• No results found

Hoe worden de criteria uit de tweetrapstoets door de jurisprudentie ingevuld?

5 Conclusies en aanbevelingen

5.2.3 Hoe worden de criteria uit de tweetrapstoets door de jurisprudentie ingevuld?

De staatssecretaris geeft aan dat het “ANBI-begrip” een open norm is. Het begrip is door je jaren heen ingevuld door de jurisprudentie. Uit de jurisprudentie concludeer ik dat het criterium

“algemeen nut” ruim moet worden geïnterpreteerd. Met enige regelmaat wordt door inspecteurs en lagere rechters beperkt belang gelijkgesteld aan particulier belang, en niet aan algemeen belang. Als enig particulier belang wordt behartigd volgt al snel de conclusie dat er geen sprake kan zijn van algemeen nut. Vaak wordt hierbij verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad dat instellingen met werkzaamheden welke op zichzelf slechts dienstbaar zijn aan een particulier belang, zoals de

ontspanning of het gezellige verkeer, waaraan een bepaalde groep personen behoefte heeft, geen recht hebben op de ANBI status. Toch is de conclusie dat alle activiteiten waarbij ontspanning of het gezellige verkeer een rol speelt slechts het particuliere belang van een bepaalde groep personen behartigt niet gerechtvaardigd. Ook de redenering dat er geen sprake kan zijn van algemeen nut als daarbij ook particuliere belangen worden behartigd is in strijd met arresten van de Hoge Raad.

In de arresten van de Hoge Raad betreffende woningcorporaties en een buurthuis komt het voorgaande duidelijk naar voren. In deze zaken is de inspecteur van mening dat primair de

particuliere belangen van de huurders respectievelijk de buurtbewoners worden behartigd. Hierdoor zou geen sprake zijn van het beogen van algemeen nut door deze instellingen. Na het toepassen van de tweetrapstoets komt de Hoge Raad tot een andere conclusie. De activiteiten van deze instellingen zijn gericht op, en dienstbaar aan, het algemene belang. Zij kwalificeren dus voor de ANBI-status.

Ook in arresten betreffende stichtingen, die zich richten op een studentencomplex, op stadsvernieuwing, op een complex met bejaardenwoningen en op het vervoer van senioren, komt de inspecteur tot de conclusie dat primair particuliere belangen van de doelgroep worden gediend. De Gerechtshoven die deze zaken behandelen komen echter tot de conclusie dat de instellingen een algemeen belang beogen en dat het feit dat particuliere belangen van de doelgroep worden gediend niet de ANBI-status in de weg staat.

Bij een stichting, die als doel heeft het promoten van de muziekstijl R&B, en een stichting, die een festival organiseert waarbij muziek, kunst en film centraal staat, volgt een andere conclusie. Hoewel niet ter discussie staat of de instellingen het algemeen nut beogen komen Hof ’s-

Hertogenbosch en Hof Arnhem-Leeuwarden tot de conclusie, dat primair de particuliere belangen van de bezoekers worden gediend. Dit is echter het gevolg van een onzorgvuldige formulering van beleidsplannen.

De hoge Raad heeft in de jaren 70 en 80 bepaald dat sportverenigingen geen recht hebben op de ANBI-status. De activiteiten van een sportvereniging raken volgens de Hoge Raad niet rechtstreeks het algemeen belang. Toch is het de vraag of dit door de maatschappelijke ontwikkelingen tegenwoordig is gewijzigd.

5.3 Conclusies

Er bestaat veel onduidelijkheid over de invulling van de criteria voor het verkrijgen van de ANBI- status. Dit leidt tot veel jurisprudentie, waar bovendien zeer uiteenlopende uitspraken op volgen. Dit leidt tot onzekerheid bij potentiële ANBI’s. Om meer duidelijkheid te scheppen over de criteria voor het verkrijgen van de ANBI-status is in deze scriptie de volgende centrale vraag onderzocht:

In hoeverre geeft de jurisprudentie een eenduidige invulling van de criteria voor het verkrijgen van de ANBI-status?

Sinds de invoering van de Geefwet op 1 januari 2012 is de ANBI-definitie vastgelegd in art. 5b lid 1 AWR. Een ANBI wordt omschreven als een instelling die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het algemeen nut beoogt. Deze definitie geldt voor alle rijksbelastingen met uitzondering van de omzetbelasting. Ook staat er sinds de invoering van de Geefwet een limitatieve lijst met doelen die als algemeen nuttig worden aangemerkt in de wet. Al in 1926 oordeelde de Hoge Raad dat het algemeen belang gelijk is aan een beperkt algemeen belang, en dat dit moet worden afgezet tegen een particulier belang. Toch bestaat er veel onduidelijkheid over de vraag hoe dit onderscheid moet worden gemaakt.

