• No results found

4. Invulling van de criteria uit de tweetrapstoets door de jurisprudentie

4.5 Jurisprudentie met betrekking tot festivals

Dat festivals in aanmerking kunnen komen voor de ANBI-status staat niet ter discussie. Onder andere Oerol festival (theater), Storioni festival (kamermuziek), Holland Festival (podiumkunsten) en Jazz festival Delft hebben momenteel de ANBI-status. Ook in de jurisprudentie staat vaak vast dat met de activiteiten het algemeen nut wordt beoogd. Toch betekent dit niet dat alle festivals per definitie de ANBI-status verkrijgen.

In het arrest van 09-06-201197 ging het om de vraag of een stichting die als doel heeft het

verspreiden en promoten van de muziekstijl R&B het algemeen nut beoogt. Volgens het Hof kan een instelling slechts een ANBI zijn, indien haar werkzaamheden gericht zijn op het algemeen belang. Het Hof zegt hierover:

Gaat het alleen om klassieke liefdadigheid (verzorging van zieken, voeden van hongerigen, het onderdak bieden aan thuislozen etc.) of is het begrip ruimer? Naar het oordeel van het Hof valt uit de rechtspraak van de Hoge Raad een ruim begrip af te leiden. Iedere (nagestreefde) verrijking of verbetering, in materiële of geestelijke zin, van het publiek, is een "belang". Men gebruikt ook wel de term algemeen nut, welke term het Hof als synoniem beschouwt. Men mag niet de eis stellen dat iedereen, of zelfs maar een meerderheid van de bevolking, het eens is met het nut of het belang van de activiteiten.

Vervolgens kijkt het Hof hoe er een onderscheid moet worden gemaakt tussen “algemeen belang” en “particulier belang”. Hierover zegt het Hof:

Het criterium “algemeen” brengt tot uitdrukking dat het nuttige werk van de instelling niet slechts gericht mag zijn op het particuliere belang van een bepaalde persoon (of groep personen, zoals de leden van een vereniging). Dit criterium verdient nadere uitleg, omdat het nastreven van een algemeen belang vrijwel steeds betekent dat tevens het particuliere belang van enig individu wordt behartigd. Het verlichten van de nood der armen, het verplegen van zieken en het huisvesten van daklozen zijn zonder twijfel activiteiten in het algemeen belang terwijl, eveneens zonder twijfel, het particuliere belang van de betrokken armen, zieken en daklozen óók wordt gediend. Het feit, dat het particuliere belang van de "doelgroep" wordt gediend, houdt dus niet per definitie in, dat de

activiteiten van de instelling niet op het algemeen belang zijn gericht.

97 Hof ’s-Hertogenbosch 9 juni 2011, LJN BT6821

30

Om het algemene belang af te bakenen van het particuliere belang heeft het Hof een twee toetsen geformuleerd. Het gaan om de ‘doelgroep-toets” en de “quid-pro-quo-toets”. De essentie van de doelgroep-toet is volgens het Hof als volgt.

De activiteiten mogen niet gericht zijn op een besloten groep. Echter een afbakening van de doelgroep die het noodzakelijke gevolg is van de omschrijving van het nagestreefde belang is geoorloofd. Een organisatie die gratis medische hulp biedt aan allen die daaraan behoefte hebben, werkt in het algemeen belang. Indien die organisatie haar doelgroep zou beperken tot de inwoners van een bepaalde provincie, of stad, beperkt zij tevens, automatisch, de kring van personen die de vruchten van haar werk kunnen plukken, maar deze beperking neemt niet weg dat zij nog steeds in het algemeen belang werkt. Dat blijft zij doen, ook als zij de kring beperkt tot, bijvoorbeeld, jonge vrouwen van allochtone afkomst, of gehuwde mannen van autochtone afkomst, dan wel personen met een inkomen beneden een bepaald bedrag. Er komt echter een punt dat een afbakening tot gevolg heeft dat het algemeen belang omslaat in een particulier belang. Dat kan het geval zijn indien de doelgroep een gesloten groep betreft (een groep waarvan toetreding of vervanging van de leden niet mogelijk is), dan wel indien de doelgroep bestaat uit leden van de instelling, indien die de rechtsvorm van een vereniging heeft, dan wel uit oprichters of bestuursleden van de instelling of anderszins met haar gelieerde personen, zoals donateurs.

De quid-pro-quo-toets heeft het Hof afgeleid uit het Scientology arrest98. Hemels99 vat deze toets als

volgt samen:

Indien een instelling tegen min of meer commerciële tarieven diensten verricht ter verwezenlijking van haar doelstellingen en sprake is van een reguliere commerciële transactie, moet de consument als particulier belanghebbende worden aangemerkt. Het is daarbij niet van belang of deze transactie in overeenstemming is met het – op zichzelf genomen – nuttige doel van de instelling. Deze ‘quid-pro- quo-toets’ geldt alleen voor doelactiviteiten, niet voor fondsenwervende activiteiten.

