• No results found

Gedeporteerde Joden

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 8 (pagina 126-140)

Het deporteren van Joden is in ons land begonnen eind februari ’4 1 en heeft voortgeduurd tot september '44: eind februari '41 zijn bijna vierhonderd Joden, die nagenoeg allen gearresteerd waren bij de razzia’s welke op 22 en 23 februari in de Amsterdamse Jodenhoek plaatsgevonden hadden, uit het concentratiekamp Schoorl naar Buchenwald getransporteerd, en in de eerste helft van september '44 zijn uit het Judendurchgangslager Westerbork nog deportatietreinen vertrokken naar drie kampen: Auschwitz, Bergen-Belsen en Theresienstadt.

Laat ons eerst het deportatieproces als geheel weergeven, zulks vooral aan de hand van de onderzoekingen van het Informatiebureau van het Neder­ landse R od e Kruis.1

D e Amsterdamse razzia-slachtoffers zijn, voorzover zij niet in Buchenwald bezweken waren, in Mauthausen terechtgekomen en naar datzelfde kamp zijn in '41 nog meer razzia-slachtoffers gevoerd: ca. driehonderd uit Amster­ dam in juni en ca. tweehonderd uit het oosten des lands in september en oktober. O ok uit het concentratiekamp Amersfoort zijn, vermoedelijk van eind '41 af, Joden naar Mauthausen gevoerd, in totaal ca. achthonderdvijftig. Deze transporten uit Amersfoort hebben plaatsgevonden tot eind november '42 (nadien werden de Joden die in Amersfoort terechtkwamen, via Wester­ bork naar Auschwitz o f Sobibor gedeporteerd). Hoe nagenoeg al die Joden in Mauthausen afgemaakt zijn, beschreven wij in hoofdstuk 5 - wij komen er in dit hoofdstuk niet op terug. E r zijn evenwel in de periode ’40-’42 ook nog Joden uit ons land naar andere concentratiekampen in Duitsland gevoerd: o.m. vijf-en-twintig vrouwen en meisjes naar Ravensbrück (de z.g. Rassen-

schande-gevallen waarvan de mannen via Amersfoort in Mauthausen beland­

1

Van het Informatiebureau van het Nederlandse R ode Kruis zijn van 1947 af de

volgende studies verschenen:

Auschwitz, dl. I: Het dodenboek van Auschwitz

(1947);

Auschwitz, dl. II: De deportatietransporten van

15

ju li 1942 t.e.m. 24 augustus 1942

(1948)

; Auschwitz, dl. III: De deportatietransporten in de z.g. Kosel-periode (28 augustus

t.e.m. 12 december 1942)

(1952);

Auschwitz, dl. IV : De deportatietransporten in 1943

(1953);

Auschwitz, dl. V: De deportatietransporten in 1944

(1953);

Auschwitz, dl. VI: De afvoertransporten uit Auschwitz en omgeving naar het noorden en het westen, en de grote evacuatietransporten

(1952)

; Sobibor

(1947).

O V E R Z I C H T D E R D E P O R T A T IE S

den) en een aantal mannen, wellicht enkele tientallen, naar Buchenwald, Dachau en Neuengamme. Voorzover zij nog in leven waren, zijn al deze Joden, naar vage schatting ca. honderd1 (onder hen ook enkelen uit Maut- hausen), in de herfst van '42 naar Auschwitz getransporteerd. Himmler had toen namelijk bepaald dat de Joden uit alle concentratiekampen naar Ausch­ witz en Majdanek overgebracht moesten worden. De uit Nederland afkom- stigen zijn, voorzover bekend, louter in Auschwitz terechtgekomen. Het aantal overlevenden is niet bekend.

