• No results found

Hoofdstuk 4 – Interne rechtspositie in de praktijk

4.4 Klachtrecht in de praktijk

Alle accommodaties voor gesloten jeugdhulp dienen te beschikken over een klachtenregeling.188 Er bestaan algemene bepalingen omtrent de klachtenregeling en er bestaat een klachtrecht bij vrijheidsbeperkende maatregelen. In deze paragraaf zal gekeken worden naar de kenbaarheid van de klachtenregeling, de procedurele waarborgen die bij het indienen van een klacht nageleefd worden, de bijstand aan de jeugdige, de tegemoetkoming van het nadeel en de schorsing van de tenuitvoerlegging van het oorspronkelijke besluit. Om herhaling te voorkomen zullen per onderwerp de algemene bepalingen omtrent het klachtrecht, de bijzondere bepalingen ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregelen en de bepalingen omtrent het beroep aan bod komen. Alvorens de klachtenprocedures en beroepsprocedure besproken worden, zal eerst gekeken worden naar de mogelijkheid tot bemiddeling.

4.4.1 Bemiddeling

Voordat een klacht omtrent de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel door de klachtencommissie wordt behandeld, heeft de jeugdige de mogelijkheid om te kiezen voor bemiddeling.189 Een enkele accommodatie heeft in het jaarverslag opgenomen dat alvorens de klacht door de klachtencommissie behandeld kan worden de weg van bemiddeling eerst bewandeld dient te worden indien de voorzitter van de klachtencommissie van mening is dat dit mogelijk is.190 Deze bepaling is niet in overeenstemming met de wet- en regelgeving en is mijns inziens dan ook onverbindend. Het heeft echter wel tot gevolg dat de mogelijkheid tot

186 Beroepscommissie RSJ 31 januari 2012, nr. 11/2634/JZ. 187 Beroepscommissie RSJ 9 januari 2012, nr. 11/2915/JZ. 188 Zie ook paragraaf 3.6.

189 Zie paragraaf 3.6.2.

bemiddeling aldaar veelvuldig gebruikt wordt. Van de 154 ingediende klachten zijn er namelijk maar 16 door de klachtencommissie behandeld in een hoorzitting. De overige klachten zijn of succesvol bemiddeld of ingetrokken.191 Bij andere accommodaties wordt tevens vaak van de mogelijkheid tot bemiddeling gebruik gemaakt. Zo zijn bij BJB 5 van de 7 klachten afgedaan bij bemiddeling.192 Bij Schakenbosch is een kleiner deel van de klachten met bemiddeling afgedaan, namelijk 6 van de 20.193

4.4.2 Kenbaarheid

Zoals in paragraaf 3.5 al is betoogd, is het van groot belang dat de jeugdigen wetenschap hebben van het bestaan van een klachtmogelijkheid. In bepalingen in de Jeugdwet omtrent deze klachtmogelijkheid is dan ook vastgelegd dat de klachtenregeling op passende wijze bekend moet worden gemaakt. Bij een aantal accommodaties voor gesloten jeugdhulp is het beleid dat de jeugdigen bij binnenkomst de klachtenregeling krijgen.194 Er zijn tevens accommodaties waarbij een klachtenformulier op de groep ligt en/of een dergelijk formulier vanaf de website te downloaden is.195 Uit jaarverslagen van de accommodaties blijkt verder dat het aantal klachten per jaar varieert van 7 bij BJB tot 154 bij de OGHS.196 Het verschil tussen deze aantallen kan verklaard worden door het verschil in capaciteit die de accommodaties hebben.197 Het feit dat er geklaagd wordt, betekent in beginsel dat de jeugdigen voldoende wetenschap hebben van de mogelijkheid. Toch is het opvallend dat er bij de ene accommodatie percentueel meer geklaagd wordt dan bij de andere. Een verklaring voor dit verschil kan mogelijk gevonden worden in het feit dat de jeugdigen die in de OGHS verblijven bij binnenkomst een informatiepakket krijgen over hoe omgegaan wordt met klachten en dat binnen de OGHS klachtenformulieren op iedere groep aanwezig zijn.198 Het klachtenformulier voor jeugdigen binnen BJB is te downloaden vanaf de website en dus minder toegankelijk. Ondanks de verschillen hebben de jeugdigen mijns inziens voldoende wetenschap van de mogelijkheid om een klacht in te dienen.

