DEEL 2 DE ROL VAN HET SLACHTOFFER IN DE STRAFUITVOERING
3. Nationale regelgeving
3.4. De wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een
3.4.2.2.2. Koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot uitvoering van artikel 2, 6° van de wet
een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
3.4.2.2.2.1. Oorspronkelijke tekst
In het koninklijk besluit wordt een onderscheid gemaakt tussen slachtoffers bedoeld in artikel 2, 6° a) van de wet externe rechtspositie en slachtoffers bedoeld in artikel 2, 6° b) en c) van de wet externe rechtspositie (zoals voor de wijziging door het koninklijk besluit van 26 december 2013 ingevolge de wetswijziging van 15 december 2013). Naargelang de categorie waartoe een slachtoffer behoort, wordt deze al dan niet automatisch een slachtofferverklaring opgestuurd.
De slachtoffers die behoren tot de eerste categorie, waarvan de burgerlijke vordering ontvankelijk en gegrond is verklaard, zullen automatisch, bij het in kracht van gewijsde treden van de gerechtelijke beslissing die de burgerlijke vordering ontvankelijk verklaart247, een informatief
schrijven – inclusief een model van slachtofferverklaring – van de griffie van het vonnisgerecht ontvangen.248
De twee andere categorieën van slachtoffers, die geen burgerlijke partij zijn, dienen eerst een schriftelijk verzoek aan de strafuitvoeringsrechter te richten, waarna deze zal oordelen of zij al dan
247 Vandaag bepaalt artikel 195, negende en tiende lid van het Wetboek van Strafvordering dat de bodemrechter bij het uitspreken van een effectieve vrijheidsstraf de partijen moet inlichten over de uitvoering van deze vrijheidsstraf en over de mogelijke modaliteiten van de strafuitvoering. Daarenboven moet de burgerlijke partij worden geïnformeerd over de mogelijkheden om in het kader van de strafuitvoering te worden gehoord over de voorwaarden die in haar belang moeten worden opgelegd.
248 Art. 5, eerste lid KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007.
54 niet een direct en legitiem belang hebben.249 In het licht van deze beslissing kan de
strafuitvoeringsrechter, indien hij dit nuttig acht om te kunnen oordelen over het direct en legitiem belang, een zitting organiseren waarop de verzoeker verdere informatie kan verstrekken. Deze zitting moet ten laatste één maand na ontvangst van het schriftelijk verzoek plaatsvinden.250 Na
inzending van het schriftelijk verzoek stuurt de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank een afschrift van het verzoek naar het openbaar ministerie dat binnen zeven dagen na ontvangst van het afschrift een advies uitbrengt.251 Finaal moet de strafuitvoeringsrechter een beslissing nemen
binnen vijftien dagen na de ontvangst van het schriftelijk verzoek of, indien er een zitting heeft plaatsgevonden, binnen vijftien dagen nadat de zaak in beraad is genomen. Pas indien de strafuitvoeringsrechter van mening is dat de verzoeker een direct en legitiem belang heeft, wordt
samen met deze beslissing ook een informatief schrijven – inclusief een model van
slachtofferverklaring – door de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank aan het slachtoffer toegezonden.252 De beslissing van de strafuitvoeringsrechter met betrekking tot het al dan niet
hebben van een direct en legitiem belang is niet aanvechtbaar.253
Het informatief schrijven legt slachtoffers uit welke rechten ze hebben en welke administratieve formaliteiten ze moeten vervullen indien ze wensen te worden geïnformeerd en/of gehoord. Daarnaast omvat het tevens een model van slachtofferverklaring.254 Via deze slachtofferverklaring
kunnen slachtoffers hun wens uiten om in de procedure van de strafuitvoering betrokken te worden. Zo kunnen slachtoffers aangeven of ze één, meerdere of alle van de aan hen door de wet toebedeelde rechten willen benutten. Naast een wens om geïnformeerd of gehoord te worden, kunnen slachtoffers in de slachtofferverklaring ook aangeven of ze, al dan niet via tussenkomst van een justitieassistent slachtofferonthaal, voorwaarden wensen te formuleren die in hun belang aan de veroordeelde zouden kunnen worden opgelegd. Indien een slachtoffer in de slachtofferverklaring heeft aangegeven dat hij of zij voorwaarden wenst te formuleren door tussenkomst van een justitieassistent slachtofferonthaal, zal deze daarvan in kennis worden gesteld. De griffie van de strafuitvoeringsrechtbank zal immers een kopie van de
249 Art. 3, §1, eerste lid wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006 (zoals voor de wetswijziging van 15 december 2013).
250 Art. 3, §3 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006.
251 Art. 3, §1, derde lid wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006.
252 Art. 3, §4, eerste lid wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006; Art. 6, eerste lid KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007.