N og twee andere groepen Joden uit Nederland waarvan wij de omvang niet precies weten, zijn in Auschwitz beland: Joden die in gevangenissen o f tuchthuizen in Duitsland zaten en krachtens de regelingen die

Rcichsjustiz-1 Toen wij in deel 6 (hoofdstuk 4, aan het slot van de paragraaf‘Hulp aan Joden’) een schatting maakten van het aantal Joodse onderduikers (omstreeks vijf-en- twintigduizend), hebben wij in onze becijfering een gegeven opgenomen dat wij ontleenden aan een brief die Zöpf, chef van het Referat I V B 4 in Den Haag, op 27 april '43 gestuurd heeft aan Eichmanns bureau in Berlijn. Daarin vermeldt Z ö p f dat tot die datum, ‘Ziffern abgerundet’. vierduizend Joden uit Nederland naar

‘reichsdeutsche Konzentrationslager’ overgebracht en acht-en-vijftigduizend ‘ in 60 Sonderzügen zum Arbeitseinsatz nach dem Osten' getransporteerd waren. Inderdaad hadden t.e.m. 20 april '43 zestig deportatietransporten uit Nederland plaatsgevonden cn daarmee waren, om precies te zijn, acht-en-vijftigduizendacht-en-twintig personen gedeporteerd. Zijn er nu inderdaad daarenbovenvierduizend Joden naar

‘reichsdeutsche Konzentrationslager’ overgebracht?

In tegenstelling tot wat wij aannamen toen wij deel 6 schreven, is ons antwoord nu: neen. Wat Z ö p f geschreven heeft, kan, mede in het licht van onze gegevens over het concentratiekamp Amersfoort, niet juist zijn.

Z ö p f is, zo veronderstellen wij thans, tot het cijfer vierduizend gekomen door bij elkaar te tellen: dc slachtoffers van de razzia’s uit '41 in Amsterdam: zeshonderd- negentig, en in het oosten des lands: ca. tweehonderd, de rechtstreeks uit Amersfoort naar Mauthausen gedeporteerden: ca. achthonderdvijftig, ca. driehonderdtwintig gevangenen uit Amersfoort die op 16 juli '42 als deel van het tweede deportatie­ transport (het gold als een apart transport) naar Auschwitz gezonden werden (die mannen zijn niet in Westerbork geweest) en, uit Westerbork, bijna negentien- honderdvijftig z.g. strafgevallen die met prioriteit en bij wijze van ‘straf’ naar Auschwitz gezonden werden dat immers óók een van de 'reichsdeutsche Konzen­ trationslager’ was. Men komt, deze vaststaande groepen optellend, tot een totaal van vierduizendtien.

Onze conclusie is dat in Zöpfs overzicht een dubbeltelling voorkomt: hij heeft de negentienhonderdvijftig strafgevallen (wier aantallen hem door de Lagerkommandant

van Westerbork steeds apart opgegeven werden) meegeteld zowel in de vierduizend die naar ‘reichsdeutsche Konzentrationslager’ als in de acht-en-vijftigduizend die

‘zum Arbeitseinsatz nach dem Osten’verdwenen waren. Hier vloeit uit voort dat wij eigenlijk onze schatting van het aantal Joodse onderduikers met tweeduizend zouden moeten verhogen. Er steken evenwel in die schatting zoveel onzekere elementen dat wij het maar bij de ca. vijf-en-twintigduizend onderduikers laten.

G E D E P O R T E E R D E J O D E N

minister Thierack in september '42 en april '43 met Himmler getroffen had,

naar Auschwitz (of Majdanek) overgebracht moesten worden (misschien waren ook dit er uit ons land omstreeks honderd)1, en Joden die in bezet België en bezet Frankrijk gegrepen waren: bij razzia’s, als vluchtelingen die naar Zwitserland o f Spanje onderweg waren, als deelnemers aan het illegale werk o f als personen die wegens overtreding van voor Joden geldende bepalingen gearresteerd waren. In België en Frankrijk werden de meesten van die om welke reden ook gepakte Joden in de tegenhangers van Wester­ bork geconcentreerd: in België was dat een oude militaire kazerne in Mechelen, in Frankrijk de kazerne van de Gendarmerie Nationale te Drancy bij Parijs. E r hebben zich dus in de transporten die van juli '42 a f Mechelen en Drancy met bestemming Auschwitz en Sobibor verlieten, Joden uit Nederland bevonden: bij elkaar wellicht omstreeks tweeduizend.2 Het aantal overlevenden is niet bekend.