191 Vrije nieuwsgaring 2014c, p. 59. 192 Vrije nieuwsgaring 2015, p. 20. 193 Vrije nieuwsgaring 2013g, p. 25.

194 Zie bijvoorbeeld Vrije nieuwsgaring 2013c, p. 28.

195 Vrije nieuwsgaring 2012c, p. 18; ‘Niet tevreden?’, BJ Brabant, <www.bjbrabant.nl/jongerensectie/jouw-

rechten/klachten>.

196 Vrije nieuwsgaring 2015, p. 39; Vrije nieuwsgaring 2014c, p. 59.

197 Bij BJB zijn er 50 plaatsen voor gesloten jeugdhulp, dit staat tegenover gemiddeld 122 plaatsen bij de OGHS. Zie

Vrije nieuwsgaring 2015, p. 10 en Vrije nieuwsgaring 2014c, p. 11.

4.4.3 Procedurele waarborgen

Procedurele waarborgen die nog nadere toelichting behoeven, zijn de redelijke termijn waarbinnen de klacht kan worden ingediend en de redelijke termijn waarbinnen er een reactie dient te zijn gegeven op de klacht. Ten aanzien van de redelijke termijn waarbinnen een klacht kan worden ingediend is in paragraaf 3.5.2 opgemerkt dat de wetgever hier bewust niet voor een gefixeerde termijn heeft gekozen. Dit kan de interne rechtspositie van de jeugdige ten goede komen. Zo heeft de beroepscommissie van de RSJ een in maart 2010 ingediende klacht over een voorval eind 2009 in behandeling genomen, aangezien de klager eerder geen beschikking had over pen, papier of internet.199 Aan de andere kant kunnen de accommodaties de termijn dermate verkorten, dat dit nadelig is voor de interne rechtspositie. Zo is in het jaarverslag van Wilster bijvoorbeeld opgenomen dat de klacht bij voorkeur binnen 8 dagen ingediend moet worden.200 Het gaat echter om een voorkeurstermijn, dus hier kan vanaf geweken worden. Bovendien is in het klachtenregeling van Horizon is een redelijke termijn van in beginsel een jaar na de gedraging opgenomen.201

Tevens het bepalen van een redelijke termijn waarbinnen een reactie moet worden gegeven op de klacht is aan de accommodaties overgelaten.202 Uit de huisregels of regelingen van de accommodaties blijkt niet altijd welke termijn als redelijk wordt beschouwd. In de meeste huisregels of regelingen is opgenomen dat er een ontvangstbevestiging aan de klager dient te worden gestuurd.203 Bij Intermetzo is hier een termijn aan gesteld, namelijk vijf werkdagen.204 In paragraaf 3.5 is verder besproken dat het van belang is dat de klager en de beklaagde de situatie kunnen toelichten. In het beleid en in de regelingen van de accommodaties is dit dan ook vastgelegd. In de klachtenregeling van Horizon is bepaald dat dit in ieder geval binnen maximaal twee weken moet gebeuren.205 Er is echter niet altijd een termijn gesteld.206

Een bijzonder belang moet worden toegekend aan de procedurele waarborgen omtrent de bijstand die de jeugdigen toekomt. Zowel in de procedure bij de klachtencommissie als die bij de beroepscommissie van de RSJ mag de klager zich laten bijstaan. Ten aanzien van de bijstand bij de klachtprocedure is opvallend dat iedere accommodatie deze mogelijkheid heeft opgenomen in

199 Beroepscommissie RSJ 24 september 2010, RSJ-Bulletin 2010, nr. 6, p. 14. 200 Vrije nieuwsgaring 2013b, p. 24.

201 Artikel 3.2 Klachtenregeling van de klachtencommissie voor de zorgaanbieders Zuid-Holland. 202 Zie paragraaf 3.6.1.

203 Zie bijvoorbeeld Vrije nieuwsgaring 2014c, p. 58. 204 Artikel 12 Klachtenregeling Intermetzo.

205 Artikel 3.4 Klachtenregeling van de klachtencommissie voor de zorgaanbieders Zuid-Holland. 206 Zie bijvoorbeeld Vrije nieuwsgaring 2012c, p. 21.

