• No results found

Informatievoorziening in de praktijk

Hoofdstuk 4 – Interne rechtspositie in de praktijk

4.2 Informatievoorziening in de praktijk

Zoals in paragraaf 3.2 genoemd, zijn de jeugdigen binnen de accommodaties afhankelijk van de huisregels voor voldoende wetenschap van hun rechten en plichten. Hierover zal in het eerste deel van deze paragraaf gesproken worden. Tevens het hulpverleningsplan is genoemd als belangrijke bron van informatievoorziening. In deze paragraaf zal daarom de praktijk omtrent het hulpverleningsplan onderzocht worden. Ten slotte is in paragraaf 3.2 de onafhankelijke vertrouwenspersoon genoemd als belangrijke mogelijkheid om informatie over de rechten en plichten te verkrijgen. Dit rechtsfiguur zal als derde worden besproken. De paragraaf wordt afgesloten met een laatste mogelijkheid voor de jeugdigen om informatie te vergaren omtrent hun rechten en plichten.

4.2.1 Huisregels

In paragraaf 3.2 is besproken dat de verschillende accommodaties voor gesloten jeugdhulp veel ruimte hebben met betrekking tot de inhoud van die huisregels, waardoor er veel verschillen kunnen bestaan tussen de huisregels van de accommodaties. In de praktijk bestaan er inderdaad verschillen. Daarbij springen de regels omtrent de vrijheidsbeperkende maatregelen bij de huisregels van de Ottho Gerhard Heldringstichting (hierna: OGHS) het meest in het oog.123 In die huisregels is, net als in andere huisregels, opgenomen dat de vrijheidsbeperkende maatregelen alleen mogen worden toegepast indien noodzakelijk en dat er gehandeld moet worden zoals in speciale protocollen is vastgelegd. Dit is echter het enige dat bepaald is over de afzonderlijke maatregelen. Daarbij wordt verwezen naar de brochure over middelen en maatregelen. Die brochure is echter nog in bewerking. Er bestaat dus (nog) geen duidelijkheid voor de jeugdigen. In de huisregels van de OGHS wordt daarentegen wel gesproken over de inzage in het dossier en over telefoneren en post. Hierover is in de huisregels van de Stichting JJC bijvoorbeeld niets bepaald.124 Opvallend is verder dat de huisregels tevens met betrekking tot een verplicht te regelen onderwerp van elkaar verschillen. De meeste accommodaties hebben geen limitatieve lijst opgenomen met voorwerpen die de jeugdigen in verband met de veiligheid binnen de accommodatie niet in hun bezit mogen hebben.125 De uitbreiding van de bevoegdheid om voorwerpen alsnog te verbieden zorgt ervoor dat er niet altijd duidelijkheid zal bestaan over de voorwerpen die de jeugdige in zijn bezit mag hebben.

Aangezien de huisregels een belangrijk document zijn voor de wetenschap van de jeugdigen over hun rechten en plichten, is de mate van kenbaarheid en verkrijgbaarheid van die regels van belang voor de interne rechtspositie van de jeugdigen. Het is beleid van de accommodaties om aan de jeugdigen de huisregels te overleggen bij binnenkomst.126 Zodoende kan ervan uit worden gegaan dat de jeugdigen vrij beschikken over de huisregels en zij deze na kunnen slaan indien nodig.

4.2.2 Hulpverleningsplan

Zoals in paragraaf 3.4.1 eerder besproken, dienen de jeugdige en zijn of haar ouders/voogd bij het opstellen van het hulpverleningsplan betrokken te worden. In de praktijk is het beleid van de accommodaties om deze partijen inderdaad bij de opstelling van het plan te betrekken. Dit is

123 ‘Huisregels’, OG Heldring, <www.ogheldring.nl/images/PDFs/Folder_-_Huisregels.pdf>. 124 Vrije nieuwsgaring 2012b.

