• No results found

Kaart 14 Rivieren

In document Beheer- en ontwikkelplan voor (pagina 158-161)

B edijkte Maas

Pannerden

Zie bijlage 8 voor uitleg iconen

Kaart 14

Rivieren

het rivierbed zelf. Ook zijn er veel demontabele kades en door-gangen in de waterkering aanwezig. Dit vraagt een intensieve afstemming tussen Rijkswaterstaat als rivierbeheerder en de waterschappen als waterkeringbeheerder om het vereiste bescher-mingsniveau te realiseren.

Schaardijken zijn dijktaluds waarbij de primaire waterkering overgaat in de rivier. Rijkswaterstaat is dan verantwoordelijk voor de rivier, het waterschap voor de waterkering. Omdat de stand-zekerheid van de waterkering afhankelijk kan zijn van de ligging en staat van de rivierbodem en rivieroever, zijn afspraken nodig over de omvang en de uitvoering van het onderhoud. Het Ministerie van IenM voert een verkenning uit naar de invulling en reikwijdte van de verschillende verantwoordelijkheden bij het beheer van de dijken. Dit kan mogelijk leiden tot uitbreiding van beheertaken.

Ook liggen er op diverse locaties stroomgeleidingskades in het rivierbed. Die maken geen onderdeel uit van een primaire kering of een dijkring, maar zijn wel van belang voor de waterstanden en daarmee de hydraulische belasting van de keringen.

Om ongewenste opstuwing bij hoogwater door opschietende vegetatie te voorkomen, is vegetatiebeheer in het rivierbed nood-zakelijk. De verantwoordelijkheid voor het vegetatiebeheer van-uit het oogpunt van hoogwaterveiligheid ligt bij Rijkswaterstaat.

Voor dit beheer heeft Rijkswaterstaat vegetatienormen ontwik-keld, die in de Vegetatielegger (onderdeel van de Legger rijks-waterstaatswerken) zijn opgenomen. Van het te beheren areaal (46.000 ha vegetatie) wordt ongeveer 1.200 ha verruigd gebied in de stroombaan op orde gebracht vanwege de opstuwende werking van de vegetatie (project Stroomlijn). Het gaat hierbij om 200 ha eigen terreinen en 1000 ha terreinen van derden.

Naar verwachting levert dat bij hoogwater vijf tot tien centimeter waterstandsverlaging op. Rijkswaterstaat heeft de doelstelling om minimaal zeventig procent van het verruigde gebied op orde zorgen voor een betere verdeling van het water bij hoge afvoeren.

De tweede doelstelling van dit programma is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Het grootste deel van de 34 projecten is in de vorige planperiode uitgevoerd, zeven worden in deze periode afgerond.

De Maaswerken bestaan uit 56 projecten in de Grensmaas en de Zandmaas, waarvan er in de vorige planperiode ruim twintig zijn afgerond. Het programma combineert doelstellingen voor water-veiligheid, natuur, scheepvaart en de winning van bouwgrond-stoffen. Met de overheden in de regio is een bestuursakkoord gesloten over de verdere afronding. Het programma Maaswerken is naar verwachting in 2024 gereed.

In het Deltaprogramma is samen met andere overheden toege-werkt naar een voorkeursstrategie voor rivieren. Die is gebaseerd op uitwerkingen voor de IJssel, Waal/Merwedes, Nederrijn/Lek, Bedijkte Maas en de Limburgse Maasvallei. Bij de voorkeursstra-tegie staat waterveiligheid voorop, maar er is ook ruimte voor het meekoppelen van andere belangen en doelen dan die van het Ministerie IenM. Ook projecten die anderen initiëren, zoals Waalweelde, dragen bij aan waterveiligheid. In zulke projecten heeft Rijkswaterstaat een toetsende rol op grond van onder andere de Waterwet, de Scheepvaartverkeerswet en de Ontgrondingenwet.

De notitie ‘Regie op ruimte in het rivierbed’ van de minister van IenM geeft aan hoe gezamenlijk invulling te geven aan gebieds-ontwikkeling waarin ruimtelijke kwaliteit en waterveiligheid samenkomen.

Rijkswaterstaat beheert 5,5 km aan verbindende keringen in het rivierengebied. In de verlengde derde toetsronde (2011) was hiervan 3,5 km niet op orde. Hiervoor zijn verbeterplannen gemaakt. Bij de meeste rivieren vormen de primaire waterkeringen de grens van het rivierbed. In Limburg ligt een groot deel van de dijk ringen ín In beginsel beheren de waterschappen de waterkeringen in het

rivierengebied. Waar kunstwerken van Rijkswaterstaat onderdeel uitmaken van een dijkring, zoals de keersluis bij Heumen, beheert Rijkswaterstaat de waterkering.

Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor schoon en gezond water in het eigen beheergebied en voor de informatievoorziening daarover. Dat gebeurt door controle op en handhaven van afval-waterlozingen en wateronttrekkingen, het realiseren en bescher-men van riviergebonden habitats en het wegnebescher-men van belemme-ringen voor de vismigratie. De provincies zijn trekker van de Natura 2000-beheerplannen in het rivierengebied, met uitzondering van de Grensmaas waarvoor Rijkswaterstaat voortouwnemer is.

Rijkswaterstaat onderhoudt de oevers, vaargeulen, sluizen en stu-wen, bedient de kunstwerken en handhaaft zoveel als mogelijk de afgesproken waterdiepte in de rijksvaarwegen. Naast beheer van de infrastructuur, reguleert en begeleidt Rijkswaterstaat het scheep-vaartverkeer en voorziet de scheepvaart van informatie over de vaarweg en de verkeerssituatie. Rijkswaterstaat beoordeelt nieuwe ontwikkelingen integraal op hun effecten op de waterveiligheid, de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de scheepvaart.

5.1.2 Waterveiligheid

In de afgelopen planperiode zijn veel projecten uitgevoerd om de waterveiligheid in het rivierengebied op orde te brengen. Het gaat om Maaswerken, Ruimte voor de Rivier, Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG), Stroomlijn en de Boertienmaatregelen in de Gemeenschappelijke Maas. Het programma Ruimte voor de Rivier uit 2006 omvat maatregelen waardoor de Rijntakken in 2015 16.000 m³/sec (bij Lobith) veilig kunnen afvoeren. Nieuwe regelwerken in de rivier bij Pannerden en de Hondsbroeksche Pleij

vanuit de Maas. Ook kunnen er waterkwaliteits problemen ontstaan voor de drinkwaterproductie bij de innamepunten bij Brakel en in de Biesbosch. Daarom wordt onderzoek gedaan naar de effectiviteit en de neveneffecten van het overbrengen van water van de Waal naar de Maas in droge perioden. Het gaat hierbij om de varianten voor de aanvoer ter hoogte van Heerewaarden, het Maas-Waalkanaal en St. Andries. Mogelijk biedt dit – in combinatie met meer regionale zelfvoorziening – een oplossing voor de te verwachten problemen.

Het Deltaprogramma heeft in kaart gebracht wat voor zoet-water de problemen en mogelijke oplossingsrichtingen zijn. De huidige afvoerverdeling over de Rijntakken en kanalen in Midden-Nederland functioneert goed. Wel is er behoefte om hier flexibeler mee om te gaan op grond van actuele metingen (slim waterma-nagement). Zo kan het beheer van de Prinses Irenesluizen bij Wijk bij Duurstede en de stuwen bij Driel en Hagestein worden geopti-maliseerd. Daarnaast zijn maatregelen nodig om te anticiperen op lagere waterstanden in de rivieren en een extra watervraag vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal. De waterschappen zorgen ervoor dat inlaatwerken ook bij lage rivierwaterstanden de regionale water-systemen van voldoende water voorzien.

Langsdammen verkleinen de hoofdgeul van een rivier.

Tegelijkertijd ontstaan meestromende oevergeulen. Dat levert naar verwachting bij lage afvoeren een hoger waterpeil waar-door scheepvaart minder snel last heeft van aflaadbeperkingen.

Ook verminderen langsdammen mogelijk het wegzakken van de rivierbodem, verhogen ze de grondwaterstanden nabij de rivier en vergemakkelijken het inlaten van water. In de vorige planperiode is de aanleg van 10 kilometer langsdammen in de Waal gerealiseerd.

Vanaf 2016 start de monitoring van de pilot langsdammen in de Waal bij Tiel om praktijkervaring op te doen.

vervangen en renoveren van kunstwerken die aan het einde van hun levensduur zijn.

Rijkswaterstaat maakt op basis van de uitkomsten van de verken-ning door het Ministerie van IenM afspraken met de waterschap-pen over het beheer en onderhoud van schaardijken en stroom-geleidingskades. Samen met de waterschappen en provincies werkt Rijkswaterstaat aan een systeemanalyse van de Maas. De overstroombare keringen langs de Maas krijgen in deze planperio-de een nieuwe norm op basis van planperio-de nieuwe risicobenaplanperio-dering. Een aantal dijken wordt van de rivier af verplaatst om de ruimte voor de Maas te vergroten. Dat kan leiden tot nieuwe afspraken tussen Rijkswaterstaat en de waterschappen als dijkbeheerder.

Deze planperiode rondt Rijkswaterstaat het project Stroomlijn af.

En Rijkswaterstaat regelt het beheer, de monitoring, de administra-tieve organisatie en financiële verantwoording ten aanzien van het vegetatiebeheer.

