• No results found

Judendurchgangslager’ Vught

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 8 (pagina 140-143)

Het Judendurchgangslager Vught (afgekort: het JD L Vught) is, zoals uit ons vorige hoofdstuk bleek, een onderdeel geweest van het gelijknamige con­ centratiekamp en wij hebben, toen wij dat kamp beschreven, van het

Judendurchgangslager al het een en ander meegedeeld. Ronden wij dat beeld

nu af, dan merken wij allereerst op dat de oprichting van het Judendurch­

gangslager een van de vele door de bezetter toegepaste middelen geweest is

om bij een deel van de Joden valse hoop te wekken dat zij, in tegenstelling tot anderen, niet gedeporteerd zouden worden - een van de middelen dus ook om de verdeeldheid in Joodse kring aan te wakkeren. W at die valse hoop betreft: de voorzitters van de Joodse Raad, Cohen en Asscher, deelden op i maart '43 na een gesprek met Lages en andere Duitsers aan de leidende functionarissen van de Joodse Raad mee: ‘De bedoeling van de Duitse autoriteiten is nu duidelijk: er zullen drie ghetto’s komen: één te Vught, één te Westerbork en tenslotte één te Auschwitz.’1 ‘Vught stond voorop’ , schreven wij, toen wij deze passage in deel 6 aanhaalden. Geen wonder! Vier dagen eerder, op 25 februari, was in de vergadering van de Joodse Raad uitdrukking gegeven aan de verwachting dat het Joodse kamp te Vught (dat het als doorgangskamp bedoeld was, werd niet beseft) ‘misschien tot vijftigduizend uit te breiden (zou) zijn’2 - vijftigduizend bewoners.

E r zijn nooit meer dan ca. negenduizend Joden tegelijk in het JD L Vught geweest. Dit aantal werd begin mei '43 bereikt. Men was van midden januari af het J D L (die aanduiding willen wij in deze paragraaf aanhouden3) gaan vul­ len met Riistungsjuden: Joden die mèt hun gezinsleden gesperrt geweest waren, d.w.z. voorlopig van deportatie gevrijwaard, op grond van hun werk aan Duitse orders. In april '43 kwamen daar ca. vierduizend Joden ‘uit de

pro-1 J R - C C : Notulen, pro-1 maart pro-1943, p. pro-1. aJ R : Notulen, 25 febr. pro-1943,p .i . 3 Het Judendurchgangslager Westerbork kunnen wij in ons werk zonder bezwaar als ‘Westerbork’ weergeven, maar als wij het Judendurchgangslager Vught zouden weergeven met ‘Vught’, zou verwarring met het concentratiekamp Vught kunnen ontstaan.

O P R I C H T I N G V A N H E T J Dl’ V U G H T

vincie’ bij en in de maanden mei tot september '43 werden nog eens ca. drie- duizenddriehonderd Joden het JD L binnengevoerd - van die laatsten weten wij niet, uit welke plaatsen o f delen des lands zij afkomstig waren. Nagenoeg van meet a f aan was het JD L evenwel niet alleen een oord waar Joden

binnenkwamen maar ook een waaruit zij weggevoerd werden: eind januari '43

al meer dan vierhonderd naar Westerbork, eind februari bijna tweehonderd, ook al naar Westerbork, en dan vonden er, na nieuwe transporten in maart en april, van mei tot september vele kleine en enkele grote transporten naar Westerbork plaats die tezamen tienduizendvijfhonderd Joden telden. Er waren per 1 oktober '43 nog maar ca. achttienhonderd Joden in het JD L aanwezig. Tot die achttienhonderd behoorden de Diamantgruppe (Joden van wie sommige Duitsers wensten dat zij in het JD L een diamantslijperij zouden bemannen: met hun gezinsleden ca. tweehonderd personen) en de in het Philips-Kommando opgenomen groep die omstreeks die tijd, gezinsleden inbegrepen, ca. vierhonderd personen telde. Dat waren de enige twee groepen die in het JD L mochten blijven toen op 15 november '43 een groot transport van elfhondcrdvijftig Joden rechtstreeks naar Auschwitz vertrok. De

Diamantgruppe is later naar Westerbork overgebracht - de ietwat uitgebreide

Philips-groep bleef over; haar deportatie naar Auschwitz (3 juni '44) heeft het einde van het JD L betekend.

