• No results found

K ANSRIJKE GEBIEDEN VOOR DE GRAUWE KIEKENDIEF

1 K ENNIS OVER DE SOORT ( EN )

1.2 K ANSRIJKE GEBIEDEN VOOR DE GRAUWE KIEKENDIEF

Op basis van de gekende biotoopvereisten kunnen voor de grauwe kiekendief gebieden worden afgebakend waar de potenties voor de soort het hoogst liggen.

In het recente verleden is dit al op verschillende niveaus uitgewerkt, nl. deels op lokaal niveau maar ook voor het volledige Vlaamse gewest. Hiervoor werd de term ‘kansrijke gebieden’ gehanteerd.

De soort maakt gebruik van zeer open gebieden; in Vlaanderen zijn deze quasi uitsluitend de grote agrarische gebieden. Op een aantal locaties zouden heidegebieden tevens geschikt kunnen zijn, maar deze zijn anno 2013 relatief klein, en vooral weinig aaneengesloten en vrij sterk met bos omgeven. Ze zijn bijgevolg onvoldoende geschikt voor de soort. De grote en veelal kwalitatieve Nederlandse heidegebieden herbergen actueel eveneens geen broedende grauwe kiekendieven. Er is wel een broedgeval in hoogveen in West-Europa gekend (Mondelinge mededeling Ben Koks).

De open agrarische gebieden kunnen met behulp van een hele reeks afstandsregels en de biologische waarderingskaart eenvoudig afgebakend worden1. Dit is in het verleden al uitgevoerd om een overzicht te krijgen van de zones die potentieel geschikt zijn voor akkervogels van open gebied (de zogenaamde OLA’s– open landschap akkervogels) als eerste stap i.f.v.

ontwikkeling beheerovereenkomsten ‘akkervogels’ van de Vlaamse Landmaatschappij (beheerovereenkomsten: hier verder BO genoemd).

Onderstaande kaart geeft een overzicht van deze zones (Fig. 4). Let wel, dit gaat om een eerste benadering op macroschaal (landschapsschaal/gebiedsniveau).

1 Criteria op basis van mondelinge mededeling Olivier Dochy, toenmalig medewerker INBO.

Pagina 27 van 174 Figuur 4: Open landschap met potenties voor akkervogels (voornamelijk van open akkerlandschappen)

Het INBO heeft daaropvolgend een ‘akkervogelindex voor Vlaanderen’ opgesteld die de kans weergeeft waar een volledige akkervogelgemeenschap kan worden aangetroffen. De akkervogelindex is gebaseerd op het voorkomen van verschillende algemene en minder algemene akkervogelsoorten, waarbij meer belang aan zeldzamere soorten werd gehecht. Op basis van deze index werden kerngebieden en zoekzones in het kader van de BO ‘akkervogels’ afgebakend (zie Figuur 5).

Binnen deze afbakeningen konden landbouwers dus een BO ‘akkervogels’ sluiten met de Vlaamse Landmaatschappij (VLM)*. Deze beheerovereenkomsten waren op maat van verschillende akkervogels (grauwe kiekendief niet inbegrepen) in Vlaanderen. De kerngebieden waren de gebieden met de hoogste indexscores, en hier konden landbouwers individueel beheerovereenkomsten afsluiten. De zoekzones waren gebieden van minstens 200 ha aaneengesloten landbouwgebied waarin minstens 5% ‘akkervogelvriendelijk’ terrein moest worden gerealiseerd. Landbouwers konden hier enkel gezamenlijk beheerovereenkomsten afsluiten. Onder de huidige regeling wordt geen onderscheid meer gemaakt in werkwijze tussen kerngebieden en zoekzones – indien afgebakend als beheergebied kan een beheerovereenkomst voor akkervogels gesloten worden.

Deze kern- en zoekzones bleken een goed uitgangspunt om de kernzones grauwe kiekendief* en de prioritaire maatregelenzones grauwe kiekendief*, zoals uitgewerkt in hoofdstuk ‘Acties’ in voorliggend rapport, te ontwikkelen.

