• No results found

- Beschermen van vitale kunstwerken tegen moedwillige vernieling om onveilige situaties te voorkomen en om de continuïteit van het waterbeheer en de scheepvaart te borgen

In document Beheer- en ontwikkelplan voor (pagina 38-43)

- Gronden die nodig zijn voor het bestaand of toekomstig netwerk, voor compensatie en ruil, of die bijdragen aan de energiedoelstellingen van

de rijksoverheid zijn strategisch en blijven in eigendom.

Relatie tussen assetmanagement en prestatiesturing Rijkswaterstaat legt de te leveren prestaties voor het hoofd-watersysteem en het hoofdvaarwegennet vast in meerjarige afspraken met het Ministerie van IenM. De afspraken gelden voor de periode 2013-2016. In 2016 maken Rijkswaterstaat en IenM afspraken voor de periode 2017-2020. Met het realiseren van die prestaties draagt Rijkswaterstaat bij aan het bereiken

2.1 Wat is assetmanagement?

Rijkswaterstaat gebruikt de term ‘assetmanagement’ als werkwijze voor een doelmatig beheer van zijn areaal en de objecten daarin.

Doel is om – gegeven de beschikbare middelen – de netwerken optimaal te laten presteren. Optimaal betekent dat kosten, prestaties en risico’s in balans zijn. Daarbij houdt Rijkswaterstaat rekening met bijvoorbeeld de eisen die vanuit hoogwaterveiligheid aan rivieren worden gesteld en met de eisen die gebruikers stellen aan vaarwe-gen, de waterkwaliteit of de hoeveelheid zoetwater. Rijkswaterstaat doet dat kosteneffectief, met kennis van maatschappelijk geaccep-teerde risico’s, duurzaam en binnen de wet- en regelgeving.

De kern van assetmanagement is dat de beheerder op elk moment inzicht heeft in zowel het functioneren van de netwerken als in de omvang, aard en onderhoudstoestand van arealen en objecten in deze netwerken. Deze informatie is eenduidig en toegankelijk in systemen vastgelegd. Rijkswaterstaat hanteert bij assetmanage-ment een ‘Life Cycle Cost-benadering’ en maakt afwegingen voor aanleg, renovatie en onderhoud in rationele samenhang over de hele levenscyclus. Met de areaalinformatie en de ‘Life Cycle Cost-benadering’ bepaalt Rijkswaterstaat onderhoud en vervanging langjarig en trendmatig. Het is tevens de onderbouwing voor de rijksbegroting.

Rijkswaterstaat maakt bij het realiseren van werken in grote mate gebruik van de markt. Dit gebeurt met verschillende contract-vormen zoals DBFM (Design, Build, Finance and Maintain), prestatiecontracten en D&C (Design and Construct). DBFM is de meest vergaande vorm van uitbesteding van diensten. Bij presta-tiecontracten betaalt Rijkswaterstaat de aannemer jaarlijks voor een bepaalde afgesproken prestatie. Design and Construct is een contractvorm waarin de opdrachtnemer ontwerpt en bouwt, maar Rijkswaterstaat financiert en onderhoudt.

