• No results found

DEEL 2 DE ROL VAN HET SLACHTOFFER IN DE STRAFUITVOERING

2. Europese regelgeving

2.1. Het kaderbesluit van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure

2.1.1. Inleiding

Op Europees niveau was het kaderbesluit 2001/220/JHA van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure128 (hierna: kaderbesluit) het eerste bindende internationale

instrument met betrekking tot het statuut van slachtoffers in het strafproces.129 Het had als doel om

slachtoffers van misdrijven in de gehele Europese Unie een hoog beschermingsniveau te bieden.130 Het kaderbesluit kadert de rechten van slachtoffers in het algemeen, maar in wat volgt

wordt hoofdzakelijk gefocust op wat het heeft betekend voor slachtoffers in het kader van de strafuitvoering.

2.1.2. Inhoud

2.1.2.1. De definitie van het slachtoffer

Het kaderbesluit definieert het slachtoffer als volgt: “de natuurlijke persoon die als direct gevolg van het handelen of nalaten dat in strijd is met de strafwetgeving van een lidstaat schade, met inbegrip van lichamelijk of geestelijk letsel, geestelijke pijn en economische schade, heeft geleden”.131 Deze definitie geldt tijdens de volledige strafrechtsketen en is dus niet enkel van

toepassing op slachtoffers in de strafuitvoeringsfase.

2.1.2.2. De positie van het slachtoffer

Het kaderbesluit voorziet in diverse slachtofferrechten, waaronder onder meer een recht op respect en erkenning, een recht om gehoord te worden en bewijselementen voor te dragen, een recht op

128 Kaderbesluit van de Raad nr. 2001/220/JBZ, 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, Pb.L. 22 maart 2001, L 82/1.

129 W. GEELHOED, “Omzetting van het kaderbesluit slachtofferzorg in beleidsregels van het Openbaar Ministerie of in formele wetgeving?”, NtEr 2009, (328) 328.

130 Overweging 4 kaderbesluit van de Raad nr. 2001/220/JBZ, 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, Pb.L. 22 maart 2001, L82/1.

131 Art. 1, a) kaderbesluit van de Raad nr. 2001/220/JBZ, 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, Pb.L. 22 maart 2001, L82/2.

28 informatie, een recht op (een passend niveau van) bescherming en een recht op schadeloosstelling.132 Voorts werd voorzien dat slachtoffers, mits verzoek, zélfs na afloop van de

strafprocedure bijstand kregen van gespecialiseerde diensten en organisaties van

slachtofferhulp.133 Ook moesten lidstaten de nodige maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat

slachtoffers, ten minste in de gevallen waarin voor hen een gevaar bestond, indien nodig op de hoogte werden gesteld van een invrijheidstelling van hun dader. Hierbij moesten slachtoffers alsnog kunnen opteren om deze info niet te ontvangen, tenzij de toezending volgens de nationale strafprocedure verplicht was.134

2.1.3. Evaluatie

Niettemin het kaderbesluit een eerste noemenswaardig initiatief vormt inzake de bescherming van slachtoffers van misdrijven binnen de volledige Europese Unie, is het echter niet vrij van kritiek. Ten eerste had dit kaderbesluit geen directe werking waardoor het formeel gezien dus geen rechtstreekse implementatie afdwong. De lidstaten waren vrij om in te vullen op welke manier zij de bepalingen van het kaderbesluit in hun nationale wetgeving zouden implementeren, met als

gevolg dat er op Europees niveau geen sprake was van een echte harmonisatie.135 Daarenboven

was er van dergelijke implementatie nagenoeg geen sprake, want geen enkele lidstaat had tegen de uiterste datum (22 maart 2002) waarop het grootste gedeelte van het kaderbesluit in nationale wetgeving moest omgezet zijn, het besluit reeds afdoende geïmplementeerd. Voorts waren niet alle bepalingen in het kaderbesluit even helder geformuleerd, wat de omzetting ervan eveneens bemoeilijkte.136 Tot slot voorzagen diverse lidstaten, waaronder België, reeds in een strengere en

meer omvattende vorm van slachtofferbescherming. Dit had als gevolg dat het kaderbesluit als een gemiste kans werd beschouwd, aangezien het inhoudelijk geen grote vernieuwingen teweegbracht.137 Positief daarentegen is het gegeven dat slachtoffers, zij het ‘minstens in de

gevallen waarin voor hen een gevaar bestond’, volgens het kaderbesluit voortaan moesten worden

132 Art. 2-4, 8 en 9 kaderbesluit van de Raad nr. 2001/220/JBZ, 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, Pb.L. 22 maart 2001, L82/2-4.

