• No results found

4. Resultaten Inhoudsanalyse

4.2 Keuze en motivatie voor onderwerpen/personen

Van de 63 onderwerpen/personen die ik geanalyseerd heb van De Dakhaas, komen er 22 niet voor in het AD/UN (zie bijlage A). Het gaat hier onder andere om personen die Buijs in zijn onderzoek naar de identiteit van regionale dagbladen omschrijft als de ‘gewone m/v’. Hij gebruikt deze term als verzamelnaam voor “iedereen die niet het nieuws haalt als beroepsmatig representant van een overheids-, bedrijfs- of maatschappelijke organisatie” (200). Voorbeelden hiervan die ik kort toe ga lichten zijn Barry Sneijder (#1) en Frans (#40). De redenen waarom deze mensen voor De Dakhaas zijn geïnterviewd, zijn uiteenlopend. Bij Barry Sneijder was het bijvoorbeeld geluk bij een ongeluk:

Ik wilde Wesley Sneijder interviewen, maar dat was te hoog gegrepen. Toen had ik zijn broertje Rodney benaderd […] Uiteindelijk op zondagmiddag erheen, deed zijn vader open. Zijn vader zei: “Rodney is bij de kapper, hij is het vergeten” [….] Maar wij stonden er al en hij voelde zich lullig dus toen mochten we hem interviewen. (Elja Looijestijn, transcript 05, p87)

Een andere motivatie om mensen te interviewen die niet persé ‘bekend’ zijn, is dat het bijzondere figuren zijn die een mooi verhaal te vertellen hebben (Elja Looijestijn, transcript 05, p88). Hugo Verkley heeft bijvoorbeeld als journalist veel daklozen geïnterviewd, zo ook Frans voor De Dakhaas. Opvallend aan zijn stukken is dat hij de citaten letterlijk opschrijft zoals hij het hoort, ook al is het verhaal niet altijd te volgen: “Frans was heel dronken en raar, maar wel bij de tijd. Achteraf snapte ik hem wel, hij zei mooie filosofische dingen. Dan is het aan de lezer om het te snappen” (transcript 04, p84). Bovendien wil Hugo Verkley met zijn interviews iets laten zien waardoor de lezer meer inkijk krijgt in het leven van en dakloze: “Ik wilde laten zien hoe het is om buiten te slapen, in beeld brengen hoe het is om een dakloze in de nacht te zijn” (transcript 04, p83).

Naast de personen die niet behandeld worden in het AD/UN, zijn er ook een aantal specifieke onderwerpen van De Dakhaas die ik niet heb gevonden in het AD/UN. Een voorbeeld hiervan is het artikel van Olga Ketellapper over duiken in de Maarseveenseplassen (#20). De Maarseveenseplassen zijn op zich heel bekend in Utrecht, en worden wel 436 keer genoemd in het AD/UN. Maar de specifieke invalshoek die De Dakhaas gebruikt - een reportage waarin ze gaan duiken in de Maarseveenseplassen en de lezer meenemen onder water - komt niet in het AD/UN naar voren. Dit maakt het artikel onderscheidend van de rest en biedt de lezer een nieuw verhaal over een gebied waar ze heel bekend mee zijn. Een ander specifiek voorbeeld is het achtergrondverhaal ‘Ruimte voor de nacht’, van Rosa Scholtens (#16). Dit achtergrondverhaal gaat over de ontwikkelingen in Utrecht met betrekking tot de relatie tussen de ondernemers van Utrecht en de Gemeente Utrecht. In een korte tijd lagen verschillende horecazaken overhoop met de gemeente, werden subsidies ingetrokken of verminderd voor de zogenaamde culturele ‘broedplaatsen’ waar ondernemers samen onder één dak werken, en werden plannen voor al toegezegde culturele initiatieven weer afgezegd. Toen ik deze ontwikkelingen, horecazaken, personen of ontwikkelingen los van elkaar invoerde bij LexisNexis, kwamen hier wel resultaten uit.

Maar het unieke aan dit achtergrondverhaal van Rosa Scholtens is juist dat ze al deze ontwikkelingen samen neemt, op een onderzoeksjournalistieke manier in de materie duikt en hier een informatief achtergrondartikel over schrijft - waarin alle betrokken partijen een stem krijgen. Volgens haar maakte dit achtergrondverhaal ook veel reacties los: “Het leefde enorm in de stad. Nadat ik het had gemaakt werd het gefotografeerd en op Facebook gezet. Dat had ik helemaal niet verwacht […] Het was heel actueel en werd breed gedeeld” (transcript 01, p69). Het was dus duidelijk een aanvullend, duidend verhaal waar behoefte aan was onder de Utrechters. Een ander voorbeeld zoals deze is het achtergrondartikel van Mathijs de Groot over de zoektocht naar een nieuwe nachtburgemeester voor Utrecht (#32). Waar De Dakhaas achtergrond en duiding biedt, noemt het AD/UN slechts kort het nieuws en de feiten rondom het nachtburgemeesterschap.