Primaire waterkeringen 249 km Vistrappen 16

waarvan dijken 86 km Stuwcomplexen 10

waarvan dammen 115 km Stormvloedkeringen 5

waarvan duinen 35 km Hoogwaterkeringen 3

waarvan kunstwerken 13 km Aanleg- en afmeervoorzieningen 9.246

Regionale waterkeringen 480 km Remmingwerken 2.649

Waterkeringen langs kanalen 461 km Bediende bruggen en sluizen 251

Water 90.310 km2 Damwanden langs de oevers 680 km

waarvan Caribisch gebied 22.452 km2 Met steen beklede oevers 351 km

Vaarwegen 6.972 km Oevers met stortsteen bekleed 631 km

waarvan in zee 3.513 km Kribvakken 907 km

Kanalen 428 km Strekdammen 170 km

Waddenzeekwelders 3.565 ha Kribben 5.766

Rivieren 845 km Fauna-uitstapplaatsen 865

Natuurvriendelijke oevers 867 km Watermeetstations 184

Uiterwaarden 38.157 ha Radarposten 131

Schutsluiskolken 131 Camera’s 959

Uitwateringssluiskolken 92 Bakens 5.782

Gemalen 17 Vuurtorens 23

Beweegbare bruggen 120 Boeien 1676

Vaste bruggen 205 Tonnen en drijfbakens 7.437

Overnachtingshavens (meer dan 10 plaatsen)

6 Borden 11.676

Tabel 7: Assets die Rijkswaterstaat beheert en onderhoudt

van de beleidsdoelen voor waterveiligheid, voldoende water, schoon en gezond water, en vlot en veilig verkeer over water.

Om te kunnen sturen op het realiseren van prestaties zijn prestatie-indicatoren (zie Tabel 8) afgesproken. Deze indicato-ren zijn kwantificeerbaar, meetbaar en verbonden aan concrete objecten of scheepvaartcorridors. Rijkswaterstaat vertaalt de afgesproken prestaties in concrete meerjarige maatregelen zoals

onderhoud van de basiskustlijn gebeurt met zandsuppleties. Het doel hiervan is om met preventief onderhoud de schade door struc-turele erosie te voorkomen. De onderhoudsstrategie is erop gericht de huidige kustlijn te handhaven. Met het suppleren van 12 miljoen m3 zand per jaar groeit het kustfundament voor zestig procent mee met de zeespiegelstijging. Kwetsbare plekken in de kustlijn worden structureel verbeterd in het programma Zwakke Schakels.

Het onderhoud aan dijken, dammen, duinen, uiterwaarden en oevers betreft voornamelijk vast onderhoud met vaste onder-houdsfrequenties en bestaat zowel uit correctieve als uit toestands-afhankelijke maatregelen. Het onderhoud van dijken en dammen is vooral gericht op het tijdig herstellen van gebreken, zodat er door inwerking van water en wind geen grotere schade ontstaat en ze de waterkerende functie kunnen blijven vervullen. Inspectie, zoals die van de zeewerende duinen, is een belangrijk onderdeel van de instandhoudingsstrategie. Inspecties van zeewerende duinen vinden vooral in de winter aan de zeezijde plaats. Daarbij wordt nagegaan of de duinen voldoen aan de eisen die horen bij de wettelijke veiligheidsnorm. Ook bij dijken en dammen vindt inspectie plaats vanuit wettelijke veiligheidseisen.

De functiegerichte benadering in beheer en onderhoud krijgt deze planperiode uitwerking in zogenoemde netwerkschakelplannen.

Een netwerkschakelplan is van toepassing op een aantal objecten dat functioneel met elkaar samenhangt. Het netwerkschakelplan beschrijft het gewenste beheer en onderhoud voor samenhangen-de objecten vanuit een visie op het gehele netwerk. Per object stelt Rijkswaterstaat een instandhoudingsplan op.

heeft Rijkswaterstaat geen wettelijke plicht een legger op te stellen, maar heeft dat omwille van transparantie wel gedaan voor de vaste objecten en de vaarwegen in die wateren.