W ij hebben tot dusver over naar verhouding kleine groepen geschreven: veruit de meeste Joden zijn uit ons land gedeporteerd via Westerbork. De eerste deportatietrein heeft Westerbork3 verlaten op 15 juli '42 en er hebben met inbegrip van dat eerste transport, om te beginnen, met grote regelmaat tot 23 februari '43 51 transporten naar Auschwitz plaatsgevonden. Die regelmaat werd alleen in de periode van 12 december '42 tot 1 1 januari '43 onderbroken doordat de Deutsche Reichsbahn toen alle treinen nodig had voor het vervoer van Duitse militairen die met Kerstverlof naar de Heimat gingen. Afgezien van die periode van ruim vier weken vertrokken er uit Westerbork dus gemiddeld bijna twee deportatietreinen per week. Naast deze transporten uit Westerbork is er, op 22 januari '43, het aparte transport

1 Seyss-Inquart is Himmler en Thierack nog voor geweest: hij gaf in juni '42 als richtlijn aan dat Joden die door een Duitse rechtbank tot een gevangenisstraf van drie maanden o f langer veroordeeld waren, onmiddellijk aan de ‘SD’ overgedragen moesten worden, 'zur Einleiting sicherheitspolizeilicher Massnahmen’ (‘Bericht an den

Herrn Reichskommissar über die Behandlung der Judenfrage im Bereich des General- kommissars für Verwaltung und Justiz’, 25 juni 1942, p. 4 (VuJ, H A Justiz, 3 h)).

Die 'Massnahmen’ hielden in dat de betrokkenen als ‘strafgevallen’ naar Westerbork gezonden en vandaar met prioriteit naar het oosten gedeporteerd werden. 2 Er zijn uit België ca. zes-en-twintigduizend Joden gedeporteerd; onder hen hebben zich een kleine duizend Joden bevonden die uit Nederland afkomstig waren. De cijfers voor Frankrijk zijn minder volledig doordat van ca. dertigduizend van de ruim zeventigduizend gedeporteerde Joden niet bekend is, welke nationaliteit zij hadden. Onder diegenen van wie de nationaliteit wèl bekend is, bevonden zich bijna zeshonderd uit Nederland afkomstige Joden en het lijkt verantwoord, het cijfer 600 tot 1000 te verhogen. 3 Eigenlijk: Hooghalen.

O V E R Z I C H T D E R D E P O R T A T IE S

geweest, hoofdzakelijk van Joodse krankzinnigen, uit Apeldoorn - ook toen was Auschwitz de bestemming. In totaal zijn van midden juli '42 tot eind februari '43 met 52 transporten bijna zes-en-veertigduizendvijfhonderd Joden uit ons land naar Auschwitz op transport gegaan. Zij zijn niet allen in Auschwitz aangekomen. Men heeft namelijk in de periode 28 augustus t.e.m. 8 december '42 18 van de 28 deportatietreinen uit Westerbork laten stoppen in Kosel (zie kaart VII op pag. 792), ca. 80 km. voor Auschwitz (hetzelfde is in die tijd met deportatietreinen uit Mechelen en Drancy ge­ schied) en daar heeft men de jongens en mannen tussen ca. vijftien en ca. vijftig jaar gedwongen uit te stappen; zij zijn in eerste instantie in werk­ kampen in de buurt van Kosel terechtgekomen die pas anderhalf jaar later, op 1 april '44, Aussenkommandos werden van Auschwitz (t.w. van Auschwitz III: Monowitz) o f van Gross-Rosen. Men dient de ca. drieduizendvijf- honderdveertig jongens en mannen die in Kosel moesten uitstappen, dus als een aparte groep te zien: de ‘Kosel-groep’ - wij zullen de lotgevallen van die groep ook apart beschrijven, waarbij wij nu reeds opmerken dat ook daar­ uit velen gestorven zijn in wat wij in hoofdstuk 1 de ‘derde fase’ genoemd hebben (de fase van de evacuatie-transporten, de evacuatie-marsen en de epidemieën): in de laatste oorlogsmaanden dus. Volgens de onderzoekingen van het Informatiebureau van het Nederlandse R od e Kruis zijn honderdeen- en-tachtig leden van de Kosel-groep in leven gebleven.1

