• No results found

5. Alternatieve bestrijdingsvormen 1 Inleiding

5.4 Kleinhandelsbelasting 1 Voorstel van de EC

5.5.1 Kasstelsel met kruiscontrole

Het Duitse Ministerie van Financiën stelde voor om een kasstelsel met kruiscontrole in te voeren i.p.v. een factuurstelsel (Hogeschool Munster, p. 57). Art. 167 Btw- richtlijn bepaalt onder het huidige systeem dat het recht op aftrek ontstaat op het moment waarop de aftrekbare belasting verschuldigd wordt. Dit is op grond van art. 63 Btw-richtlijn het tijdstip waarop de leveringen of diensten worden verricht tenzij sprake is van een vooruitbetaling. Onder het kasstelselregime ontstaat het recht op aftrek pas als de factuur is betaald en niet als de belasting verschuldigd wordt (Wolf, 2010, p. 176). Op dat moment ontstaat ook de belastingschuld bij de leverancier. Het Duitse Ministerie wil bij dit voorstel tevens een verplichting opleggen aan de

leverancier en de afnemer om hun ver- en aankopen maandelijks elektronisch aan de Belastingdienst te melden, met identificatienummer (Hogeschool Munster, p. 57). Daardoor is kruiscontrole mogelijk.Recht op aftrek wordt via deze weg pas

uitgekeerd, als uit controle blijkt dat de corresponderende belastingschuld is betaald. Op deze manier wordt carrouselfraude uitgebannen.

5.5.2 IFO

Ook het Duitse IFO-Instituut komt in 2003 met een stelselwijziging waarbij een afnemer voor zijn recht op aftrek moet bewijzen dat zijn leverancier de btw aan de fiscus heeft voldaan (Sinn, 2004, p. 34). Het stelsel maakt onderscheid tussen verschillende wijzen van betaling. Voor niet-contante betalingen zou de afnemer de koopprijs inclusief btw moeten betalen aan een door de leverancier speciaal hiervoor te openen derdenrekening. De betaling zou dan automatisch gesplitst worden in een btw-bedrag en een netto koopprijs. Ten slotte zou de bank de afnemer een bewijs van betaling verzenden, die aangeeft welk btw-bedrag aan de fiscus is betaald. Alleen op die manier kan de afnemer zijn recht op aftrek van voorbelasting bewijzen. Voor contante betalingen stelt Sinn (2004, p. 36) dat gebruik moet worden gemaakt van een frankeermachine. Op deze machine moet de leverancier een btw-saldo laden door te betalen aan de Belastingdienst. De uitgaande facturen moeten daarna worden bestempeld met het betaalde btw-bedrag. De aftrek van voorbelasting kan alleen worden verleend als de afnemer geschikt over een gestempelde factuur.

5.5.3 RTVat

In 2013 heeft Williams (2015) RTVat opgericht, een particuliere organisatie die een real time kasstelsel voor de btw voor ogen heeft. De kern van real time vat is dat iedere betaling van of naar de Belastingdienst via tussenrekeningen gaat. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van creditcard technologie. Alle betalingen en teruggaven worden gevolgd en gematched. De organisatie bedoelt daarmee dat een teruggave pas betaald zal worden als de overeenkomstige betaling is ontvangen. Het systeem zoals RTVat dat omschrijft, is een variant op het IFO-model. RTVat gaat namelijk ook uit van een kasstelsel. Het verschil is dat hier niet de Belastingdienst maar een financiële dienstverlener de geldstromen regelt. Het is de bedoeling dat uiteindelijk heel de EU gebruik gaat maken van dit betalingssysteem, al kan het stelsel ook ingevoerd worden per lidstaat.

5.5.4 Beoordeling

5.5.4.1 Kasstelsel met kruiscontrole

Het kasstelsel is al ingevoerd in de Nederlandse wetgeving. Op grond van art. 26 Wet OB 1968 mogen winkeliers de belasting voldoen nadat zij de vergoeding hebben ontvangen. Daarbij is het overigens wel verplicht om een factuur af te geven. Dit

artikel is niet gericht op fraude, maar dient ervoor om het winkeliers makkelijker te maken (Van Hilten & Van Kesteren, 2012, p. 411). Wanneer zo’n stelsel zou worden ingevoerd voor alle ondernemers, is carrouselfraude niet meer mogelijk. Het

probleem wordt aangepakt in de wortel. De koppeling tussen de betaling van btw en het recht op aftrek wordt hier gemaakt. Dit maakt het een effectief alternatief. Een groot nadeel is echter dat het risico van niet betaling door de leverancier, komt te liggen bij de afnemer. Net als Wolf (2010, p.177), denk ik dat het hierdoor geen reëel alternatief kan zijn. De verslechterde positie van de afnemer is niet gewenst.

