication) en het toetsen ervan (decision) van belang is voor de

wetenschappelijk-heid van onderzoek, betekent dit dat volgens Popper niet de ‘sprong’ als ken-merk van wetenschappelijkheid moet worden gezien, maar de falsificeerbaar-heid van de ‘sprong’. Dit wil zeggen dat de mogelijkfalsificeerbaar-heid moet bestaan dat de feiten niet in overeenstemming kunnen worden gebracht met de juridische theo-rie, waarvoor ten minste vereist is dat duidelijk is aan welke theoretische uit-gangspunten moet worden getoetst. En of juridische theorieën altijd falsificeer-baar zijn, valt te betwijfelen. Een rechter zal bijvoorbeeld kunnen toetsen (falsi-ficeren) of een jury zich aan de procedurele regels heeft gehouden en daar een conclusie aan kunnen verbinden (bijvoorbeeld: jury spreekt alleen een veroorde-ling uit bij een unanieme beslissing), maar dat kan anders liggen als hij zich in het kader van een belangenafweging beroept op bijvoorbeeld de redelijkheid en billijkheid.96 Als iedere beslissing kan worden gerechtvaardigd met een beroep op bijvoorbeeld de redelijkheid en billijkheid, is het theoretische uitgangspunt (redelijkheid en billijkheid) niet falsificeerbaar en de methode dus niet weten-schappelijk. Dit betekent niet dat het concept van redelijkheid en billijkheid onbruikbaar is in de praktijk. Sterker nog, het kan zelfs te prefereren zijn boven regels met meer rechtszekerheid. Als toetsingskader in wetenschappelijk (juri-disch) onderzoek is het echter niet of minder geschikt.