De quid-pro-quo-toets is niet beoordeeld door de Hoge Raad, omdat het cassatieberoep100 door de

Hoge Raad ongegrond is verklaard. Ook daarna heeft de Hoge Raad zich nooit uitgesproken over deze toets.

98 HR 7 november 2003, nr. 38.049, NTFR 2003/1886

99 Hof Arnhem-Leeuwarden 04 februari 2014, NTFR 2014/1034 m.nt. S.J.C. Hemels 100 HR 22 juni 2012, nr. 11/02888, LJN BW8984

31

Het Hof heeft deze twee toetsen toegepast om te beoordelen of deze instelling het algemeen nut beoogt. Het doel van de belanghebbende is zoals eerder vermeld het verspreiden en promoten van de muziekstijl R&B. De inspecteur heeft ter zitting aangegeven dat een dergelijk doel een algemeen belang vormt. Het Hof sluit zich hierbij aan. De inspecteur stelt echter wel dat de statuten slechts vermelden dat de instelling ten doel heeft “het organiseren van muzikale evenementen zonder commerciële doeleinden”. Volgens hem is dit iets ander dan het promoten van een muziekstijl.

Het Hof stelt:

Indien de Inspecteur zou bedoelen, dat het organiseren van een muziekfestival een activiteit is die, naar haar aard, nimmer een voor de ANBI-status relevant belang kan opleveren, volgt het Hof hem niet. Het Hof sluit zich aan bij de opvatting van belanghebbende, doch slechts in zoverre dat het van oordeel is dat genoemde activiteit, zoals iedere culturele manifestatie, een verrijkende bijdrage levert aan de maatschappij en derhalve het voor een ANBI vereiste belang kan vormen. De relevante vraag is echter, op welke wijze dit belang wordt nagestreefd; in het bijzonder gaat het daarbij om toepassing van de doelgroep- en qpq-toets.

Volgens het Hof doet de inspecteur een beroep op de quid-pro-quo-toets. Het doel van de instelling is het organiseren van het muziekfestival. Dit is dus niet een fondsenwervende activiteiten, maar het doel zelf. Deze is daarom onderworpen aan de quid-pro-quo-toets. Het Hof acht bewezen dat de instelling tegen min of meer commerciële tarieven het festival en de bijbehoorden diensten

aanbiedt. Daarom komt het Hof tot de conclusie dat het muziekfestival in hoofdzaak de particuliere, consumptieve, belangen van de bezoekers dient. Hieraan doet niet af dat het de consumptie van een cultureel product betreft; evenmin is van belang of het culturele leven in Nederland met dit festival is bereikt.

In het arrest van 4 februari 2014101 boog Hof Arnhem-Leeuwarden zich over de vraag of een

stichting die in het eerste weekend van september een festival op een Waddeneiland organiseert, waarbij muziek, kunst en film centraal staat, in aanmerking komt voor de ANBI-status. Rechtbank Noord-Nederland102 kwam tot de conclusie dat dit niet het geval was. De rechtbank paste hierbij de

hiervoor besproken quid-pro-quo-toets toe, en besloot dat de Belastingdienst aannemelijk had gemaakt dat het festival tegen min of meer commerciële tarieven werd aangeboden. De stichting zou hierdoor niet in aanmerking komen voor de ANBI-status.

101 Hof Arnhem-Leeuwarden 04 februari 2014, NTFR 2014/1034 m.nt. S.J.C. Hemels 102 Rb Noord-Nederland 30 mei 2013, nr.13/00984, NTFR2013-2376

32

Hemels103 noemt het opvallend dat in diverse ANBI-zaken rechter zich niet aan de toets van de Hoge

Raad houden, maar in plaats daarvan de quid-pro-quo-toets gebruiken. Ze stelt dat het hof deze toets ontwikkelde voor de inwerkingtreding van de Geefwet. Bovendien is deze volgens haar niet in overeenstemming met de toelichting op de Uitv.reg. AWR 1994. Ze noemt het dan ook zeer terecht dat het Hof bij het hoger beroep de quid-pro-quo-toets buiten beschouwing heeft gelaten en zich heeft gebaseerd op de tweetrapstoets van de Hoge Raad.

