• No results found

Kernwaarden voor aanklagers

In document Recht tussen mens en techniek (pagina 131-134)

Kernwaarden voor juristen?

5.3 Kernwaarden voor aanklagers

10. Is een officier van justitie magistraat, crime fighter, bureaucraat of gezags-getrouwe ambtenaar?17 Er zal vermoedelijk geen officier van justitie zijn die slechts één van deze typeringen verdient. Het gaat dan ook niet om elkaar uitsluitende kenmerken. In de parlementaire geschiedenis van de Wet reorga-nisatie Openbaar Ministerie en instelling landelijk parket is de notie van ma-gistratelijkheid door de minister van Justitie aangeduid als een essentiële grondhouding. In die visie gaat het bij magistratelijkheid niet om bepaalde taken van het Openbaar Ministerie, maar om een professionele attitude die zich dient te manifesteren in de gehele taakuitoefening van de officier van justitie. Een magistratelijke houding van het Openbaar Ministerie kan worden omschreven als die houding van de officier van justitie die de inherente

be-16 Taru Spronken, Verdediging: een onderzoek naar de normering van het optreden van advocaten in strafza-ken, Deventer, Gouda Quint, 2001 (diss.), p. 627.

17 H.G. van de Bunt, Officieren van justitie. Verslag van een participerend observatieonderzoek (Tjeenk Wil-link, Zwolle 1985, diss. Utrecht). Hij onderscheidde de voor officier van justitie ideaaltypische rollen van magistraat, ambtenaar en werker. Zie ook: Joep Lindeman, Officieren van justitie in de 21e eeuw. Een ver-slag van participerend observatieonderzoek naar de taakopvatting en taakinvulling van officieren van justitie (Boom juridisch, Den Haag, 2017, diss. Utrecht)

trokkenheid van instrumentaliteit en rechtsbescherming onderkent.18 Officie-ren van justitie leggen bij hun indiensttreding dezelfde eed af als rechters. De officier van justitie is professional en staat tegelijkertijd ook onder hiërar-chisch gezag van het College van procureurs-generaal dat leiding geeft aan het Openbaar Ministerie. Geconstateerd kan worden dat professionaliteit en ma-gistratelijkheid als elkaar versterkende dimensies kunnen worden gezien, die meebrengen dat instrumentaliteit en rechtsbescherming tegelijkertijd moeten worden gediend.19 Het optreden van het Openbaar Ministerie dient zogezegd ‘telkens het resultaat [te zijn] van een afweging van de in het geding zijnde instrumentele belangen tegen de rechtsbeschermende belangen’. In de Ge-dragscode OM die in 2000 het licht zag, wordt de magistratelijkheid van het OM in de eerste algemene regel onderstreept door te bepalen dat de medewer-ker van het Openbaar Ministerie zijn werkzaamheden uitvoert: 1) binnen de grenzen van het recht; 2) met bijzondere aandacht voor de fundamentele rech-ten van de mens; 3) met eerbiediging van de inherente menselijke waardig-heid, zonder aanzien van persoon en status, en zonder te discrimineren (…); 4) eerlijk, onpartijdig, objectief en onbevreesd; 5) op een wijze die ook achteraf controleerbaar is en waarbij over de in de taakuitoefening gemaakte keuzen steeds verantwoording kan worden afgelegd; 6) met inachtneming van de re-gels van proportionaliteit en subsidiariteit; 7) op een zorgvuldige en voortva-rende manier.

11. Mackor bekritiseert de actuele kernwaarden van het Openbaar Ministerie. Die zijn volgens haar een merkwaardig allegaartje dat niet de te onderscheiden identiteit van het OM uitdrukt. Door niet uit te gaan van gedragsregels maar van algemene kernwaarden wordt volgens haar door de vervolgende autoriteit in de gedragscode afstand genomen van regels ten faveure van efficiency zoals ook New Public Management die aanprijst. De omslag zou zijn gemaakt in 2012 toen de huidige kernwaarden de plaats innamen van de Gedragscode OM uit 2005. Ik noemde al de daaraan voorafgaande Gedragscode OM uit 2000. Deze code was een product van uitgebreid voorwerk, dat mede heeft bestaan uit gespreksronden met een ruime kring van betrokkenen en wetenschappers.20 De OM Gedragscodes hebben niet alleen betrekking op de officieren van jus-titie en advocaten-generaal, maar op alle medewerkers van het Openbaar Mi-nisterie. Bij het concretiseren van de gedragsregels is gebruikgemaakt van verdragsrecht, nationaal recht en jurisprudentie, OM beleidsregels, beginselen van een goede procesorde, soft international law en algemene fatsoensregels

18 Hierover J.H. Crijns, De strafrechtelijke overeenkomst. De rechtsbetrekking met het Openbaar Ministerie op het grensvlak van publiek- en privaatrecht. Diss. Leiden 2010, p. 327.