Om hierover meer duidelijkheid te geven heeft de Hoge Raad in haar arrest van 13 januari 2012 een tweetrapstoets ontwikkeld. Deze tweetrapstoets is gebaseerd op, en gelijk aan, de tweetrapstoets die A-G Wattel formuleerde in de conclusie die tot het arrest van 13 januari 2012 zou leiden. Deze tweetrapstoets bestaat uit een kwalitatief en een kwantitatief vereiste. Het kwalitatieve vereiste houdt in dat de werkzaamheden van de instelling er rechtstreeks op moet zijn gericht om enig belang te dienen. Het kwantitatieve vereiste houdt in dat de werkzaamheden van de instelling het algemeen belang voor minimaal 90% moeten dienen in vergelijking met een paticulier belang. Volgens A-G Wattel is hierbij niet noodzakelijk dat het algemeen belang rechtstreeks wordt gediend. Dit betekent dat wordt voldaan aan het kwantitatieve vereiste als, direct of indirect, het algemeen belang wordt gediend door de werkzaamheden. In de Nota naar aanleiding van het verslag bij de Geefwet omschrijft de staatssecretaris een tweetrapstoets, die feitelijk overeenkomt met de eerder genoemde toetsen.

Bij het kwalitatieve vereiste gaat het om de vraag of de werkzaamheden van de instelling er rechtstreeks op zijn gericht enig (algemeen) belang te dienen. Uit de jurisprudentie concludeer ik dat het begrip algemeen belang een ruim begrip is. “Iedere (nagestreefde) verrijking of verbetering, in materiële of geestelijke zin, van het publiek, is een belang”. ”Men mag niet de eis stellen dat iedereen, of zelfs maar een meerderheid van de bevolking, het eens is met het nut of het belang van de activiteiten”. De staatsecretaris heeft bovendien aangegeven dat het begrip “algemeen belang” een open norm is. De betekenis is door de jaren heen ingevuld door de jurisprudentie. Met enige regelmaat trekken inspecteurs en lagere rechters de conclusie dat een beperkt (algemeen) belang gelijk staat aan een particulier belang. Dit is in strijd met jurisprudentie van de Hoge Raad en enkele gerechtshoven. Ook is gebleken dat het van belang is om zowel de ANBI-aanvraag als de beleidsstukken van instellingen met grote zorg vorm te geven, omdat dit anders de ANBI-status in de weg kan staan. Geconcludeerd kan worden dat het “algemeen nut” criterium een ruim begrip betreft, maar dat dit niet altijd wordt gevolgd door inspecteurs en lagere rechters.

Bij het kwantitatieve vereiste moet het algemeen belang door de werkzaamheden (direct of indirect) in vergelijking met een particulier belang voor minimaal 90% wordt gediend. In een drietal arresten komt de Hoge Raad tot de conclusie dat indien de werkzaamheden onlosmakelijk zijn verbonden met haar doelstelling enig algemeen belang te dienen, in beginsel met betrekking tot die feitelijke werkzaamheden moet worden geconcludeerd dat die het algemeen belang dienen. Commerciële activiteiten hoeven de ANBI-status niet in de weg te staan zolang het fondsenwervende activiteiten betreft. Dit criterium zal in de toekomst nog verder moeten worden uitgewerkt in de jurisprudentie.

5.4 Aanbevelingen

Door de te beperkte invulling die veel inspecteurs en lagere rechters geven aan het begrip “algemeen nut”, komen zij tot de conclusie dat veel potentiële ANBI’s geen recht hebben op de ANBI-status. Dit leidt tot veel onzekerheid onder deze instellingen. Een gevolg hiervan is dat deze potentiele ANBI’s moeten procederen om in aanmerking te komen voor de ANBI-status. Dit kost deze instellingen tijd en geld. Dit lijkt mij een onwenselijke ontwikkeling voor instellingen, die een algemeen nut beogen, en daarmee een bijdragen leveren aan onze maatschappij. Juist bij deze instellingen lijkt het mij van belang dat zij hun tijd en geld kunnen investeren in het algemeen belang dat zij beogen. Dit blijkt ondermeer uit de in deze scriptie behandelde jurisprudentie waarbij de belanghebbende in hoger beroep of cassatie vaak alsnog gelijk kregen. Naar mijn mening zou het dan ook terecht zijn als de Belastingdienst en de lagere rechtbanken in de toekomst uitgaan van een ruimer algemeen nut begrip.