de huisregels, het klachtenreglement of de klachtenregeling.207 Er is echter geen sprake van een recht. Uit paragraaf 3.5 is verder gebleken dat de bijstand door een vertrouwenspersoon geen kosten met zich meebrengt voor de jeugdige. De kosten voor bijstand door een advocaat dienen daarentegen door de jeugdige en/of diens ouders gedragen te worden, aangezien voor de klachtprocedure aan de jeugdige binnen gesloten jeugdhulp geen toevoeging wordt verleend. In de beroepsprocedure kan de jeugdige wel op toevoeging worden bijgestaan door een advocaat. In de praktijk brengt dit met zich mee dat de jeugdigen binnen gesloten jeugdhulp zich in de klachtprocedure mogelijk eerder door de vertrouwenspersoon dan door een advocaat zullen laten bijstaan. Voor de interne rechtspositie van de jeugdigen is dat mijns inziens van belang. Ondanks dat het AKJ zelf een gedragscode heeft opgesteld voor de onafhankelijke vertrouwenspersoon, zijn er wettelijk geen kwalitatieve eisen gesteld aan de persoon die deze rol vervuld. De kwaliteit van het vertrouwenswerk wordt gewaarborgd door het vereiste dat het opleidingsniveau van de onafhankelijke vertrouwenspersonen minimaal HBO is. Vervolgens worden de vertrouwenspersonen intern ingewerkt en opgeleid.208 Een en ander kan mijns inziens niet op tegen de kwalitatieve eisen die een advocaat bij wet- en regelgeving zijn gesteld.209 Bovendien dient een toegevoegde advocaat die een jeugdige bijstaat sinds juli 2014 gespecialiseerd te zijn.210 Het verdient dan ook aanbeveling om de wetgeving omtrent de bijstand door een advocaat voor alle jeugdigen die van hun vrijheid zijn benomen gelijk te trekken.

De bijstand bij de beroepsprocedure is, zoals in paragraaf 3.5.2 en hiervoor genoemd, wettelijk gewaarborgd. Bij nader onderzoek van de uitspraken van de beroepscommissie van de RSJ is dan ook gebleken dat bij iedere beroepsprocedure waaraan de jeugdige deelnam deze werd vertegenwoordigd door een vertrouwenspersoon dan wel raadsman. Het aantal zaken waarbij de jeugdige door een vertrouwenspersoon werd bijgestaan is nagenoeg gelijk aan het aantal zaken waarbij er bijstand werd verleend door een advocaat.

4.4.5 Tegemoetkoming nadeel

Indien de klacht omtrent de toepassing van een vrijheidsbepalende maatregel slaagt, kan doorgaans de toepassing niet meer worden teruggenomen. Om de jeugdigen toch tegemoet te komen en hun rechtspositie te herstellen, kan er een tegemoetkoming van het nadeel toegekend

207 Zie bijvoorbeeld Vrije nieuwsgaring 2013e, p. 23; artikel 12 lid 6 Klachtenregeling Intermetzo. 208 ‘Bijlage bij overeenkomst VNG – AKJ: Programma van eisen’, VNG 2014, p. 4,

<http://www.vng.nl/files/vng/2015_pve_vertrouwenswerk_akj.pdf>.

209 Voor een volledig beeld van de wet- en regelgeving omtrent de advocatuur wordt verwezen naar Vademecum

Advocatuur 2014, Den Haag: Sdu Uitgevers 2014.