253 Art. 3,§5 wet externe rechtspositie, BS 15 juni 2006.
254 Art. 5, tweede lid en 6, tweede lid KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007.
55 slachtofferverklaring, evenals een inlichtingendossier ten behoeve van deze justitieassistent slachtofferonthaal, waarvan de inhoud wordt bepaald door de minister, overmaken aan de justitieassistent slachtofferonthaal.255 Vervolgens zal deze het slachtoffer contacteren met het oog
op het opstellen van een slachtofferfiche,256 waarna deze ingevulde en door het slachtoffer
ondertekende slachtofferfiche wordt opgestuurd naar de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank.257
Slachtoffers die zelf de slachtofferverklaring hebben ingevuld kunnen deze zowel aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank als aan de justitieassistent eerstelijn, die deze vervolgens doorspeelt naar de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank, overmaken (zoals voor de wetswijziging van 14
december 2012).258
Ten allen tijde kunnen slachtoffers een justitieassistent259 aanspreken om algemene informatie
inzake de wet te verkrijgen, voor hulp bij het invullen van de slachtofferverklaring en indien nodig een slachtofferfiche op te maken, alsook voor specifieke informatie, ondersteuning en bijstand.260
Ook kan zowel de slachtofferverklaring, bij de justitieassistent eerstelijn of de griffie van de
255 Art. 7, vierde lid KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007.
256 Art. 8 KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007.
257 Art. 9 KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007.
258 Art. 7, eerste en tweede lid KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007 (zoals voor de wetswijziging van 14 december 2012).
259 “In dit kader bestaat de tussenkomst van de justitieassistenten uit: het verschaffen van specifieke
informatie in het kader van het dossier; het geven van informatie over de verschillende strafuitvoeringsmodaliteiten en de rechten die het slachtoffer in dat kader heeft, alsook alle algemene informatie betreffende de vrijheidsberoving van een veroordeelde; het opmaken van een slachtofferfiche bestemd voor de strafuitvoeringsrechtbank, waarin de eventuele bijzondere voorwaarden vermeld zijn die het slachtoffer in zijn belang aan de veroordeelde wenst te laten opleggen; eventuele andere informatie die het slachtoffer wenst mee te delen aan de strafuitvoeringsrechtbank (informatie over de houding van de dader, de psychosociale weerslag van de feiten, zijn huidige toestand, …) en informatie betreffende de schadevergoeding; het actualiseren van de slachtofferfiche, op verzoek van het slachtoffer of de opdrachtgever; het bieden van bijstand tijdens de emotioneel moeilijke momenten (in het bijzonder tijdens de zitting van de strafuitvoeringsrechtbank); in voorkomend geval de door de strafuitvoeringsrechtbank genomen maatregel en de in het belang van het slachtoffer opgelegde voorwaarden meedelen aan het slachtoffer, hem alle nuttige informatie geven of hem emotioneel bijstaan; het slachtoffer nuttige informatie en bijstand verlenen ingeval het niet naleven van de in zijn belang opgelegde voorwaarden”. Omz. 30
november 2012 betreffende het slachtofferonthaal op parketten en rechtbanken, nr. COL 16/2012.
260 Art. 2 en 8 KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007 (zoals voor de wetswijziging van 14 december 2012).
56 strafuitvoeringsrechtbank, als de slachtofferfiche, bij de justitieassistent slachtofferonthaal, op elk moment door het slachtoffer worden aangepast of ingetrokken.261
3.4.2.2.2.2. Latere wijzigingen
Het voorgaande koninklijk besluit werd later tweemaal aangepast. Een eerste keer ingevolge de wet van 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie262, een tweede keer ingevolge het koninklijk besluit van 26
december 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot uitvoering van artikel 2, 6°, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten en tot uitvoering van artikel 23bis, laatste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken263.
Bij de eerste wijziging werden drie zaken aangepast. Ten eerste werd voorzien dat een schriftelijk verzoek aan de strafuitvoeringsrechter, om te oordelen over het al dan niet hebben van een direct en legitiem belang, eveneens geldt als slachtofferverklaring.264 Men is dus niet langer verplicht om
een aparte slachtofferverklaring in te dienen aangezien zij in het slachtofferverzoekschrift reeds
hebben aangegeven dat zij in de strafuitvoeringsfase wensen te worden betrokken.265 Ten tweede
kunnen slachtoffers zich vandaag niet enkel tot een justitieassistent eerstelijn, maar ook tot het openbaar ministerie wenden om algemene informatie inzake de wet te verkrijgen en voor bijstand bij het invullen van de slachtofferverklaring.266 Ten derde kan een slachtofferverklaring niet enkel
aan de justitieassistent eerstelijn of aan de griffie van één welbepaalde strafuitvoeringsrechtbank worden bezorgd. Vandaag kan de slachtofferverklaring zowel aan de justitieassistent eerstelijn, het
261 Art. 3 KB 29 januari 2007 tot uitvoering van art. 2, 6° van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, BS 1 februari 2007.