4.3 De invalshoeken

Omdat uit de literatuur naar voren komt dat er regionaal steeds meer sprake is van inhoudelijke armoede door een gebrek aan verschillende invalshoeken, heb ik onderzocht in hoeverre De Dakhaas hier een aanvulling op biedt (Kik, Bakker, Buijs & Katz, 17). Ik heb hier drie verschillende invalshoeken voor gekozen, geselecteerd op het publieksonderzoek van Costera Meijer, Ilievski en Kreemers (9). Ik heb deze invalshoeken getoetst door bij elke productie de volgende vragen te stellen:

1. Is het verhaal van ‘binnen uit’ verteld; dus vanuit het perspectief van de persoon/bevolking/burger/ onderwerp

2. Is het een gelaagde representatie van de regio/inwoner/onderwerp/persoo 3. Geeft het verhaal inzicht in de regio/gewoontes/activiteit/persoon?

In veel gevallen bevatten de verhalen ook een combinatie van de bovenstaande invalshoeken (zie bijlage A voor een gedetailleerd overzicht hiervan). Ik geef eerst een totaalbeeld waarna ik dieper op elke getoetste invalshoek zal ingaan. Wat naar voren komt is dat de verschillende invalshoeken bij het AD/UN veel minder vaak voorkomen dan bij De Dakhaas. Zoals te zien is in figuur 2 wordt van de 63 geanalyseerde artikelen van De Dakhaas, bijna elke keer wel een bijzondere invalshoek gebruikt. Van het AD/UN zijn 168 artikelen geanalyseerd, maar wordt er lang niet altijd één van deze invalshoeken gebruikt. Dit komt doordat het AD/UN veel meer feitelijke, korte droge nieuwsverhalen plaatst en meer gebruik maakt van institutionele bronnen.

Juist door het gebruik van deze invalshoeken, onderscheidt De Dakhaas zich van de artikelen die in het AD/UN staan. Een voorbeeld hiervan is de reportage van Gidi Heesakkers over de multiculturele voetbalclub Faja Lobi (#13). Het AD/UN heeft één keer specifiek over deze multiculturele voetbalclub Faja Lobi geschreven, maar het alleen genoemd in een kort nieuwsbericht in verband met een open dag op de club.

Het AD/UN heeft ook nog drie keer over een ander multiculturele voetbalclub genaamd Fairplay geschreven, maar geen van deze producties zijn vergelijkbaar qua invalshoek met die van Heesakkers.

De invalshoek van het AD/UN is anders doordat het óf een verslag is van een wedstrijd (één keer) óf het genoemd wordt in verband met problemen in de wijk (twee keer). De reportage van Heesakkers biedt inzicht in de vereniging door sfeer en identiteit van de vereniging gedetailleerd te beschrijven. Het geeft het een gelaagde representatie door zes verschillende stemmen aan het woord te laten (Jan de communicatieman, Harley de schoonmaker, materiaalman Iwan, speler Breunis, speler Roeland en voorzitter Willem) en door op club aanwezig te zijn het verhaal van binnenuit te vertellen. Een vergelijkbaar voorbeeld is de reportage van Olga Ketellapper over de bingo-avond in een verzorgingstehuis in Utrecht (#19). Bingo in combinatie met een verzorgingstehuis komt 11 keer voor in het AD/UN, maar dit waren voornamelijk aankondigingen dat er een bingo-avond gaat plaatsvinden, en wordt er niet inzichtelijk gemaakt hoe de sfeer is, wie de mensen zijn die aan deze avonden meedoen en waarom ze het zo leuk vinden.

Figuur 2. In deze staafdiagram is duidelijk te zien dat De Dakhaas vaker gebruikt maakt van een ander

soort invalshoek dan slechts het weergeven van de nieuwsfeiten. Het grootste verschil tussen De Dakhaas en het AD/UN is dat De Dakhaas veel vaker een meer gelaagde representatie biedt van het onderwerp of de persoon. Deze resultaten zijn voortgekomen uit de inhoudsanalyse die uitgevoerd is volgens het opgestelde codeboek (zie bijlage A). (y-as zijn in absolute aantallen het aantal geanalyseerde artikelen)

