• No results found

De Kadastrale kaart uit 1832

In document Boerenlandschap van Terschelling (pagina 36-41)

De Kadastrale kaart uit 1832

Voor de provincie Friesland is door de Fryske Academy het landschap van 1832 in kaart gebracht op basis van de kadastrale archieven.

Deze kaart is te vinden op www.hisgis.nl. Deze vormt over het algemeen een betrouwbare bron.84 Omstreeks 1832 is geheel Nederland

voor het eerst op betrouwbare en systematische wijze gekarteerd door het kadaster. Sedertdien is voor elk afzonderlijk perceel onder

meer het grondgebruik; de vorm; de grootte en de eigenaar te achterhalen.85 Dit geldt tevens voor het eiland Terschelling. Uit de kaart

van 1832 zijn een aantal interessante conclusies te halen. Meest opvallende gegeven, blijkens het kadaster van 1832, is het grondgebruik van de Terschellingerpolder. Vrijwel het hele gebied in deze periode is aangegeven als grasland. Dit is te wijten aan een aantal stormvloeden die het eiland in 1822, 1823 en 1825 hebben geteisterd. Door de verzilting was het land ongeschikt geworden voor akkerbouw, welke nog bijna een kwart eeuw voortduurde. Daarnaast is een zeer fijne percellering op de kaart te zien; Mozaïekverkaveling

                                                                                                               

82 Van Dieren, 1991, 18-20.

 

83 Donkersloot -de Vrij, 2002, 124-126.

 

84 www.hisgis.nl, geraadpleegd op 24 september 2012. HIS staat voor historisch en GIS voor Geografisch Informatiesysteem. Op deze website is de oudste kadasterkaart van 1832 gedigitaliseerd en eenvoudig te raadplegen.

 

85 De originele kadasterkaarten van Terschelling uit 1832 zijn dankzij het Friese archief, Tresoar, digitaal verkrijgbaar.

http://www2.tresoar.nl/kaarten/minuutplans.php?gem=Terschelling&jaar=1832 De bijbehorende OAT’s van 1832 (oorspronkelijk aanwijzende tafels) zijn via het kadaster te raadplegen middels de digitale ingang register 71.

 

wordt afgewisseld met een smalle strookverkaveling. Tot slot is nog een gedeelte van de Kaaidijk zichtbaar, die de storm van 1825 niet heeft doorstaan.

 

3.4 Het polderlandschap van 1850-1900

Landbouw en samenleving

Omstreeks 1840 is Terschelling de overstromingen weer te boven gekomen. J.H. Halbertsma schrijft over welvarende dorpen, gehuchten

en landhoeven, en dat de polder bedekt is met graanschoven en koornakkers afgewisseld met fijne grasgronden.86 Grote rampspoeden

zijn Terschelling sindsdien bespaard gebleven.87 In Nederland komen in de tweede helft van de negentiende eeuw wetenschappelijke en

technische veranderingen in de landbouw op gang, die zijn weerspiegeling hebben op het Terschellinger landschap. De ‘grote landbouwcrisis’ die tussen 1879 en 1895 de Nederlandse akkerbouw in haar greep had, gaf de komende veranderingen in de landbouw

vaart. Terschelling had, net als andere delen van Europa, in de negentiende eeuw te maken met een enorme toename van de bevolking.88

Tussen 1795 en 1890 was er sprake van meer dan een verdubbeling; de bevolking van Terschelling steeg van 1830 inwoners naar

3787.89 Dit kwam door een toenemende welvaart en zeilvaart en de levenskrachtigheid van het kleine gemengde bedrijf die veel monden

kon voeden. Tussen 1860 en 1870 neemt de bevolking iets af wegens een emigratie naar Noord-Amerika. Terschelling kende een relatief laag sterftecijfer wegens weinig epidemieën, goed drinkwater en goede armenzorg. Daarnaast was er echter ook een laag geboortecijfer

vanwege het niet of laat trouwen. 90 Geboortebeperking en Vertrek werden ingezet als instrument voor de modernisering van de

landbouwbedrijven. Het sociale veranderingsproces drong op Terschelling al vroeg binnen via goed ontsluitende verkeerswegen, sterk op de markt georiënteerde landbouw en sterke deelname aan de zeevaart. De Waddeneilanden waren beter bereikbaar en ontsloten dan grote delen van Nederland. Dat de landbouw veel meer op de markt gericht was blijkt uit alle prijsveranderingen van de akkerbouw en veehouderij die bijzonder alert reageerden.