133 Art. 13, 2, d) kaderbesluit van de Raad nr. 2001/220/JBZ, 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, Pb.L. 22 maart 2001, L82/4.

134 Art. 4, 3 en 4 kaderbesluit van de Raad nr. 2001/220/JBZ, 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, Pb.L. 22 maart 2001, L82/2.

135 K. LAUWAERT, “Het beleid van de Europese Unie inzake slachtoffers van misdrijven. Een nieuw elan op komst?”, Panopticon 2011, (84) 86.


136 T. VANDER BEKEN en A. BALCAEN, “Het slachtoffer en de strafrechtsbedeling: berekende flirt of ware liefde?” in A., BALCAEN (ed.), Het slachtoffer van criminaliteit: tussen perceptie en realiteit?, Mechelen, Kluwer, 2006, (81) 83.

137 I. CREVE, E. DELANGHE, en H. COPPENS, “Slachtoffer en strafprocedure” in G. VERMEULEN en E. DE BUSSER (eds.), Aspecten van Europees formeel strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2002, (401) 457.

29 ingelicht over een invrijheidstelling van hun dader en zij later alsnog mochten opteren om deze informatie niet te ontvangen, tenzij dit volgens de nationale strafprocedure verplicht was.

2.2. De richtlijn van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ

2.2.1. Inleiding

Het kaderbesluit werd vervangen door de richtlijn 2012/29/EU van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ 138 (hierna: Slachtofferrichtlijn),

wat tot op heden het belangrijkste initiatief is met betrekking tot de bescherming van slachtoffers tijdens de verschillende fases van de strafprocedure. De Slachtofferrichtlijn beoogt een versterking van rechten, ondersteuning en bescherming van slachtoffers van strafbare feiten in de gehele Europese Unie. Om dit doel te verwezenlijken herziet en vult ze de beginselen van haar voorganger aan, alsook tilt ze de bescherming van slachtoffers in de hele Europese Unie naar een hoger niveau. Ook de Slachtofferrichtlijn kadert de rechten van slachtoffers in het algemeen. Gezien de omvang van de richtlijn zullen in wat volgt enkel de meest relevante slachtofferrechten in het kader van de strafuitvoering worden vermeld.

2.2.2. Inhoud

2.2.2.1. De definitie van het slachtoffer

De Slachtofferrichtlijn geeft volgende definitie van het slachtofferbegrip:

- “een natuurlijk persoon die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit schade, met inbegrip van lichamelijke, geestelijke of emotionele schade of economisch nadeel, heeft geleden;

138 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad nr. 2012/29/EU, 25 oktober 2012, tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ, Pb.L. 14 december 2012, L 315/57.

30 - familieleden van een persoon wiens overlijden rechtstreeks veroorzaakt is door een strafbaar feit en die schade hebben geleden als gevolg van het overlijden van die persoon.”139

Hierbij wordt onder familieleden het volgende verstaan: “de echtgenoot, de persoon die met het slachtoffer in een vaste intieme relatie, in een gemeenschappelijk huishouden en duurzaam en ononderbroken samenwoont, de bloedverwanten in rechte lijn, de broers en zussen, en de personen die van het slachtoffer afhankelijk zijn”.140

Opnieuw is deze slachtofferdefinitie van toepassing op slachtoffers in alle fasen van de strafrechtsketen, met inclusie van de strafuitvoeringsfase.

2.2.2.2. De positie van het slachtoffer

De Slachtofferrichtlijn omvat zes hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat algemene bepalingen inzake de doelstellingen en de definities, het tweede hoofdstuk handelt over het verstrekken van informatie en ondersteuning, het derde hoofdstuk verduidelijkt de deelname aan de strafprocedure, het vierde hoofdstuk richt zich op de bescherming van slachtoffers en erkenning van slachtoffers met specifieke beschermingsbehoeften en in het vijfde en zesde hoofdstuk staan de overige en slotbepalingen.

