De KRW kent de mogelijkheid de termijn voor het uitvoeren van maatregelen en het bereiken van doelen te verlengen (faseren).
Dit betekent dat, onder strikte voorwaarden, niet alle maatregelen in deze planperiode worden uitgevoerd, maar deels ook in de periode daarna. Fasering is voor de rijkswateren noodzakelijk om het hele maatregelenpakket met de beschikbare middelen en personele capaciteit volledig uit te kunnen voeren. Hiernaast zijn er ook andere redenen voor fasering, zoals technische onmo-gelijkheden en natuurlijke omstandigheden. Rijkswaterstaat heeft ervoor gekozen om de meest (kosten)effectieve maatregelen waar mogelijk voor 2021 uit te voeren. De ecologische kwaliteit van een waterlichaam mag niet verslechteren door het later uit-voeren van maatregelen. De verantwoording hierover is opgenomen in de KRW-factsheets op het Waterkwaliteitsportaal.
Watermanagement
In stilstaande wateren zoals het Markermeer, de Zuid-Willemsvaart en het Volkerak-Zoommeer leidt de ophoping van
verontreinigin-gen soms tot waterkwaliteitsproblemen, soms met blauwalverontreinigin-gen- blauwalgen-bloei als gevolg. Rijkswaterstaat kan door het inlaten, doorspoelen en scheiden van water de verblijftijd van het water verkorten.
Zo ontstaan minder snel problemen. Een belangrijk onderdeel van watermanagement is crisismanagement. Bij grote water-verontreiniging door lozingen, morsingen of ongevallen wordt de Landelijke Commissie Milieuverontreiniging Water (LCM) actief.
Vergunningverlening en handhaving
Een belangrijk instrument is het reguleren van gebruiksfuncties met vergunningverlening en handhaving. Als onderdeel van het vergunningenbeleid hanteert Rijkswaterstaat diverse toetsings-kaders (zie bijlage 4). Het Toetsingskader waterkwaliteit (zie bijlage 5) geeft expliciet aan hoe Rijkswaterstaat als bevoegd gezag of wettelijk adviseur nieuwe fysieke ingrepen of lozingen (vastge-legd in het Handboek Immissietoets) toetst aan de vereisten van de KRW, zowel voor chemie als ecologie. Rijkswaterstaat beoordeelt hiermee of nieuwe initiatieven een risico vormen voor het tijdig bereiken van de goede toestand en het voorkomen van achteruit-gang van de toestand. Dit toetsingskader wordt als een niet-water-lichaamspecifieke maatregel voor de KRW beschouwd.
Rijkswaterstaat heeft een wettelijke adviestaak bij de totstand-koming van plannen van derden, zoals rioleringsplannen en bedrijfsmilieuplannen. Het belang van dit advies is groot, omdat hiermee preventief de waterkwaliteit direct of indirect kan worden beïnvloed.
Informatievoorziening
Ter ondersteuning van het waterkwaliteitsbeheer meet Rijkswaterstaat in alle rijkswateren de chemische en ecolo-gische waterkwaliteit (zie Kaart 21). Op basis hiervan bepaalt Rijkswaterstaat de chemische en ecologische toestand. Insteek is om sober en doelmatig te monitoren door parameters en locaties slim en kosteneffectief te selecteren. Het monitoringprogramma levert ook gegevens voor verplichte internationale rapportages voor de KRW, de KRM, Natura 2000, de riviercommissies en OSPAR.
Rijkswaterstaat wil vroegtijdig betrokken zijn bij plannen van andere overheden, onder andere door toepassing van de watertoets. Daarnaast zoekt Rijkswaterstaat actief naar kan-sen voor het meekoppelen van maatschappelijke doelen en belangen. Dit bevordert de kwaliteit van de leefomgeving en plaatst aanleg, beheer en onderhoud in de bredere context van gebiedsontwikkeling.
Kennisontwikkeling en innovatie
Het KRW-maatregelenpakket is gebaseerd op de huidige kennis van de relatie tussen maatregel en effect. Er zijn nog veel hiaten in die kennis. Rijkswaterstaat houdt er rekening mee dat de maatregelen niet, of niet op tijd, het beoogde ecologisch effect opleveren en dat de doelstellingen daarom niet of niet volledig kunnen worden gehaald. Het kwalitatief inschatten van het effect is momenteel het hoogst haalbare. Daarom schenkt Rijkswaterstaat in deze planpe-riode veel aandacht aan zowel het monitoringsprogramma als het onderzoek naar maatregel-effectrelaties. Mede op basis hiervan bepaalt Rijkswaterstaat of het realiseren van de KRW-doelen in 2027 voor de rijkswateren nog steeds haalbaar is en of er aanvullen-de maatregelen nodig en mogelijk zijn.
In de planperiode onderzoekt Rijkswaterstaat samen met de waterschappen en het bedrijfsleven mogelijkheden voor het verder verbeteren van de kwaliteit van het afvalwater, bijvoorbeeld in het project ‘Schone Maaswaterketen’. Nog schoner effluent biedt kansen voor hergebruik van afvalwater voor de zoetwatervoorzie-ning van landbouw en natuur. Zo wordt afval weer een grondstof.
Daarnaast maakt de koppeling van emissiebeheer aan slim watermanagement toekomstige maatregelen voor de zoetwater-voorziening van de hoge zandgronden wellicht overbodig.
Het Informatiehuis Water en het Informatiehuis Marien spelen een belangrijke rol in het bijeenbrengen van informatie van de verschillende waterbeheerders.
In de planperiode evalueert Rijkswaterstaat het programma en past het waar nodig aan. Het huidige monitorings-programma is niet altijd toereikend om kennis op te doen over de effecten van specifieke maatregelen. Daarnaast moet de moni-toring worden aangepast vanwege nieuwe eisen van de Europese Commissie. Zo zijn er nieuwe eisen voor het meten van chemische stoffen in biota. De monitoring van chemische stoffen waarvan de productie of het gebruik al is verboden, kan (deels) worden terugge-bracht. Aan de andere kant is het van belang om opkomende stoffen en ontwikkelingen in de ecologie vroegtijdig in beeld te hebben.
Omgevingsmanagement
De stroomgebiedsbenadering van de KRW – en de daarvoor noodzakelijke onderlinge afstemming tussen landen en regionale beheerders – vormt een belangrijke sleutel voor verdere verbetering van de waterkwaliteit. Ook internationaal maakt Rijkswaterstaat als lid van de nationale delegatie afspraken over verbetering van de water kwaliteit (Rijn-, Maas-, Scheldecommissie, de Internationale Stuurgroep Eems, OSPAR en het Waddenoverleg). De verantwoorde-lijkheid voor internationale afstemming en de aanpak van diffuse emissies is verdeeld over verschillende ministeries.
Waar nodig spreekt Rijkswaterstaat andere partijen aan op de belasting van de rijkswateren en treedt in overleg over te nemen maatregelen om de kwaliteit van het afvalwater verder te verbete-ren. Afhankelijk van de stoffen, de grootte van de afwenteling of lozing en de toestand van het oppervlaktewaterlichaam, wordt de ene situatie wel aangemerkt als een substantiële emissiebron en de andere niet.