Eerstgenoemde afbakening was al een wetenschappelijke gebiedsselectie om beheermaatregelen maximaal te laten renderen (zie Figuur 5), wat voor de daaropvolgende nauwere afbakening dus ook opgaat/geldt. De eerste

‘vernauwing’ op Figuur 5 ten opzichte van de afbakening op Figuur 4 maakt deel uit van een gerichte denkoefening om tot het meest geschikte leefgebied grauwe kiekendief in Vlaanderen te komen.

Pagina 28 van 174 Figuur 5: Kernzones en zoekzones waarbinnen beheerovereenkomsten

‘akkervogels’ konden worden aangelegd door landbouwers onder PDPO II (i.s.m. de VLM).

Na overleg met diverse lokale vrijwilligers met uitgebreide soort- en terreinkennis kon een nieuwe kaart worden aangemaakt (zie figuur 6).

Figuur 6 is het resultaat van de input en de kennis van verschillende experts die actief zijn rond het behoud en de bescherming van de bruine, blauwe en grauwe kiekendief. Deze experts hebben jarenlange terreinervaring en zijn het best geplaatst voor het opmaken van een afbakening op ‘microschaal’. De gebieden zijn gebaseerd op recent potentieel: de meest recente zekere broedgevallen en aansluiting bij populaties in Wallonië en Frankrijk. De laatste jaren zijn er ook in andere gebieden in Vlaanderen relatief veel waarnemingen geweest van grauwe kiekendieven. Een waarneming mag echter niet gelijk gesteld worden met een broedgeval. In sommige jaren zijn er veel pleisterende of overzomerende grauwe kiekendieven in Vlaanderen, afhankelijk van de situatie in andere broedgebieden. De laatste jaren kwamen overzomerende grauwe kiekendieven echter enkel (sporadisch) tot broeden in één van de voorziene aandachtzones.

Deze afbakening ligt deels in het Waalse gewest, wat alleen maar dient te onderstrepen hoe gericht/gedetailleerd het meest geschikte leefgebied grauwe kiekendief in voorliggend rapport in kaart werd gebracht.

Deze Waalse gedeeltes kunnen gezien de Gewestelijke verdeling van het natuurbeleid wel niet verder in de afbakening van de kerngebieden voor de grauwe kiekendief meegenomen worden, doch zijn wel zeer belangrijk op het terrein om te leiden tot een succesvol SBP.

De zones in figuur 6 werden ‘maatregelenzones’ en ‘potentiële aandachtzone’

voor de grauwe kiekendief genoemd.

Figuur 6: Kansrijke zones voor de grauwe kiekendief in Vlaanderen (met een link naar de Waalse akkergebieden) die de blauwdruk voor de prioritaire maatregelenzones grauwe kiekendief vormden

Volgend uit de door het INBO afgebakende criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding voor de vogelrichtlijnsoorten, bijkomend advies van experten van de Werkgroep Grauwe Gors en de formulering in het besluit van de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen werden de noodzakelijke

Pagina 29 van 174 gebieden voor de grauwe kiekendief afgebakend. We gaan hierbij verder op voorgaande, en maken onderscheid tussen ‘kernzones grauwe kiekendief’* en

‘prioritaire maatregelen zones grauwe kiekendief’*

Er werden vijf kernzones voor de grauwe kiekendief afgebakend, vier gebieden in open akkerbouwcomplexen en een heidegebied met aangrenzende landbouw (dat bestaat uit twee deelgebieden). Bovenstaande gegevens en uitgangspunten werden gecombineerd om te komen tot de definitieve afbakening. De afgebakende kerngebieden voor de grauwe kiekendief worden verder toegelicht in hoofdstuk 3.2, gezien de doelstellingen van dit SPB daar verder verduidelijkt worden.

Pagina 30 van 174