125 Zie bijvoorbeeld ‘Huisregels’, OG Heldring, p. 5-6, <www.ogheldring.nl/images/PDFs/Folder_-_Huisregels.pdf>. 126 Zie bijvoorbeeld Vrije nieuwsgaring 2013e en ‘Verblijf’, Transferium Jeugdzorg 13 april 2010,

bijvoorbeeld te lezen in het activiteitenplan 2014 van Icarus,127 in het jaarverslag uit 2013 van Pluryn Hoederloo Groep128 en op de website van Stichting JJC.129 Tevens uit interviews blijkt dat alvorens het plan opgesteld wordt, er wordt overlegd met de jeugdige en diens ouders.130

Uit paragraaf 3.2.2 is gebleken dat er geen standaard hulpverleningsplan kan bestaan. In de praktijk wordt een individueel plan opgesteld zodra de jeugdige bij de accommodatie binnenkomt.131 Opmerkelijk is dat bij Icarus een format bestaat voor het hulpverleningsplan.132 Zolang het hier om een format gaat, en niet om een standaard hulpverleningsplan, doet dit mijns inziens geen afbreuk aan de rechtspositie van de jeugdigen. Van belang is echter wel dat iedere jeugdige inspraak heeft bij de opstelling van zijn eigen hulpverleningsplan en dat voor iedere jeugdige voldoende tijd wordt genomen om zijn persoonlijke zorgbehoefte(n), behandelmethoden en mogelijk toe te passen vrijheidsbeperkende maatregelen vast te leggen. Er mag niet gemakzuchtig met dit proces omgegaan worden.

Verder is in paragraaf 3.2.2 besproken dat het hulpverleningsplan periodiek dient te worden geëvalueerd, echter dat niet wettelijk is geregeld door wie en wanneer dit plaats zou moeten vinden. In de praktijk worden de plannen geëvalueerd. De periode die tussen de evaluaties zit, verschilt van drie maanden tot een half jaar.133 Enkel in een factsheet van Horizon locatie ‘t Anker wordt aangegeven dat deze evaluatie door een gedragswetenschapper wordt gedaan.134 Bij de andere accommodaties wordt veelal benoemd dat de evaluatie met de jeugdige en andere betrokkenen plaats vindt. 135 Uit interviews blijkt dat de evaluatie van het hulpverleningsplan bij de ene accommodatie zo vaak als mogelijk gebeurt en daartoe wordt beslist door een gedragsmedewerker. Bij de andere accommodatie gebeurt wordt eens in de zes of acht weken op basis van rapportages geëvalueerd.136

Ook voor het hulpverleningsplan geldt dat de jeugdige wetenschap moet kunnen hebben van de inhoud daarvan. In paragraaf 3.2 is zelfs bepleit dat met artikel 7.3.2 Jw is gewaarborgd dat de

127 Vrije nieuwsgaring 2014a, p. 8. 128 Vrije nieuwsgaring 2014a, p. 39. 129 ‘Behandelplan’, Stichting JJC,

<www.stichtingjjc.nl/AbcList/?abcCat=Jongeren&abcLet=B&abcDefUid=VX92TGSU5M6V77LY>.

130 Zie bijlage.

131 Zie bijvoorbeeld Vrije nieuwsgaring 2012a, p. 5. 132 Vrije nieuwsgaring 2012c, p. 7.

133 Zie bijvoorbeeld ‘Verblijf’, De Koppeling, <www.dekoppeling.com/jongeren/verblijf/> en Vrije nieuwsgaring

2013a, p. 37.

134 ‘Anker’, Horizon april 2014, p. 2, <http://horizon.eu/wp-content/uploads/2015/04/ZAN03-Factsheet-Anker-

vd-louw-def1.pdf>.