In deze hoofdstukken worden de rechten van slachtoffers, in vergelijking met het eerdere kaderbesluit, uitgebreider omschreven. Zo voorziet de Slachtofferrichtlijn onder andere dat slachtoffers een recht hebben om te begrijpen en te worden begrepen, waartoe de lidstaten alle passende maatregelen dienen te nemen opdat communicatie met slachtoffers in eenvoudige en toegankelijke bewoordingen plaatsvindt.141 Volgens artikel 6 van de Slachtofferrichtlijn hebben ze

ook recht op informatie over hun zaak. Dit houdt onder meer in dat lidstaten zonder onnodige vertraging slachtoffers moeten inlichten indien hun dader in vrijheid wordt gesteld of uit de gevangenis is ontsnapt, mits zij daartoe hebben verzocht. In deze gevallen moeten lidstaten hen

ook informeren omtrent de beschermende maatregelen die in hun belang zijn genomen.142 In de

gevallen waarin slachtoffers een gevaar of een aanwijsbaar risico op schade lopen zijn lidstaten, na verzoek, hiertoe sowieso gehouden. Er is echter wel een beperking gesteld aan dit

139 Art. 1, a) Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/65-66. 140 Art. 1, b) Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/65-66. 141 Art. 3 Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/66. 142 Art. 6, 5 Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/67.

31 informatierecht. Zo moet voorgaande informatie niet aan slachtoffers worden meegedeeld indien

er een aanwijsbaar risico bestaat dat de dader ingevolge deze kennisgeving schade zou lijden.143

Voorts is in artikel 10 van de Slachtofferrichtlijn een hoorrecht voor slachtoffers tijdens de strafprocedure voorzien. Zo moet het mogelijk zijn dat zij bewijselementen aanvoeren en worden gehoord. Daarnaast hebben ze ook een recht op vertolking en vertaling144, een recht op (kosteloze)

toegang tot en ondersteuning van slachtofferorganisaties (ook na de strafprocedure)145, alsook

beschikken ze over diverse rechten ter hunner bescherming (onder andere ter voorkoming van secundaire en herhaalde victimisatie)146, waaronder de verplichting voor lidstaten om oog te

hebben voor het vermijden van contact tussen slachtoffers en daders in gebouwen waar de strafprocedure wordt gevoerd, tenzij dit contact noodzakelijk is, en om in nieuwe

gerechtsgebouwen afzonderlijke wachtruimten voor slachtoffers te voorzien.147

2.2.3. Evaluatie

In vergelijking met het eerdere kaderbesluit zijn de bepalingen van de Slachtofferrichtlijn qua omvang en inhoud een stuk uitgebreider. Naast de introductie van nieuwe slachtofferrechten, worden de rol van slachtoffers in de strafrechtsketen en het slachtofferbegrip ook uitgebreid. Nochtans blijft de eerdere kritiek ten aanzien van het kaderbesluit ook hier van toepassing, daar een richtlijn eerst in nationaal recht moet worden omgezet opdat haar bepalingen verbindend zouden zijn.148 Daarnaast voorziet de richtlijn ook slechts in een minimale harmonisatie. Dit

impliceert dat zelfs na omzetting de nationale regelgeving van lidstaten nog steeds zal verschillen, met als gevolg dat een Europese harmonisatie uitblijft. Finaal dient ook te worden vermeld dat België te laat was met de omzetting van deze richtlijn.149

143 Art. 6, 6 Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/67. 144 Art. 7 Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/66-67. 145 Art. 8 en 9 Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/68-69. 146 Art. 18-24 Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/70-72. 147 Art. 19 Slachtofferrichtlijn, Pb.L. 14 december 2012, L 315/70.

148 Art. 288, derde lid Verdrag van 25 maart 1957 betreffende de werking van de Europese Unie, Pb.L. 26 oktober 2012.

149 X, België te laat met omzetting Europese Slachtofferrichtlijn, Nieuwsbrief, 2015, http://www.ordeexpress.be/artikel/104/1286/belgi-te-laat-met-omzetting-europese-slachtofferrichtlijn

32