De groeiende bevolking van Nederland, maar zeker ook in de buurlanden, betekende een verbetering van de landbouwprijzen en een

toename van de handel met het buitenland.91 Terschelling kon zich gaan richtten waar de grond het meest geschikt voor was: voor de

veeteelt. Vooral het fokken van koeien en paarden waren in de negentiende eeuw een lucratieve bezigheid voor Terschelling. Vanuit de

vaste wal was er een grote vraag naar veulens van Terschelling, waar gemiddeld 50 tot 80 gulden voor werd betaald.92 De bouwlanden

die in de tweede helft van de negentiende eeuw weer in productie gingen, waren voor eigen gebruik. In 1840 waren goede opbrengsten van het land gekomen vanwege de goede zorg voor de omliggende akkers. De grasgronden ontvingen echter niet de helft van de zorg als

op het vasteland. 93 Dit kan te wijten zijn aan de afgelegen ligging en slechte ontsluiting van de graslanden ten opzichte van de boerderij.

Bovendien was de afwatering zeer slecht. Voor deze problemen werd gezocht naar een oplossing toen het waterschap in 1860 naast het

dijkbeheer ook de waterhuishouding en de wegen onder zijn hoede kreeg.94

                                                                                                               

86 Halbertsma, 1840, 4.

 

87 Van Dieren, 1991, 18.

 

88 Bieleman, 2008, 279-280.

 

89 Van der Wal, 2008, 83.

 

90 Smit, 1984, 89-103.

 

91 Bieleman, 2008, 271-273.

 

92 Halbertsma, 1840, 5,6.

 

93 Halbertsma, 1840, 32.

 

Mede door de toenemende vraag naar producten door de bevolking kwam er steeds meer druk op de landbouwgrond van Nederland te liggen. De nog woeste gronden konden niet snel genoeg ontgonnen worden. De ontwikkelingen van de woeste gronden na 1870 zijn voor een belangrijk deel verbonden met de opkomst van kunstmest. Na 1845 kwam in Nederland de import van guano (chilisalpeter) op gang. De steeds hogere kosten die de mestproductie met zich meebracht deed verschillende handelaren in het gat springen waardoor een

geheel nieuwe markt ontstond.95 De aangekochte kunstmest ging in de beginjaren vooral naar de graslanden. De zuivelproductie was een

betrouwbare bron van inkomsten, waardoor boeren zich steeds meer gingen richten op deze producten.96 De ontginningen waren in de

Terschellingerpolder van zeer bescheiden schaal. Met name heidegrond langs de duinen werd ontgonnen en in gebruik genomen als

akkerland. Daarnaast werd polder Nieuwland gewonnen van de zee en een moerassig gedeelte ten noordwesten van Midsland.97 Dit is te

zien op de kaart van 1893.

 

De kunstmest veroorzaakte een kleine revolutie in de Nederlandse landbouw. Nergens nam het gebruik van kunstmeststoffen rond 1900 zo'n hoge vlucht als in ons land. Kunstmest werd niet alleen gebruikt voor het bouwland - zoals in de omringende landen - maar ook het weiland werd in toenemende mate bemest, ter bevordering van de groei van het gras. Vooral voor het landbouwbedrijf op de armere zandgronden was de kunstmest een doorbraak. Verschillende streken in Nederland gingen zich meer specialiseren in de landbouw. In Hoog-Nederland ontwikkelde zich bijvoorbeeld na 1890 tot een 'veredelingsbedrijf', gericht op het voortbrengen van (varkens) vlees, melk en eieren voor de wereldmarkt, waarbij op grote schaal gebruik werd gemaakt van 'grondstoffen' - veevoer (maïs) en kunstmest - die ook op de wereldmarkt werden ingekocht. De rol van de landbouwgrond werd daardoor kleiner; de boer verbouwde immers slechts een (afnemend) deel van het veevoer op zijn eigen bedrijf. De boeren op Terschelling legde zich, zoals al eerder genoemd, toe op de

veeteelt. In deze jaren werd in zekere zin de basis gelegd voor de opkomst van de Bio-industrie in de periode na 1950.98 Toen aan het

eind van de negentiende eeuw nieuwe brandstoffen op de markt kwamen, kon er tevens een oplossing gezocht worden voor de zandverstuivingen van de duinen. Staatsbosbeheer werd in het leven geroepen om de duinen vast de leggen. Door aanplant van bos en helmgras en het verbieden van het overal werd zandverstuiving op grote schaal tegengegaan.

                                                                                                               

95 Zanden, 1985, 253.

 

96 Bieleman, 2008, 411.

 

97 Vergelijking tussen de kaarten van 1860 en 1893.

 

In document Boerenlandschap van Terschelling (pagina 36-41)