Risico’s voor de functionaliteit leidend voor onderhoudsstrategie

Rijkswaterstaat en het Ministerie van IenM hanteren een risico-gestuurde beheer- en onderhoudsstrategie. Het onderhoudsregime wordt daarbij afgestemd op de prestaties die de vaarwegen en het hoofdwatersysteem moeten leveren. De prestatieafspraken tussen het Ministerie van IenM en Rijkswaterstaat maken daarom onder-scheid op basis van maatschappelijk-economisch belang. Voor de meest kritische schakels van het netwerk zorgt Rijkswaterstaat voor een hoge betrouwbaarheid en beschikbaarheid. Daar staat tegenover dat voor andere, minder kritische onderdelen van het netwerk een geringere betrouwbaarheid en beschikbaarheid wordt geaccepteerd. Een voorbeeld voor de rijksvaarwegen is het preventief onderhoudsregime voor het op diepte houden van de zeetoegangsgeulen en hoofdtransportassen. Dit preventieve onder-houdsregime heeft betrekking op de toegangen van de havens van Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen en voor de corridors van Amsterdam en Rotterdam naar Duitsland en van Rotterdam naar Antwerpen. De hoofdvaarwegen en de overige vaarwegen onder-houdt Rijkswaterstaat correctief. Dat betekent dat er pas wordt gebaggerd als de vaarweg zo ondiep is geworden dat er aflaad-beperkingen dreigen. Rijkswaterstaat kan in dergelijke situaties tijdelijk een snelheidsbeperking instellen of geeft een melding af voor een aflaadbeperking. Dit onderscheid in beheer volgt uit de beleidsopdracht en is vertaald in een verschil in prestatie-eisen voor de verschillende categorieën vaarwegen.

Ook voor het hoofdwatersysteem bepaalt Rijkswaterstaat op basis van de afgesproken prestaties waar een preventieve onderhouds-strategie geldt en waar een correctieve onderhouds-strategie volstaat. Het het baggeren van vaargeulen, zandsuppleties en het onderhoud

van de stormvloedkeringen.

Prestatie-indicator (PIN) 2013-2016

Geplande stremmingen 0,8%

Technische beschikbaarheid 99%

Ongeplande stremmingen 0,2%

Vaarwegmarkering op orde 95%

Melding stremmingen 95%

Handhaven kustlijn 90%

Beschikbaarheid stormvloedkeringen 100%

Beschikbaarheid streefpeilen 90%

Betrouwbaarheid informatievoorziening 95%

Tabel 8: Overzicht van de prestatie-indicatoren (SLA 2013-2016)

Legger, de norm voor areaal en kunstwerken

De Waterwet verplicht waterbeheerders om een legger voor hun areaal en kunstwerken vast te stellen. De Legger rijkswaterstaats-werken is te beschouwen als het normenstelsel voor onderhoud.

Hierin staat aan welke functionele en technische eisen (ligging, vorm, begroeiing, afmeting, constructie of vaarwegprofiel) het areaal en de kunstwerken moeten voldoen. Daarnaast geeft de legger inzicht in de afvoercapaciteit van de grote rivieren en de beschermingszones bij waterkeringen. De Legger rijkswaterstaats-werken beschrijft de normatieve situatie. De huidige situatie is vastgelegd in het beheerregister. De Vegetatielegger beschrijft de normatieve situatie voor begroeiing van de uiterwaarden.

Rijkswaterstaat actualiseert de legger regelmatig, bijvoorbeeld na aanleg van een nevengeul, of de verdieping van de vaargeul. De legger zelf is geen onderdeel van het Bprw maar wel een belangrijk hulpmiddel bij het beheer en onderhoud. Voor de Noordzee, de Waddenzee, het IJsselmeergebied en vrij meanderende rivieren

2.2 Ontwikkelingen en opgaven

Vervanging en renovatie natte kunstwerken

De kunstwerken in het hoofdwatersysteem en het hoofdvaar-wegennet hebben bij elkaar een vervangingswaarde van vele tientallen miljarden euro’s. Deze objecten moeten vanwege ver-oudering en slijtage gemiddeld eenmaal per honderd jaar worden vervangen. Omdat de meeste natte kunstwerken halver wege de vorige eeuw zijn gebouwd, zijn veel kunstwerken de komende decennia aan vervanging toe. Om ook in de toekomst over goed functionerende netwerken te kunnen beschikken moet tot voorbij het midden van deze eeuw rekening worden gehouden met toene-mende investeringskosten.