19 R. Foqué en A.C. ’t Hart, instrumentaliteit en rechtsbescherming, Goud Quint, Arnhem 1990.

(‘open deuren’).21 In de beschrijving die Egbert Myjer geeft van de totstand-koming van de OM Gedragscode is de historische band te zien met ervaringen, zoals die bij de parlementaire enquête naar opsporingsmethoden naar voren zijn gekomen en die in het geheugen moeten zijn gegrift.22 Een regel als 3.2.d in de Gedragscode OM uit 2000 is verbonden met een geschiedenis waarin op dit punt was tekortgeschoten:23 “Als de officier van justitie beschikt over fei-tenmateriaal dat een verdachte ontlast of de verdachte in zijn zaak ten voorde-le strekt dan wel wezenlijk is voor de rechter om tot een oordeel te kunnen komen, dan zal hij dat ongevraagd inbrengen.”

12. In de Gedragscode OM 2012 waarin slechts kernwaarden staan opgesomd zonder historische inbedding, blijft van een zichtbare verbinding met leren van ervaringen niet veel over. Daardoor treedt een verlies op van de professi-onele betekenis van de gedragscode. Er is dan slechts een merkwaardig deugd-pronkend pamflet, dat ook in taalgebruik vragen oproept.24 Ik ben het dan ook graag eens met Mackor dat de in 2012 vastgestelde Gedragscode OM geen verbetering inhoudt. Of daarin een verband ligt met New Public Management blijft gissen. De hiervoor aangehaalde fraaie studie van Joep Lindeman over officieren van justitie in de 21e eeuw, voedt bij mij eerder het vermoeden dat veel van de zegeningen van New Public Management lange tijd aan het Open-baar Ministerie voorbij zijn gegaan.25 Belangrijke ontwikkelingen voltrokken zich zonder betrokkenheid vanuit het departement of de wetgever. Officieren van justitie zijn in de door hem beschreven fase ook niet bevrijd van onnodige administratieve lasten om hun professionele rol optimaal te kunnen waarma-ken. Een magistratelijke en efficiënte criminaliteitsbestrijding vergt een trans-parante organisatiestructuur waarin professionals als magistraten hun autono-me afwegingen kunnen maken in de zaken die zij doen, naar the state of the

art in hun beroepsgroep met inachtneming van rechtsstatelijke waarden en de

lijnen die het College van procureurs-generaal uitzet. Daarin kan de inspiratie voor het maatschappelijk onmisbare werk van officieren van justitie worden gevonden.

21 B.E.P. Myjer, ‘Gedragscode OM: frisse wind bij open deuren’, Trema 2001, p. 245-252. Egbert Myjer, Een handleiding bij open deuren: de Gedragscode OM, in: Nieuwsbrief Strafrecht 2000, p. 210-211. B.E.P. My-jer, Gedragscodes. OM: de praktijk, Amsterdam 2002.

22 Myjer, Gedragscodes, p. 9 noemt ook de IRT-affaire (Commissie Wieringa 1994).

23 Vgl. het EHRM-arrest Edwards tegen het Verenigd Koninkrijk van 16 december 1992, 13071/87: de vervol-gende/opsporende autoriteit mag geen relevant materiaal achterhouden voor de verdediging.

24 De omschrijving het OM of de OM-medewerker is professioneel, integer, omgevingsgericht, open en zorg-vuldig, laat geen reflectie toe op de mogelijkheid dat de organisatie of de medewerker soms tekort kan schieten. In de Gedragscode 2000 staat onder “Naleving” dat het beoogde karakter van de code is een levend instrument dat een stimulerende rol speelt bij het verdere vormen van het ethisch besef binnen het Openbaar Ministerie.

In document Recht tussen mens en techniek (pagina 131-134)