210 ‘Specialisatie advocaat / niet-ingeschreven advocaat’, Kenniswijzer 1 juli 2014,

<http://kenniswijzer.rvr.org/werkinstructies-toevoegen/allerechtsterreinen/specialisatie-advocaat---niet- ingeschreven-advocaat.html>.

worden. In de praktijk is dit bijvoorbeeld gebeurd zaak waarin een jeugdige tijdelijk werd overgeplaatst zonder dat deze maatregel in zijn hulpverleningsplan was opgenomen.211 De beroepscommissie liet zich echter niet uit over de specifieke gronden van toekenning van de tegemoetkoming. In het geval dat een jeugdige met meer geweld werd vastgepakt en vastgehouden dan strikt noodzakelijk was, werd bij de toekenning van de tegemoetkoming enkel overwogen dat de rechtsgevolgen niet meer ongedaan gemaakt konden worden.212 In een zaak waarbij het beroep omtrent de feitelijke toepassing en de duur van de maatregel gegrond was, werd de jeugdige echter geen tegemoetkoming toegekend. Hierbij werd overwogen dat hiervoor geen termen waren, aangezien de accommodatie en de jeugdige beide de relatie wilden herstellen en daar beide hun best voor wilden doen.213 In geen van voorgenoemde zaken geeft de uitspraak blijk van de jeugdige die aannemelijk maakt dat deze nadeel heeft ondervonden ten gevolge van het betreffende besluit. In 2012 is echter bepaald dat het aan de jeugdige is om dit aannemelijk te maken. 214 De rechtspraak omtrent de toekenning van een tegemoetkoming voor het ondervonden nadeel is dus nog niet volledig uitgekristalliseerd. Nu het hier gaan om het herstellen van de interne rechtspositie van de jeugdigen, dient hiervoor zorg gedragen te worden.

4.4.6 Schorsende werking

Zowel in de klachtenprocedure als in de beroepsprocedure bestaat geen schorsende werking.215 Er kan echter wel verzocht worden om de beslissing waartegen de klacht gericht is, te schorsen. Zodoende kan de interne rechtspositie van de jeugdigen hersteld worden indien nodig. Deze mogelijkheid bestaat alleen indien de klacht gericht is tegen de toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel.216 In de praktijk wordt een schorsingsverzoek toegekend indien de vrijheidsbeperkende maatregelen in een formulier opgenomen zijn in plaats van in het hulpverleningsplan van de jeugdige.217 Bij een schorsingsverzoek is echter altijd sprake van een voorlopig beoordeling van de zaak. Om die reden dient er alleen gekeken te worden ‘of de beslissing waartegen de klacht is ingediend in strijd is met de wet dan wel zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om op het moment over te gaan tot schorsing (…)’.218 Bij strijd met de huisregels kan tevens de tenuitvoerlegging van een maatregel geschorst worden.219

211 Beroepscommissie RSJ 15 mei 2015, nr. 15/0507/JZ.

212 Beroepscommissie RSJ 11 maart 2013, RSJ-Bulletin 2013, nr. 3, p. 24. 213 Beroepscommissie RSJ 11 juni 2012, nr. 12/0397/JZ.

214 Beroepscommissie RSJ 31 januari 2012, nr. 11/2634/JZ. 215 Zie paragraaf 3.6.2.

216 Artikel 6.5.2 Jw; Beroepscommissie RSJ 4 juni 2013, RSJ-Bulletin 2013, nr. 5, p. 24. 217 Beroepscommissie RSJ 9 maart 2015, RSJ-Bulletin 2015, nr. 3, p. 26.

218 Beroepscommissie RSJ 22 januari 2015, RSJ-Bulletin 2015, nr. 2, p. 39. 219 Beroepscommissie RSJ 4 juni 2013, RSJ-Bulletin 2013, nr. 5, p. 24.