Op basis van ontwerplevensduur, technische levensduur en functio nele levensduur bepaalt Rijkswaterstaat wanneer ver-vanging of renovatie in theorie aan de orde is. Met behulp van inspecties en nader onderzoek vindt een verdere verfijning plaats.

Zo bepaalt Rijkswaterstaat wanneer welke kunstwerken daadwerke-lijk moeten worden vervangen of gerenoveerd. Rijkswaterstaat past deze planning elke twee tot drie jaar aan op basis van de inspecties en onderzoeksresultaten.

Bij vervanging en renovatie kijkt Rijkswaterstaat kritisch naar de functie en functie-eisen van een kunstwerk in het netwerk. Ook hier worden de principes van ‘Life Cycle Cost-benadering’ gehan-teerd. Soms is levensduurverlengend onderhoud efficiënter dan vervanging. En soms kan één nieuw kunstwerk meerdere kunst-werken vervangen. Vervanging en renovatie – maar ook nieuwe aanleg – worden getoetst op hun klimaatbestendigheid. Met ande-re woorden, het ontwerp moet ande-rekening houden met zeespiegels-tijging, hogere rivierafvoeren, extremere neerslag en een mogelijke toename van verzilting in West-Nederland.

2020 - 2030

0 20 40 60 80 100 120

2030 - 2040 2040 - 2050 2050 - 2060 2060 - 2070 2070 - 2080 2080 - 2090 2090 - 2100 2100 - 2110

Aantal

Jaar

HWS: Stuw

HWS: Stormvloedkering HWS: Spui/uitwateringssluis HWS: Hoogwaterkering HWS: Gemaal HVWN: Schutsluis HVWN: Brug Vast HVWN: Brug Beweegbaar

Figuur 5: De vervanging van natte kunstwerken in de komende honderd jaar (op basis van ontwerplevensduur).

De planning van te vervangen of te renoveren objecten loopt tot 2020. Voor een tijdige voorbereiding van zowel het uitvoerings-programma als de benodigde reserveringen op de rijksbegroting is het nodig om ook op langere termijn inzicht te hebben in het vervangings- of renovatieprogramma. Rijkswaterstaat stelt dat overzicht in de planperiode op.

Areaalverandering door Maaswerken en Ruimte voor de Rivier De grootschalige uitvoering van maatregelen in het rivierengebied vergroot het areaal en leidt tot meer beheer en onderhoud. Het

rivierbeheer richt zich steeds vaker op een meer natuurlijke ont-wikkeling met vrije erosie. Tegelijkertijd worden de marges voor de beheerder smaller door de eisen aan de waterkerende werking en waterstandverlaging. Ook is er een discrepantie tussen het dynamische karakter van rivieren enerzijds en beheer en onder-houd anderzijds. Beheer en onderonder-houd is er vooral op gericht om – vanuit huidige functies en normen – het bestaande in stand te houden. Duidelijk is dat er een andere aanpak nodig is, waarbij beheer en onderhoud niet langer gericht is op alleen het functie-behoud van de netwerken, maar waarin juist meer gebruik wordt

gronden. De pachter betaalt dan een marktconforme prijs voor het onder condities gebruiken van de gronden.

Leefomgeving, duurzaamheid en omgevingswijzer In aanleg, beheer en onderhoud door Rijkswaterstaat speelt duurzaamheid een belangrijke rol. Om duurzaamheid in kaart te brengen, heeft Rijkswaterstaat de Omgevingswijzer ontwikkeld.

Het instrument bestaat uit twaalf duurzaamheidsthema’s en is bedoeld om op gestructureerde wijze het bewustzijn en de discus-sie rondom ecologische, sociale en economische duurzaamheid te bevorderen (planet, people, profit). Ook helpt de Omgevingswijzer de ontwikkeling van een gezamenlijk probleemperspectief. Samen met anderen bekijkt Rijkswaterstaat wie voor welke doelen ver-antwoordelijk is en wat de rol is van Rijkswaterstaat: meedenken, meekoppelen of meewerken. De aanpak creëert maatschappelijke samenwerking en draagvlak voor projecten.