5.1.3 Voldoende water

Onder normale omstandigheden zijn er geen noemenswaardige watertekorten. In droge perioden gelden soms aflaadbeperkingen voor de scheepvaart op de rivieren. Vooral de Maas is gevoelig voor watertekort. Bij extreme droogte is er in de Maas te weinig water beschikbaar voor het schutten van schepen. Met extra pompen vermindert Rijkswaterstaat dan de schutverliezen. Vanwege kli-maatverandering zijn op lange termijn mogelijk structureel water-besparende voorzieningen nodig zoals hevels, spaarkommen en pompen. Bij langdurige droogte is er ook te weinig water voor de watervoorziening van de hoge zandgronden in Limburg en Noord-Brabant. Dat levert in de toekomst mogelijk problemen op voor de watervoorziening voor de landbouw door waterschap Rivierenland te brengen. Voor de terreinen van derden is de planning dat dit

voor eind 2016 gereed is. Zodra het terrein op orde is, wordt de Vegetatielegger aangepast. Om te voorkomen dat er opnieuw ver-ruwing optreedt, voert Rijkswaterstaat vanaf 2017 een actief vege-tatiebeheer in de uiterwaarden. Rijkswaterstaat voert dit beheer in samenwerking met de partijen die deze terreinen in de uiterwaar-den in eigendom hebben. Periodiek monitort Rijkswaterstaat het gehele beheergebied en beoordeelt of de begroeiing nog voldoet aan de Vegetatielegger. De terreineigenaren beheren in principe zelf de vegetatie. Hiertoe sluit Rijkswaterstaat overeenkomsten af op basis van een normvergoeding. Zo nodig geeft Rijkswaterstaat zelf opdracht voor actief beheer, zodat de vegetatie weer aan de legger voldoet. De methodieken voor monitoring van de vegetatie en het vergoedingensysteem zijn in ontwikkeling.

Maatregelen in de planperiode

Het deelprogramma Rivieren van het Deltaprogramma kondigt verkenningen aan om de huidige voorkeurstrategieën verder uit te werken. Deze verkenningen gaan over de afvoerverdeling en mogelijke maatregelen om waterstandsverlaging te realise-ren. Rijkswaterstaat neemt het voortouw bij de verkenning naar de afvoerverdeling en beoordeelt de effecten op onder andere morfologische effecten. De nadere uitwerking van de maatregelen voor waterstandsverlaging (zoals IJsselpoort) richt zich ook op de consequenties voor beheer en onderhoud, diepte van de vaarweg en de geplande maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water.

Rijkswaterstaat draagt zorg voor de kennisinbreng hierover.

Veel lopende programma’s en projecten zoals het

Hoogwaterbeschermingsprogramma-2, Ruimte voor de Rivier, Maaswerken en activiteiten die voortkomen uit nu lopende MIRT-verkenningen zoals Ooijen-Wanssum rondt Rijkswaterstaat in de planperiode af. Na 2021 gaat Rijkswaterstaat verder met het uitvoeren van het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het

Maatregelen in de planperiode

In de planperiode renoveert Rijkswaterstaat de stuwcomplexen in de Nederrijn, de Lek en de Maas. Rijkswaterstaat neemt het voortouw voor onderzoek naar een verdere optimalisatie van het beheer van het hoofdwatersysteem in Midden-Nederland en rondt de pilot langsdammen in de Waal af. Op basis van de resultaten van die pilot beziet Rijkswaterstaat of het kansrijk is om deze techniek ook op andere plaatsen toe te passen. Hierbij worden ook de gevolgen voor de gebruiksfuncties meegenomen. Rijkswaterstaat trekt het onderzoek naar het overbrengen van water van de Waal naar de Maas in droge perioden. Daarbij zijn neveneffecten en kosteneffectiviteit belangrijke criteria. Samen met de waterschap-pen draagt Rijkswaterstaat bij aan het uitwerken van voorzienin-genniveaus voor de aanvoer van zoetwater in het rivierengebied.

Rijkswaterstaat wil ook in de internationale commissies voor de Rijn en Maas gezamenlijk oplossingen verkennen voor de zoetwaterproblematiek.

5.1.4 Schoon en gezond water

De aanvoer uit het buitenland bepaalt in hoge mate de water-kwaliteit in de grote rivieren. De chemische water-kwaliteit van het water dat Nederland binnenstroomt, is de afgelopen decennia sterk verbeterd en zal de komende jaren nog verder verbeteren.

Grote bedrijven en rioolwaterzuiveringen in Nederland voldoen aan de stand der techniek, maar restlozingen, diffuse bronnen en afwatering vanuit de regionale wateren zorgen er samen voor dat de waterkwaliteit niet overal aan de doelstellingen voldoet.

In de afgelopen planperiode is voor de Europese Kaderrichtlijn Water het eerste pakket maatregelen in uitvoering genomen om de ecologische kwaliteit te verbeteren. Een aantal gemalen en stuwen is aangepast zodat zij geen belemmering meer zijn voor

In document Beheer- en ontwikkelplan voor (pagina 158-161)