5.5.4.2 IFO

Als variant van het kasstelsel, zorgt ook IFO dat carrouselfraude wordt voorkomen. Tevens is er bij dit stelsel voor gezorgd dat het risico, dat de leverancier de btw niet zal betalen, niet bij de afnemer ligt. De btw wordt immers automatisch van de derdenrekening naar de Belastingdienst overgemaakt.

Wolf (2010, p. 178) noemt het feit dat fraudeurs valse btw-stempels zouden kunnen gaan gebruiken als mogelijk nadeel. Ook vereist de implementering van dit systeem een grootschalige investering van zowel belastingdiensten als ondernemers. Toch denk ik dat de voordelen bij dit systeem zwaarder wegen dan nadelen. Dat maakt deze bestrijdingsvorm van carrouselfraude een effectief alternatief. 5.5.4.3 RTVat

Net als de andere varianten die gebruik maken van het kasstelsel, bestrijdt RTVat carrouselfraude. Als bijkomend voordeel heeft dit systeem dat gegevens op een elektronische VAT Transaction Unit worden vermeld. De noodzaak tot het uitreiken van facturen bestaat dan niet meer. Dat betekent ook nog eens administratieve vereenvoudiging en simpele controlemogelijkheden. Gezien de onderzoeken die de EC (2009, p. 7) heeft gedaan naar het gebruik van technologische middelen om de inning van btw te verbeteren, wordt deze oplossing niet bij voorbaat uitgesloten. Voldoet dit stelsel ook aan het criterium effectiviteit? Wolf (2010, p. 181) stelt dat zwarte verkopen aan consumenten nog steeds mogelijk is. Toch zal dit minder aantrekkelijk zijn dan bij bijvoorbeeld de verleggingsregeling, omdat er nog steeds sprake is van gefractioneerde betalingen. Een nadeel van dit technische systeem is het feit dat het een grote investering met zich meeneemt.

5.6 Conclusie

In dit hoofdstuk is een antwoord gevormd op de deelvraag: Welke effectievere alternatieven bestrijdingsvormen tegen carrouselfraude zijn er? Met effectief wordt doeltreffendheid bedoeld. Daarnaast is er gekeken in hoeverre de maatregelen politiek en technisch uitvoerbaar zijn. Alleen de opties uit de literatuur die daadwerkelijk carrouselfraude bestrijden, zijn beoordeeld in dit hoofdstuk.

Allereerst is bekeken in hoeverre het een oplossing is om één belastinggebied voor heel de EU in te voeren. De EC heeft namelijk al verschillende keren een voorstel gedaan om de fiscale binnengrenzen af te schaffen. Er is dan geen

onderscheid meer tussen lokale en intracommunautaire transacties. Dit betekent dat lidstaten geen eigen belastingdienst meer hebben en geen eigen inkomsten

binnenhalen. Dit is meteen ook de grootste reden waarom er veel lidstaten tegen dit voorstel zijn. Er staat echter tegenover dat het voor ondernemers een ideale

omstandigheid is. Volgens de Commissie kan door dit systeem btw-fraude worden voorkomen, doordat de vrijstelling in het intracommunautaire handelsverkeer verdwijnt. Wolf stelt dat dit geen oplossing is om carrouselfraude te bestrijden. De koppeling tussen het recht op aftrek en de betaling van de btw blijft bestaan. Ik ben het hiermee eens, al denk ik wel dat het wegvallen van de vrijstelling een dempende werking heeft.

Vervolgens is onderzocht of de algemene verleggingsregeling een effectief alternatief tegen carrouselfraude kan vormen. De maatregel is al verplicht in sommige sectoren. Oostenrijk en Duitsland deden het verzoek aan de Commissie om de

verleggingsregeling te veralgemeniseren. Al eerder opperde Ammann voor een algemene verleggingsregeling met daarbij de verplichting voor ondernemers om elke transactie te melden aan de fiscus. Pahne adviseerde daarbij ook hoofdelijke

aansprakelijkheid voor de leverende ondernemer. Gezien de arresten van hoofdstuk 4, is de laatste optie uitgesloten. Het risico van de bonafide ondernemer moet gedekt worden. Ook de andere voorgestelde maatregelen lijken geen effectief alternatief te zijn. Carrouselfraude wordt bij de verleggingsregeling uitgebannen. Er is echter ook geen gefractioneerde betaling meer, waardoor het plegen van fraude in de eindschakel aantrekkelijker wordt. Van der Paardt geeft als voorbeeld dat creatieve burgers een btw-nummer van een ondernemer gebruiken bij grote aankopen. Er zal dus meer gecontroleerd moeten worden, wat resulteert in meer administratieve lasten en hogere

kosten. Door de onzekere uitkomst van dit stelsel, stel ik dat een verleggingsregeling niet het meest effectieve alternatief tegen carrouselfraude is.