W at de Duitse kampleiding betreft: de Joden in het JD L hadden met dezelfde S S ’ers (en SS-Aufseherinnen) te maken als de andere gevangenen in Vught. E r was die S S ’ers voorgeschreven dat zij in het gehele kamp met matiging moesten optreden en dat heeft zijn invloed gehad op de situatie in het J D L ; omgekeerd kan de matiging in de niet-Joodse delen van het kamp bevorderd zijn door het feit dat ook in dat JD L met matiging moest worden opgetreden; toen het gevormd werd, was in Westerbork al gebleken dat het deportatieproces vlotter verliep naarmate de bezetter mishandelingen achterwege liet. Inderdaad kwamen mishandelingen in het JD L maar zelden voor - een van de SS-onderofficieren, een Scharführer, wordt in herinneringen zelfs beschreven als een ‘keurige, correcte baas, die werkelijk respect voor de Joden had’ : deze man keurde goed dat in het JD L Joods Pasen gevierd werd en bleef bij die hele viering aanwezig, waarbij het verhaal van de uittocht uit Egypte gedeelte na gedeelte voor hem vertaald moest worden.1 Wij

1 Vught, poort van de hel! Oorlogsherinneringen van ’n Jood (1945), p. 48, 50.

GEDEI’O R T E E R D E J O D E N

hebben geen behoefte, verdere gegevens over die S S ’e rs te vermelden: de persoonlijke opvattingen en de houding van elk hunner waren slechts van uiterst ondergeschikte betekenis; tezamen maakten zij deel uit van een grote organisatie tot het deporteren van Joden welke met opmerkelijke vlotheid opereerde.

D oor die S S ’ers nu was de interne leiding van het JD L (Lageraltesten,

Blockaltesten, enz.) aan Joden opgedragen. De positie van Lageraltester I was

daarbij aan een Duitse Jood toevertrouwd (wellicht omdat dat de Duits sprekende S S goed gelegen kwam ): Richard Süsskind, een oud-zakenman op textielgebied; onder hem fungeerde een tweede Duitse Jood, de jurist dr. Arthur Lehmann, als Leiter der inneren Verwaltung und Lagerschreiber I. Süsskind werd (wij weten niet als gevolg van welke gebeurtenissen) eind oktober '43 ten val gebracht. ‘De almachtige’ , noteerde David Koker, ‘die een privé-privaat had . . . die uitdrukkelijk rookte, als het anderen verboden w a s. . . , die hier überhaupt in een soort Urvater-positie leefde (hij beschermde het kamp, maar het kamp was hem ook dienstbaar, hij kon van alle J R 1 zendingen zijn deel nemen, omdat eigenlijk alles van hem was), hij sjouwt op het ogenblik stenen.’ 2

Dr. Lehmann werd Süsskinds opvolger.

D e functie van Süsskind en Lehmann verschilde in zoverre van die van de Joodse kampleiding van Westerbork dat door hen niet, zoals in Westerbork geschiedde, bepaald werd, wie naar het oosten gedeporteerd zouden worden: in het JD L deelde de S S mee welke groepen moesten verdwijnen. E r was dan ook in het J D L minder animositeit tegen Süsskind en vooral minder tegen de bij uitstek menselijk optredende Lehmann dan inWesterbork tegen de aldaar fungerende kampleiding. Maar Süsskind en Lehmann bezaten belangrijke privileges en waren Duitsers wier ‘militaire manieren’ (Koker zag ze als ‘noodzakelijk’3) van de aanvang a f bij veel Nederlandse Joden aanstoot wekten. Toen een in het JD L opgesloten gemengd-gehuwde Jood in juli '43 ontslagen werd op grond van zijn toezegging dat hij zich in Amsterdam zou laten steriliseren, werd hem voor zijn vertrek door, zo schreef hij, ‘tientallen Joden . . . verzocht, onmiddellijk na de wapenstilstand contact te zoeken met de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie, teneinde aan te dringen op een verblijfsverbod voor Duitse Joden in Neder­ land.’4

1 Joodse Raad. 2 D. Koker: Dagboek geschreven in Vught, p. 187 (1 nov. 1943). 3 A.v., p. 47 (23 febr. 1943). 4 Vught, poort van de hel, p. 76.

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 8 (pagina 140-143)