135 Zie bijvoorbeeld Vrije nieuwsgaring 2012a, p. 5. 136 Zie bijlage.

jeugdige voldoende kenbaarheid omtrent zijn hulpverleningsplan heeft. Aangezien zojuist is besproken dat de jeugdige en zijn of haar ouders/voogd bij de opstelling van het plan in beginsel betrokken zullen worden, kan er in principe vanuit worden gegaan dat de jeugdige wetenschap heeft van zijn hulpverleningsplan en de inhoud daarvan. In de praktijk wordt het hulpverleningsplan echter niet aan de jeugdige zelf gegeven.137 Het plan wordt in het dossier van de jeugdige bewaard, waar deze in beginsel zelf inzage in heeft.138 De huisregels van Horizon locatie De Vaart bespreken dit expliciet.139 Er is in die huisregels echter ook vermeld dat de inzage in het dossier geweigerd kan worden indien een gedragswetenschapper of afdelingshoofd van mening is dat de jeugdige onvoldoende in kan schatten wat er precies in het plan staat. Dit kan mijns inziens niet bedoeld zijn door de wetgever met de uitzondering ex artikel 7.3.10 Jw. Inzage in het dossier dient namelijk alleen achterwege te blijven voor zover dit noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een ander. Het niet direct (kunnen) beschikken over het hulpverleningsplan is nadelig voor de interne rechtspositie van de jeugdigen. Er wordt voor een onnodige strohalm gezorgd, waardoor zij niet gemakkelijk het belangrijke document kunnen inzien. Het hulpverleningsplan zal in paragraaf 4.3.2 en 4.4.1 verder worden besproken.

4.2.3 Onafhankelijke vertrouwenspersoon

De waarborgen omtrent de onafhankelijke vertrouwenspersoon zijn grotendeels wettelijk vastgelegd. Daarnaast bestaat er in de praktijk een belangrijk document, namelijk een handreiking van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en sport en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.140 Door middel van dit document zijn de gemeenten onder andere geïnformeerd over hun wettelijke taken en uitvoering van het vertrouwenswerk. Blijkens het document is de Stichting Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg (hierna: AKJ) als onafhankelijke instelling hoofdaannemer in het vertrouwenswerk en voert dit uit.141 Op de websites en in de jaarplannen en verslagen van de accommodaties voor gesloten jeugdhulp wordt het bestaan van de onafhankelijke vertrouwenspersoon van het AKJ dan ook veelvuldig genoemd. De contactgegevens van deze persoon zijn daarbij genoteerd, waardoor de kenbaarheid en bereikbaarheid afdoende lijkt. Bovendien is er binnen sommige accommodaties informatie over de onafhankelijke vertrouwenspersoon op de groep gehangen en komt deze bij

137 Zie bijlage. 138 Artikel 7.3.10 Jw.

139 Vrije nieuwsgaring 2013e, p. 7. 140 Vrije nieuwsgaring 2014b.

141 ‘De vertrouwenspersoon’, AKJ november 2010, p. 5

accommodaties op bezoek. Dit bezoek vindt bij De Koppeling, Stichting JJC en Wilster regelmatig plaats.142 Uit de interviews blijkt tevens dat de vertrouwenspersoon regelmatig op de groep komt en zodoende bekend is bij de jeugdigen.143 Uit voorgaande blijkt dat de onafhankelijke vertrouwenspersoon zowel voldoende kenbaar als voldoende bereikbaar is.

4.2.4 Algemene informatievoorziening

Naast bovenstaande mogelijkheden om wetenschap te verkrijgen over de rechten en plichten binnen de gesloten accommodaties, komt het ten slotte voor dat de accommodaties hiervoor een aparte internetpagina of folder hebben opgesteld. Bijzonder Jeugdwerk Brabant (hierna: BJB) beschikt bijvoorbeeld over een folder waarin de rechten van de jeugdigen uitgeschreven zijn.144 Ook De Koppeling en een onderdeel van Transferium Jeugdzorg, namelijk OCK het Spalier, beschikken over een folder waarin de rechten en plichten van de jeugdigen binnen de accommodatie zijn uitgelegd.145 Het bestaan van een dergelijke internetpagina of folder versterkt de interne rechtspositie van de jeugdigen.