262 Wet 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, BS 22 april 2013.
263 KB 26 december 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot uitvoering van artikel 2, 6°, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten en tot uitvoering van artikel 23bis, laatste lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, BS 31 december 2013.
264 Art. 8 wet 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, BS 22 april 2013.
265 L. LEMMENS, Indienen slachtofferverklaring wordt eenvoudiger, 24 april 2013, https://jura.kluwer.be/secure/documentview.aspx?id=kl1655754 (consultatie op 2 juni 2020).
266 Art. 9 wet 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, BS 22 april 2013.
57 openbaar ministerie als aan de griffie van één van de strafuitvoeringsrechtbanken worden toegezonden. Indien voor de justitieassistent eerstelijn, het openbaar ministerie of de griffie van een niet bevoegde strafuitvoeringsrechtbank werd gekozen, zenden zij de slachtofferverklaring op hun beurt door aan de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank die oordeelt over de strafuitvoeringsmodaliteiten of, indien nog geen bevoegde strafuitvoeringsrechtbank bekend is,
deze van het rechtsgebied waar de veroordeelde op dat moment verblijft.267 Met deze verandering
wou de wetgever de procedure vereenvoudigen, omdat uit ervaring bleek dat slachtoffers onvoldoende vertrouwd waren met de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank. Daarom werd voorzien dat slachtoffers met hun verklaring voortaan ook bij het openbaar ministerie terechtkunnen. Er werd immers van uitgegaan dat slachtoffers deze dienst beter kennen. Bovendien zijn de onthaaldiensten van het parket, omwille van hun huidige taken, ook goed
geplaatst om slachtofferverklaringen in ontvangst te nemen.268 In het kader hiervan werd ook de
wet externe rechtspositie aangepast ingevolge de wet van 14 december 2012 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten met het oog op de verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie. Ook hier werd bepaald dat het schriftelijk verzoek, van slachtoffers die geen burgerlijke partij zijn, aan de strafuitvoeringsrechter voortaan bij zowel de justitieassistent, het openbaar ministerie als de strafuitvoeringsrechtbank kan worden neergelegd. Vervolgens maken zij het schriftelijk verzoek over aan de bevoegde strafuitvoeringsrechtbank of, indien nog geen bevoegde strafuitvoeringsrechtbank bekend is, aan de strafuitvoeringsrechtbank van het rechtsgebied waar de veroordeelde op dat moment verblijft.269
De tweede wijziging voegde nog verdere veranderingen door. Zo is vandaag bepaald dat de pagina die de contactgegevens van het slachtoffer omvat, die standaard deel uitmaakt van de slachtofferverklaring, in een aparte map, die geen onderdeel is van het strafuitvoeringsdossier, moet worden bewaard.270 Bovendien moet de griffie van de strafuitvoeringsrechtbank er ook op
267 Art. 10 wet 14 december 2012 tot verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, BS 22 april 2013.
268 L. LEMMENS, Indienen slachtofferverklaring wordt eenvoudiger, 24 april 2013, https://jura.kluwer.be/secure/documentview.aspx?id=kl1655754 (consultatie op 2 juni 2020).
269 Art. 15 wet 14 december 2012 tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten met het oog op de verbetering van de aanpak van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, BS 22 april 2013.
270 Art. 1 KB 26 december 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot uitvoering van artikel 2, 6°, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
58 toezien dat wanneer de veroordeelde een afschrift van het strafuitvoeringsdossier vraagt of wanneer het dossier voor inzage ter beschikking wordt gesteld aan de veroordeelde en zijn raadsman deze aparte map zich niet in het strafuitvoeringsdossier bevindt.271 Voorts wordt voor
slachtoffers die de taal van de rechtspleging niet machtig zijn ook voorzien in de bijstand van een tolk op de zitting voor de strafuitvoeringsrechtbank. Indien gewenst, dient het slachtoffer – bij ontvangst van de gerechtsbrief met informatie aangaande de zitting – het openbaar ministerie hiervan, via het snelst mogelijke schriftelijke communicatiemiddel, op de hoogte te brengen. Het openbaar ministerie zal vervolgens het nodige doen.272 Tenslotte zijn ook de categorieën van
slachtoffers aangepast, daar de wet van 15 december 2013 de definitie van het slachtofferbegrip wijzigde.273 Zo wordt voortaan een onderscheid gemaakt tussen slachtoffers bedoeld in artikel 2,
6° a) en b) van de wet externe rechtspositie en slachtoffers bedoeld in artikel 2, 6° c), d) en e) van de wet externe rechtspositie.274