Van midden juli '42 tot eind februari '43 zijn in Auschwitz bijna drie-en- veertigduizend gedeporteerden uit Nederland aangekomen; er waren in '45 vijf-en-tachtig overlevenden.

N a begin maart '43 werd niet Auschwitz het bestemmingsoord van de regelmatige transporten uit Westerbork, maar het Vernichtimgslager Sobibor (zie kaart II op pag. 57). Gemmeker, de Lagerkommandant van Westerbork, heeft na de oorlog verondersteld dat die wijziging zou hebben plaats­ gevonden omdat toen in Auschwitz vlektyphus heerste (‘en wanneer Ausch­ witz weer klaar was, zouden dc mensen weer daarheen gaan’2) - inderdaad, er heeft in Auschwitz-Birkenau van februari tot april '43 een

vlektyphus-1 Wanneer wij hier en elders in dit hoofdstuk spreken van ‘overlevenden’ , bedoelen wij diegenen die in '45 en volgende jaren aan het Informatiebureau van het Neder­ landse Rode Kruis bekend waren als ‘teruggekeerden’. Dat begrip sloot diegenen in die zich, voorzover aan het Rode Kruis bekend, na de oorlog in andere landen dan Nederland gevestigd hadden, maar het is denkbaar dat er overlevenden geweest zijn omtrent wie het Rode Kruis in '45 en volgende jaren geen inlichtingen ontving; hun aantal moet dan zeer gering zijn geweest. 2 Boom, subcommissie Drente: p.v. inz. A. K. Gemmeker (4 juni 1948), p. 39 (Doc I-520, a-i). Verder aan te halen als: Verhoren inz. Gemmeker.

G E D E P O R T E E R D E J O D E N

epidemie geheerst, maar deze en de beide andere vlektyphus-epidemieën die er gewoed hebben, hebben geen enkel effect gehad op de frequentie van de deportatietreinen die er uit tal van landen aankwamen. E r moet dus een andere reden zijn geweest voor de aangegeven wijziging. Men moet, dunkt ons, die reden niet zoeken binnen het ressort van de Deutsche Reichsbahn (Sobibor lag anderhalve dag reizen verder dan Auschwitz) maar binnen dat van het organisatorische centrum van de Endlösung: Eichmanns Referat

I V B 4, dat er bij uitstek op bedacht was, de gaskamer-capaciteit die in zes

kampen ter beschikking stond (Chelmno, Belzee, Sobibor, Treblinka, Majdanek en Auschwitz-Birkenau) zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Hoe dat zij, van begin maart tot eind juli '43 zijn uit Westerbork 19 treinen naar Sobibor vertrokken (één trein per week) met in totaal ruim vier-en-dertig- duizenddriehonderd gedeporteerden. E r waren negentien overlevenden.

Van augustus '43 tot september '44 was Auschwitz weer de bestemming van de deportatietreinen uit Nederland: 14 uit Westerbork, 2 uit Vught. W at de Westerbork-transporten betreft: van 24 augustus t.e.m. 2 1 september '43 vertrok één trein per week, in oktober en november vertrok er één per maand en de deportaties stonden stil van 16 november '43 tot 25 januari '44 omdat toen in het kamp kinderverlamming heerste en in verband met de Kerstverlof-transporten. Op 25 januari, 8 februari, 3 en 23 maart en 5 april vertrokken weer deportatietreinen, maar nadien vonden nog maar twee transporten plaats: op 19 mei en op 3 september. In totaal zijn van 24 augustus '43 t.e.m. 3 september '44 ruim twaalfduizend personen uit Wes­ terbork naar Auschwitz gedeporteerd, onder wie zich op 19 mei '44 twee- honderdvijf-en-veertig Zigeuners bevonden. E r waren onder de Zigeuners ca. vijf-en-vijftig overlevenden, onder dc Joden vijfhonderdacht-en-tachtig. D e twee transporten uit Vught vonden plaats op 15 november '43 en 3 juni '44; er waren uit het eerste transport, dat elfhonderdvijftig personen telde, acht-en-dertig overlevenden, uit het tweede, het ‘Philips-transport’, gehjk reeds in ons vorige hoofdstuk vermeld, honderdzestig overlevenden op bijna vijfhonderd gedeporteerden.

