• No results found

5. Methodologisch kader

5.2. Keuze van Baboes als analysepraktijk

Vanuit de literatuurstudie wordt naar opvoeding gekeken als een proces dat ingebed is in een context die bepaalde mogelijkheden in- en uitsluit én beïnvloed wordt door bepaalde sociaal-culturele en historische discours over wat opvoeding is of hoort te zijn. Deze twee componenten zijn niet los van elkaar te zien. De ontmoetingsplaats voor kinderen en ouders is een interventie gericht op sociale steun in deze tweeledige context. Enerzijds voorziet ze

in de mogelijkheid tot een gevarieerde speelruimte voor kinderen en een plek om even op adem te komen voor ouders, anderzijds brengt ze mensen bijeen met een diversiteit aan opvattingen over opvoeden wat zorgt voor confrontatie. De ontmoetingsplaats is ook zelf actor in dit proces, het geeft mee vorm aan ideeën over spelen, leren, slapen, ouder of kind zijn doorheen de opstelling van de ruimte, het handelen van de begeleiders, de profilering via media, ... Het is een plaats opgezet vanuit bepaalde doelstellingen én met bepaalde effecten, waar “transmission and creation of culture and values” (Dahlberg & Moss, 2005, p.24) plaatsvindt, bijgevolg is het een “public space and a site for ethical and political practice” (p.10).

Binnen het kader van deze masterproef is besloten om slechts één ontmoetingsplaats in de diepte te bekijken. De ontmoetingsplaats Baboes wordt beschouwd als “a site that will yield important data on the topic of interest” (Goodwin & Goodwin, 1994, p. 115), vanuit de overtuiging dat relevante informatie kan gegenereerd worden uit een analyse van dagelijkse praktijken als micro-events (Vandenbroeck et al., 2009). Er zijn een aantal redenen die een ontmoetingsplaats als Baboes heel interessant maken. Eerst en vooral is het een vrij jonge voorziening, ontstaan vanuit een onderzoek naar het aandeel van het bestaande aanbod in processen van sociale steun. Het is gefundeerd vanuit de vaststelling dat ouders belang hechten aan het delen van hun ervaringen met opvoeden (Hermanns, 2009) en aan het uitbreiden en diversifiëren van hun sociale netwerken. Het mediëren van ontmoetingen tussen mensen met een diverse achtergrond, bleek enkel mogelijk in een georganiseerde – formele – setting (Vandenbroeck et al., 2007). Dat Baboes een jonge voorziening is, maakt het mogelijk om van bij de opstart het groeiproces mee te maken, het zorgt voor een zekere openheid en de nodige reflectie. Hier is echter ook mogelijk een nadeel aan verbonden: de voorziening staat nog in z’n kinderschoenen, er kunnen dus nog geen uitspraken gedaan worden op langere termijn.

Een tweede voordeel is dat ongeveer gelijklopend met het schrijfproces van deze masterproef een evaluatieonderzoek plaatsvindt dat wordt uitgevoerd door Prof. Dr. Michel Vandenbroeck, reeds van bij het begin betrokken bij het onderzoek Opvoeden in Brussel. In het evaluatieonderzoek, gebaseerd op de analyse van de pedagogische documentatie, een kwantitatieve analyse van de registratiegegevens en een bevraging van de ouders, wordt nagegaan of Baboes doet wat ze zegt dat ze doet, wat de meerwaarde is van dergelijke ontmoetingsplaats en hoe de werking nog kan verbeteren.

Een derde voordeel in het onderzoeken van feitelijke interacties tussen ouders, kinderen en begeleiders, is dat datamateriaal reeds voorhanden is. Baboes houdt vanaf de opstart dagelijks een kort verslag bij van deze interacties, gebaseerd op het concept van de pedagogische documentatie, evenals een aantal kwantitatieve registratiegegevens. Dit materiaal is echter niet opgezet voor onderzoeksdoeleinden maar als werkinstrument voor

interne reflectie. Dit gegeven leidde tot enkele discussiepunten met het team van Baboes, vanuit een terechte bezorgdheid om de privacy van de ouders en kinderen die de ontmoetingsplaats bezoeken. Het intern gebruik ervan voor reflectie staat in een spanningsveld met rapportage van het materiaal naar buiten toe door een externe onderzoeker. Om de validiteit en betrouwbaarheid van de data-analyse te vergroten, werd deze masterproef ter nalezing voorgelegd aan de direct betrokkenen, zijnde Christine Faure (coördinator), Tom Verhaeghe (hoofdbegeleider), Griet Dejaegher en Gwendoline Vanmanshoven (begeleiders) en Prof. Dr. Michel Vandenbroeck (onderzoeker). Op die manier kregen zij de kans hun opmerkingen en bedenkingen bij dit onderzoek te formuleren.

Op vraag van de begeleiders heeft dit geleid tot de aanpassing van een aantal feitelijke gegevens in de fragmenten uit de pedagogische documentatie in overleg met Prof. Dr.

Michel Vandenbroeck, promotor van deze masterproef.

Het onderzoek wordt dan wel uitgevoerd door een ‘externe’ onderzoeker, de begeleiders documenteren zelf wat er gebeurt in Baboes. Ze kunnen er belang bij hebben dat Baboes positief geëvalueerd wordt en zouden dus bepaalde elementen bewust of onbewust kunnen weglaten. Dit is een mogelijk spanningsveld. Uit ondervinding kan echter gesteld worden dat er een vrij open sfeer heerst in het team waar fouten, problemen en gebreken mogen bestaan, zeker in de opstartfase van dit project. Gebreken en dergelijke zijn er trouwens sowieso, in élke werking. De dag dat men geen enkele opmerking meer heeft op de eigen werking, dat men denkt dat men alles goed doet en alles feilloos verloopt, is er een probleem.

Tot slot dient uitdrukkelijk vermeld te worden dat de opmerkingen op de pedagogische documentatie een methodologische kritiek zijn en dus geen evaluatie van de pedagogische documentatie als werkinstrument an sich. Er werd reeds vermeld dat de opzet ervan niet ingegeven is vanuit een onderzoeksopzet, wat een aantal consequenties heeft voor het uitvoeren van een onderzoek op basis van dit materiaal. Met deze bemerkingen wordt niet afgedaan aan de waarde die dit instrument heeft voor de werking van de ontmoetingsplaats Baboes.

5.3. Onderzoeksvragen

Globaal wordt gekeken naar wat de betekenis kan zijn van een ontmoetingsplaats voor ouders en kinderen in de wisselwerking tussen de context van opvoeden en het opvoeden in een bepaalde context. Diversiteit is hier een centraal begrip. Ten aanzien van de data worden volgende vragen geformuleerd:

1. Hoe is het gesteld met de sociale mix – in het kader van dit onderzoek geconceptualiseerd als positie4 van de begeleidende volwassene en taalachtergrond – in Baboes?

2. Welke evidenties zijn er van vrije confrontatie over taal- en andere grenzen heen?

Hoe beweegt deze vrije confrontatie zich op de verschillende spanningsvelden:

a. tussen erkenning en afkeuring, b. tussen verschillen en gelijkenissen, c. tussen afstand en nabijheid?

3. Zijn er voorbeelden van situaties waarin tegenspraak ondersteunend kan zijn?

4. Wat is de rol van de begeleiders in het deproblematiseren van twijfels, of hoe vullen zij deze rol in? Wordt het weten en de beleving van ouders erkend, en zo ja op welke manier?

5. Welke gezamenlijke verhalen worden er geconstrueerd? Wat zijn voorbeelden van processen van herkenning, verbinding en verrijking?