Rijkswaterstaat voert diverse taken uit op het gebied van milieu en leefomgeving. Waar mogelijk wordt duurzame leefomgeving verankerd binnen de processen van Rijkswaterstaat. Zo wil Rijkswaterstaat duurzaam inkopen. Daarom is duurzaamheid één van de criteria bij aanbestedingen. Ook kijkt Rijkswaterstaat naar het eigen energieverbruik. Enerzijds door het werk zo te organise-ren dat energie wordt bespaard en door zelf geproduceerde duurzame energie te gebruiken als dat goedkoper is dan inkopen.

Anderzijds door marktpartijen te faciliteren bij de opwekking van duurzame energie. ‘Biobased economy’ draagt bij aan verduur-zaming, energie- en grondstofzekerheid en biedt kansen voor nieuwe producten. Rijkswaterstaat verkent de mogelijkheden van biobased economy voor zijn areaal zowel ecologisch als financieel.

Rijkswaterstaat onderzoekt daarom mogelijke samenwerkings-verbanden met andere terreinbeheerders en marktpartijen, waarbij innovatie en het verder ontwikkelen van de ‘biobased economy’

centraal staan.

de kerntaken. Het vastgoed dat eigendom is van Rijkswaterstaat wordt als strategisch aangemerkt als het voldoet aan de volgende criteria:

• De gronden zijn nodig voor het bestaande of toekomstige netwerk.

• De gronden zijn bedoeld voor compensatie of ruil.

• Er is een financieel of maatschappelijk verantwoorde exploitatie te voeren.

• De terreinen kunnen bijdragen aan de duurzame energie-doelstellingen van de rijksoverheid.

Voor natte gebieden hanteert Rijkswaterstaat de ruimste beheer-grens. Dat is vaak de beheergrens van waterstaatswerken uit de Waterwet. Meestal is dat de buitenkruin van de winterdijk. Alle gronden binnen die beheergrens zijn strategisch en worden aange-houden. In principe koopt Rijkswaterstaat alleen actief aan in het kader van een project of programma. Eigendommen die niet direct nodig zijn worden verpacht, of voor beheer uitbesteed aan terrein-beherende instanties. Door deze vastgoedstrategie neemt het areaal in eigendom toe. Als de kosten voor beheer sneller groei-en dan de inkomstgroei-en uit pacht, nemgroei-en ook de voor beheer groei-en onderhoud benodigde middelen toe. Rijkswaterstaat verkoopt de gronden die niet aan de criteria voor strategisch vastgoed voldoen.

Verzakelijking van het terreinbeheer

Rijkswaterstaat gaat bij het laten uitvoeren van (vegetatie)beheer uit van marktwerking en gelijkberechtiging van alle natuur- en terreinbeherende organisaties en ondernemingen. Bij het in de markt zetten van het (vegetatie)beheer hanteert Rijkswaterstaat altijd de uitgangspunten openbaar, transparant en marktconform.

Tegelijkertijd wordt daarbij meegenomen dat Rijkswaterstaat zijn vastgoedareaal zakelijker wil beheren en exploiteren.

Rijkswaterstaat doet dit door het terreinbeheer zo veel mogelijk te koppelen aan het openbaar en marktconform in gebruik geven van gemaakt wordt van natuurlijke processen en aansluiting wordt

gezocht met het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.

In de afgelopen planperiode zijn daarvoor diverse pilots gestart, zoals ‘self-supporting’ riviersystemen.

Vastgoedstrategie

Uitgangspunt voor de vastgoedstrategie is dat Rijkswaterstaat alle gronden in eigendom houdt, tenzij die niet meer bijdragen aan

Cees Brandsen

Hoofdingenieur-directeur Grote Projecten en Onderhoud

‘Dit Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren vind ik

In document Beheer- en ontwikkelplan voor (pagina 38-43)