Hoofdstuk 5 – Conclusie

In hoofdstuk 1 is gesteld dat bij een gedwongen opname in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp sprake is van vrijheidsbeneming. Vervolgens is in deze scriptie naar een antwoord gezocht op de vraag of de interne rechtspositie van jeugdigen in accommodaties voor gesloten jeugdhulp in overeenstemming is met wettelijke regelgeving betreffende vrijheidsbeperkende maatregelen van jeugdigen. Op basis van voorgaande hoofdstukken kan deze vraag in beginsel positief beantwoord worden. Dit geldt ten eerste ten aanzien van de informatievoorziening over de rechten en plichten. In de praktijk worden namelijk overeenkomstig internationale wet- en regelgeving bij binnenkomst huisregels aan de jeugdigen overgelegd en zijn de jeugdige voldoende bekend met hun rechten en plichten. De Nederlandse wetgever heeft daarnaast met het hulpverleningsplan vorm gegeven aan een verslag met daarin de zorgbehoefte(n) en het behandelprogramma. De jeugdige en diens ouders worden betrokken bij de opstelling daarvan, hetgeen in lijn is met artikel 12 IVRK. Verder worden met de evaluatie van het hulpverleningsplan zowel de individualiteit van het plan als de noodzakelijkheid van de hulp gewaarborgd. In beginsel wordt verondersteld dat tevens de kenbaarheid van het hulpverleningsplan afdoende is. De onafhankelijke vertrouwenspersoon is niet internationaal geregeld, echter de praktijk is wel in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving. Bovendien hebben de jeugdigen in de praktijk voldoende weet van dit figuur. Ten slotte hebben sommige accommodaties een aparte internetpagina of folder met daarin de rechten en plichten opgesteld. Zodoende wordt overeenkomstig internationale en nationale wet- en regelgeving direct een goed beeld van de rechten en plichten verschaft.

Tevens ten aanzien van de algemene principes omtrent de vrijheidsbeperkende maatregelen komen de praktijk en wettelijke regelgeving in beginsel overeen. Zo zijn de bepalingen omtrent vrijheidsbeperkende maatregelen gebaseerd op overheidsreglementering en is voldaan aan het internationale vereiste dat fysieke dwangmiddelen enkel toegepast mogen worden indien aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. Daarnaast wordt de noodzakelijkheid van een niet in het hulpverleningsplan opgenomen, vrijheidsbeperkende maatregel ingevuld door het vereiste dat er een noodsituatie overbrugd moet worden. Verder zorgt de directe werking van artikel 37 IVRK ervoor dat er in Nederland geen sprake mag zijn van een wrede, onmenselijke of vernederende behandeling en wordt er voordat een maatregel gewijzigd wordt overlegd met de jeugdige zoals dat ex artikel 12 IVRK geboden is. Verschillen als het feit dat in Nederland het doel van de vrijheidsbeperkende maatregelen niet altijd enkel de veiligheid van de jeugdige en anderen is en dat nationaal geregeld is dat de jeugdigen op de hoogte dienen te zijn van de toe te passen vrijheidsbeperkende maatregelen, versterken de interne

rechtspositie van de jeugdigen. Door tevens andere doelen te verbinden aan de vrijheidsbeperkende maatregelen, kunnen deze namelijk effectiever ingezet worden. Daarnaast is het van groot belang dat de jeugdigen wetenschap hebben van de maatregelen die hen mogen worden opgelegd.

Ten slotte komen de wettelijke regelgeving en de praktijk omtrent het klachtrecht grotendeels overeen. Zo dient is er in de praktijk voorzien in een klachtenregeling en wordt er beslist door een onafhankelijke klachtencommissie. Daarnaast is de procedure vergemakkelijkt doordat er bij sommige accommodaties klachtenformulieren beschikbaar zijn en de jeugdigen bij binnenkomst de klachtenregeling krijgen. In overeenstemming met artikel 12 IVRK wordt de jeugdigen verder de mogelijkheid gegeven de klacht toe te lichten en mogen zij zich laten bijstaan door een vertrouwenspersoon of advocaat. Verschillen zoals de mogelijkheid tot bemiddeling en de bepaling dat een klacht binnen een redelijke termijn ingediend moet worden, zijn positief voor de interne rechtspositie van de jeugdigen. De interne rechtspositie wordt verder versterkt doordat tevens een klacht ingediend kan worden tegen feitelijk handelen waarbij een fundamenteel recht van de jeugdige wordt aangetast en dat in strijd is met het karakter van de wet en de doelen van het hulpverleningsplan. Extra rechtsbescherming wordt tevens gegeven doordat de mogelijke inhoud van de beslissing is vastgelegd. De rechtspositie van de jeugdige kan in de praktijk zelfs enigszins hersteld worden door middel van toekenning van een tegemoetkoming en door middel van het toekennen van een verzoek tot schorsing.