De invalshoek waarbij een verhaal van binnenuit wordt verteld, is volgens Costera Meijer, Ilievski en Kreemers van belang omdat de bewoners het op prijs stellen als de regionale en lokale nieuwsorganisaties hen een ‘wij-gevoel’ aanreiken waardoor zij zich meer thuis voelen in de regio. Het creëren van dergelijke regionale identiteit moet niet verward worden met citybranding of regiomarketing. Burgers verlangen dat verhalen worden verteld vanuit het perspectief en de vraagstukken van de bevolking. Het lezen van deze verhalen draagt bij aan het vormen van een gezamenlijk geheugen of ‘tijdlijn’ waarin burgers hun eigen leven en dat van anderen uit de omgeving kunnen plaatsen (67). Een sprekend voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld het portret van Georgios Toutziarakis, eigenaar van een bekende wasserette in Utrecht (#14). De inleiding van het portret is als volgt: “Sommige mensen zie je bijna elke dag op dezelfde plek, toch weet je bijna niets van ze. Maar deze ‘levende standbeelden’ hebben juist veel te vertellen.” Vervolgens volgt een doorlopende quote vanuit Georgios Toutziarakis van 612 woorden waarin je als lezer, en inwoner van Utrecht, Georgios beter leert kennen. Op deze manier raakt de lezer meer verbonden aan deze persoon en tegelijk ook met de regio waarin hij of zij woont.

Een gelaagde representatie van de regio, de gewoontes, het leven en de personen die er wonen is volgens Costera Meijer, Ilievski en Kreemers belangrijk zodat de burgers de erkenning krijgen dat zij en hun medebewoners ertoe doen (67). Dit beeld moet representatief en volledig zijn, wat bereikt kan worden door bijvoorbeeld meerdere stemmen aan het woord te laten, het onderwerp of persoon in zijn volledigheid toelichten en niet slechts één kant van de kwestie te belichten. Dit aspect is natuurlijk lastig te ‘toetsen’ omdat ik als onderzoeker nooit helemaal zeker weet welke delen zijn toegevoegd en welke zijn weggelaten. Maar wat in sommige gevallen wel heel duidelijk naar voren kwam was dat De Dakhaas vaak meerdere aspecten en lagen belichtte dan het AD/UN, dus daarin dan een betere representatie van het onderwerp neerzette.

Een voorbeeld hiervan is het artikel van De Dakhaas over Airbnb in Utrecht, geschreven in de tijd dat dit platform net opkwam (#22). Voor het artikel zijn de mensen die hun huizen verhuren geïnterviewd, zijn de gasten die er verblijven geïnterviewd en zijn de huizen die verhuurd worden gefotografeerd. Het enige dat hier eigenlijk mist is de beleidsmatige kant van het verhaal. Interessant is dat deze beleidsmatige kant juist wel in het AD/UN aan bod komt, maar hier de verhuurders maar in één artikel kort om een reactie wordt gevraagd. Op deze manier vult De Dakhaas dus een ruimte in die AD/UN ‘laat liggen’, en vice versa. Een soortgelijk voorbeeld gaat over de Facebook pagina ‘Gratis ophalen - Utrecht en omgeving’ (#15), waar De Dakhaas een interview plaatst met de eigenaar van de pagina én interviews met een aantal gebruikers van de pagina, waar het AD/UN alleen de eigenaar interviewt.

Tenslotte is de laatste invalshoek ‘inzicht bieden’ volgens Costera Meijer, Ilievski en Kreemers van belang doordat nieuwsverhalen en reportages die gaan over de specifieke werking en kenmerken van omgangsvormen, mores of specifieke ontwikkelingen in een regio leiden tot begrip hoe ‘het’ er in een bepaalde regio aan toegaat.

Het gaat hier vaak minder om actueel nieuws, maar om achtergrondverhalen over de streek die begrijpelijk en vertrouwd zijn voor de mensen die er wonen en werken (67). Een voorbeeld hiervan uit De Dakhaas is het interview met de Prins Carnaval van Utrecht, Martijn de XXXVII (#5). Naast het feit dat de lezer meer te weten komt over de Prins zelf, biedt het ook inzichten in hoe het bij de Utrechtse carnavalsvereniging er aan toe gaat. Zo wordt er een context geboden door te vermelden dat er in Utrecht wel twintig verenigingen zijn aangesloten bij de carnavalsfederatie, heet de Utrechtse Prins altijd Martijn, of Martina wanneer het een vrouw is. Ook worden de mensen om de Prins heen geïnterviewd, zoals Tom Wammes, de penningmeester van de Carnavalsfederatie Utrecht. Hij geeft meer uitleg over hoe de Prins verkozen wordt, hoe de ceremonie eraan toegaat en op welke plek dit gebeurt. Verder vertelt hij nog wat een Prins nodig heeft om een goede Prins te kunnen zijn. Al dit soort extra informatie biedt de lezer meer inzicht over hoe ‘het’ eraan toegaat in het Utrechtse carnavalsleven. Bovendien is het voor de lezer leuk om meer over de regionale gewoontes en gebruiken te lezen.