Volgens het Hof is niet in geschil of belanghebbende het algemeen nut beoogt, aan de kwalitatieve toets wordt dus voldaan. Het gaat erom of aan de kwantitatieve toets (of het algemeen belang voor meer dan 90% wordt beoogt) wordt voldaan. Het Hof oordeelt dat dit niet het geval is. Het festival heeft in haar beleidsplan namelijk vermeld dat de activiteiten bestaan uit het organiseren en exploiteren van een evenement dat de bezoekers de mogelijkheid bied om met het hele gezin een weekend weg te gaan, van muziek, film en kunst te genieten en met vrienden en gelijkgestemden dit gevoel te delen’ en ‘een driedaagse vakantie in een stimulerende omgeving’ te genieten. Het hof leidt hieruit af dat het festival voor de bezoekers eerst en vooral een vakantie in een fraaie omgeving is die zich van andere vakanties onderscheidt doordat er gedurende het verblijf kan worden genoten van muziek, film en kunst. Gelet hierop worden naar het oordeel van het hof met de activiteiten in hoofdzaak de particuliere consumptieve belangen van de bezoekers gediend, waardoor niet aan de kwantitatieve toets wordt voldaan.

Volgens Hemels104 onderstreept het hof het belang van het beleidsplan en de zorgvuldige

formulering daarvan. Ze stelt dat het vrijwel uitgesloten is dat de stichting tot doel heeft een

vakantie te bieden: het enige wat immers wordt aangeboden zijn theatervoorstellingen. Reis, verblijf en eten (kenmerkende onderdelen van een vakantie) moeten de bezoekers zelfregelen. Ze stelt dat door de wat ongelukkige marketingtaal in het beleidsplan de stichting de ANBI-status lijkt te zijn misgelopen. Hemels105 vraagt zich af of het Hof in deze zaak het in het Minerva arrest106 ontwikkelde

vereiste van het rechtstreeks raken van het algemeen belang door elkaar haalt met slechts zijdelings raken van het algemeen belang. Ze stelt dat het organiseren van theatervoorstellingen het doel is en alle werkzaamheden rechtstreeks en primair gericht zijn op dit algemeen belang. Dat hierbij ook particuliere consumptieve belangen worden gediend lijkt volgens haar veeleer een zijdelings effect. Zeker omdat de Hoge Raad in het woningcorporatie-arresten107 oordeelde dat het (particuliere)

woongenot van huurders de ANBI-status niet in de weg staat.

103 Hof Arnhem-Leeuwarden 04 februari 2014, NTFR 2014/1034 m.nt. S.J.C. Hemels 104 Hof Arnhem-Leeuwarden 04 februari 2014, NTFR 2014/1034 m.nt. S.J.C. Hemels 105 Hof Arnhem-Leeuwarden 04 februari 2014, NTFR 2014/1034

106 HR 12 oktober 1960, BNB 1960/296

107 HR 13 januari 2012, BNB 2012/89, HR 17 februari 2012, BNB 2012/146

33

Wat betreft de stichting die het R&B festival organiseert lijkt de formulering van de

doelstellingen de ANBI-status in de weg te staan. De inspecteur is het namelijk eens dat het doel van het verspreiden en promoten van de muziekstijl R&B een algemeen belang vormt. Verder stelt het Hof dat het organiseren van een muziekfestival, zoals iedere culturele manifestatie, een verrijkende bijdrage levert aan de maatschappij en derhalve het voor een ANBI vereiste belang kan vormen. Echter doordat het organiseren van het festival het doel zelf is, en niet een fondsenwervende activiteit, wordt volgens het Hof de particuliere belangen van de bezoekers gediend. Deze conclusie wordt ondersteund door het feit dat de Stichting Delfts Jazz momenteel ook de ANBI-status heeft. Haar doelstellingen zijn van vergelijkbare aard.

• het bevorderen en promoten van jazz-muziek binnen de stad Delft en omgeving;

• het organiseren van jazz-festivals;

• het verrichten van alle handelingen die met het vorenstaande in de meest uitgebreide zin verband houden.

In deze zaak heeft het Hof gebruik gemaakt van de doelgroep toets en de quid-pro-quo-toets. Doordat deze zaak speelde voordat de Hoge Raad zijn tweetrapstoets had ontwikkeld zijn de feiten niet aan deze toets onderworpen. Dankzij het feit dat zowel de inspecteur als het Hof concludeert dat het doel van de stichting een algemeen belang vormt, verwacht ik dat aan de kwalitatieve toets zal worden voldaan. Mits 90% van de werkzaamheden, direct of indirect, het algemeen belang dienen, heeft deze stichting naar mijn mening recht op de ANBI-status.

Wat betreft de stichting die het festival op een Waddeneiland betreft lijkt het de zaak dat zij dankzij ongelukkige marketingtaal de ANBI-status zijn misgelopen. Het doel van de stichting is gericht op het algemeen belang, en de werkzaamheden dienen dit belang. Het feit dat bij het behartigen van dit algemene belang, tevens een het particuliere belang van de doelgroep wordt gediend, zou hieraan niet in de weg moeten staan. Deze conclusie wordt onderbouwd door het feit dat

vergelijkbare instellingen, zoals stichting Terschellings Oeral Festival, ook de ANBI-status bezitten.