De wettelijke regelgeving en de praktijk omtrent de specifieke vrijheidsbeperkende maatregelen komen minder overeen. Enkel de beperking van contact met de buitenwereld is grotendeels in overeenstemming met internationale wet- en regelgeving. De internationale wetgeving heeft namelijk directe werking in Nederland. In de praktijk kan de jeugdige echter vaker dan het internationale minimum contact opnemen met de buitenwereld. Dit is positief voor de interne rechtspositie. De Nederlandse wetgever heeft tevens voorzien in een bepaling omtrent verlof. Ten aanzien van de overige vrijheidsbeperkende maatregelen is opvallend dat internationaal meer aandacht is besteed aan de uitvoering van de maatregelen, terwijl de nationale wetgever de wijze van uitvoering grotendeels aan de zorgaanbieders heeft gelaten. Het is in het licht van de interne rechtspositie aan te bevelen de uitvoering meer bij wet vast te leggen. Daarnaast dient gewaarborgd te worden dat de maatregelen niet gebruikt mogen worden om de huisregels te handhaven en mag de rechtspraak omtrent de niet limitatieve lijst van beperkende maatregelen niet gevolgd worden wegens strijd met internationale wet- en regelgeving. Bijzondere aandacht verdient overigens het onderzoek aan lichaam en kleding. In de nationale wetgeving is hierover

weinig vastgelegd. De interne rechtspositie van de jeugdigen zou gebaat zijn bij meer wet- en regelgeving omtrent dit onderzoek, gezien de grove inbreuk op een fundamenteel recht. Een laatste aanbeveling omtrent de vrijheidsbeperkende maatregelen kan gedaan worden ten behoeve van de beperkingen buiten de accommodatie. Zo verdient het aanbeveling dat de vervoerder verplicht wordt zich ervan te vergewissen welke maatregelen hij in een specifiek geval toe mag passen. Daarnaast dient de scheiding tussen civielrechtelijk en strafrechtelijk geplaatste jeugdigen met betrekking tot het verblijf binnen het gerechtsgebouw gewaarborgd te worden. Voor de interne rechtspositie van de jeugdigen geniet het overigens de voorkeur om de zitting op locatie te laten plaatsvinden.

Er kunnen ten slotte nog enkele aanbevelingen gedaan te worden ten aanzien van de onderwerpen die in beginsel met de wettelijke regelgeving in overeenstemming zijn. Zo zou de kennis van jeugdigen omtrent hun interne rechtspositie gebaat zijn bij meer nationale bepalingen over de inhoud van de huisregels. Verder verdient het aanbeveling om de jeugdigen direct over het hulpverleningsplan te laten beschikken. Dit verbetert de kenbaarheid van hun interne rechtsposities. Daarnaast wordt de schijnbare strijdigheid met de wet omtrent de barrières die hen nu opgeworpen kunnen worden daarmee weggenomen. Tevens kan het iedere accommodatie aangeraden worden een aparte internetpagina of folder met daarin de rechten en plichten op te stellen.

In de praktijk worden de vrijheidsbeperkende maatregelen niet altijd in lijn met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit toegepast. Gezien de maatregelen een inbreuk kunnen maken op grondrechten, dient dit goed in het oog gehouden te worden. Daarnaast verdient aanbeveling dat bij iedere toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel medisch personeel geraadpleegd moet worden. In de Nederlandse praktijk gebeurt dit enkel bij de toediening van medicijnen.

De laatste aanbevelingen hebben betrekking tot het klachtrecht. Gezien het percentuele verschil in het aantal klachten kan de accommodaties aanbevolen worden om de jeugdigen bij binnenkomst een informatiepakket te geven omtrent de klachtenregeling en klachtenformulieren op de groep te leggen. In het licht van de interne rechtspositie en het discriminatieverbod verdient het aanbeveling om de rechtsbijstand door een advocaat niet alleen in de