Het invoeren van een kleinhandelsbelasting wordt in de literatuur ook aangedragen als alternatieve maatregel tegen carrouselfraude. Bij dit stelsel wordt omzetbelasting alleen in de eindschakel geheven. Daardoor is carrouselfraude niet mogelijk. Daarentegen zijn de goederen moeilijk te volgen en dus makkelijk te verkopen in het zwarte circuit. De Belastingdienst loopt op deze manier inkomsten mis en concurrentieverhoudingen worden verstoord. Ik stel daarom dat dit systeem geen effectief alternatief zal zijn.

Het Mittler-model is een variant van de kleinhandelsbelasting. Er is wel een administratieverplichting waardoor goederen beter gevolgd kunnen worden.

Ondernemers ontvangen het recht op een btw-vrijstelling indien zij over een geldig F- nummer beschikken. Daar zitten echter wel praktische belemmeringen aan vast. Er is bijvoorbeeld een databank nodig waarin actuele gegevens van ondernemers te vinden zijn. Dit vergt van lidstaten een grote investering. Dit systeem oogt in eerste instantie effectiever dan het plan van de EC m.b.t. een kleinhandelsbelasting, maar er is nog steeds fraude in de eindschakel mogelijk.

Het Vivat-stelsel gaat uit van een communautair btw-tarief voor alle B2B- transacties, dat is gekoppeld aan een kleinhandelsbelasting voor leveringen aan eindgebruikers. Daardoor verdwijnt carrouselfraude niet definitief, maar zal het wel verminderen stellen Keen et al. Wolf benadrukt dat carrouselfraude nog steeds mogelijk is, bijvoorbeeld wanneer fraudeurs werken met fictieve goederen. Ik

concludeer hieruit dat dit geen effectief alternatief is om carrouselfraude te bestrijden. De invoering van het kasstelsel is een ander alternatief om carrouselfraude tegen te gaan. In de Btw-richtlijn en in de Nederlandse wetgeving is dit stelsel al van toepassing voor winkeliers, maar niet als bestrijdingsvorm. Onder het kasstelsel ontstaat het recht op aftrek pas als de factuur is betaald en niet als de belasting

verschuldigd wordt. Het Duitse Ministerie stelt voor om tevens een verplichting op te leggen aan leveranciers en afnemers om hun ver- en aankopen maandelijks aan de Belastingdienst te melden. Hierdoor is kruiscontrole mogelijk. Carrouselfraude is niet meer mogelijk, omdat de koppeling tussen betaling van btw en het recht op aftrek wordt gemaakt. Dit maakt het een effectief alternatief om carrouselfraude te

bestrijden. Toch denk niet dat het de meest gewenste methode is, omdat het risico van niet betaling door de leverancier komt te liggen bij de afnemer.

Als variant van het kasstelsel, zorgt IFO er ook voor dat carrouselfraude wordt bestreden. Tevens is er bij dit stelsel voor gezorgd dat het risico niet bij de afnemer ligt. De btw wordt immers automatisch van een derdenrekening naar de

Belastingdienst overgemaakt, als er geen sprake is van contante betalingen. Afgezien van het feit dat het systeem veel investeringen vraagt van zowel belastingdiensten als ondernemers, vind ik dit een effectief alternatief. Wolf noemt echter het feit dat fraudeurs valse btw-stempels zouden kunnen gaan gebruiken als mogelijk nadeel. Er zal nog wel een oplossing daartegen gezocht moeten worden.

Net als de andere varianten die gebruik maken van het kasstelsel, bestrijdt RTVat carrouselfraude. Iedere betaling van of naar de Belastingdienst gaat via tussenrekeningen. De noodzaak tot het uitreiken van facturen bestaat niet meer, wat zorgt voor administratieve vereenvoudiging. Een bijkomend voordeel is ook dat gegevens op een elektronische Unit worden vermeld, waardoor controle makkelijker zal worden. De EC lijkt deze oplossing niet uit te sluiten. Wolf stelt dat zwarte verkopen aan consumenten nog steeds mogelijk zijn, toch denk ik dat het niet aantrekkelijker wordt dan in het huidige systeem. Dat heeft te maken met de gefractioneerde betalingen.

Er kan worden geconcludeerd dat er in de literatuur genoeg oplossingen worden genoemd om carrouselfraude te bestrijden. Ook is er gebleken dat niet alle alternatieven even effectief zijn. Vaak is het zo dat als de ene vorm van fraude wordt bestreden, andere manieren van fraude worden geboren. Op de deelvraag kan ik antwoorden dat er slechts enkele effectievere alternatieven zijn om carrouselfraude te bestrijden. De beste oplossing is wellicht de invoering van het kasstelsel zoals RTVat dat voor ogen heeft. Ook het IFO-model, Mittler-model en de algemene

verleggingsregeling verbannen carrouselfraude, maar maken fraude in de eindschakel mogelijk. Wanneer hier ook een oplossing voor gevonden kan worden, zouden ook deze stelsels carrouselfraude effectief kunnen bestrijden.

6. Conclusie