U it Westerbork, Apeldoorn en Vught tezamen zijn dus ruim vier-en- negentigduizendvierhonderd Joden naar Kosel, Auschwitz en Sobibor gedeporteerd1 en van hen hebben duizendeen-en-zeventig (ruim e lf op dc

1 E r hebben zich onder hen enkele niet-Joden bevonden. W ij weten dat zich begin augustus ’42 uit Meppel Willem Kei, een niet-Joodse jongeman, bij zijn Joodse verloofde in Westerbork voegde om samen met haar gedeporteerd te worden (beiden zijn omgekomen) - er kunnen zich nog enkele gevallen van dien aard voorgedaan hebben; ook enkele niet-Joden die in o f bij Westerbork op het bieden van clandestiene hulp aan Joden betrapt zijn, zijn bij wijze van straf wel in een

depor-O V E R Z I C H T DER D E P depor-O R T A T IE S

duizend) de oorlog overleefd; trekt men de Kosel-groep en het ‘Philips- transport’ af, die beide buiten het ‘normale’ beeld vallen, dan zijn er op bijna negentigduizendvierhonderd gedeporteerden zevenhonderddertig over­ levenden: acht op de duizend.

N u hebben wij tot dusver alleen geschreven over de deportaties naar Mauthausen, Kosel, Auschwitz en Sobibor, maar wij mogen Theresien- stadt en Bcrgen-Belsen niet vergeten. Bij de functie van beide kampen ston­ den wij reeds stil in deel 6 (hoofdstuk 4, in de paragrafen ‘Candidaten voor emigratie’ en ‘Bestemd voor Theresienstadt’) - wij komen er later in dit hoofdstuk op terug.

Naar het Altersghetto Theresienstadt zijn in april '43 uit Amsterdam bijna driehonderd Duitse Joden gedeporteerd (hoofdzakelijk hoog gedecoreerden en zwaargewonden uit de eerste wereldoorlog, samen met hun gezinnen, behoudens de kinderen die vijftien jaar o f ouder waren) en daarop zijn, maar nu uit Westerbork, nog zes transporten gevolgd: één in september '43 (dat eerst in Bergen-Belsen belandde - vandaar zijn de meesten in januari '44 naar Theresienstadt overgebracht) en v ijf in '44, het laatste op 4 september. Daar­ enboven zijn in november '44 nog acht-en-veertig uit ons land afkomstige Joodse weeskinderen met drie begeleiders uit Bergen-Belsen naar Theresien­ stadt getransporteerd. In totaal zijn direct o f via Bergen-Belsen uit ons land bijna vierduizendnegenhonderd Joden Theresienstadt binnengevoerd.

Waarom zijn niet ook zij onmiddellijk naar Auschwitz o f Sobibor ge­ deporteerd?

Een antwoord op die vraag geeft, bij wijze van voorbeeld, de bewaardge- bleven groepsindeling van het Theresienstadt-transport van 18 januari '44 dat achthonderdzeventig personen telde. Daartoe behoorden, blijkens die indeling (een stuk van I V B 4-Den Haag), dertien Duitse ex-miütairen uit de eerste wereldoorlog met hun gezinsleden (honderdachttien personen), ‘Juden mit

Verdiensten um das Reich nebst ihren Angehörigen (drie-en-vijftig personen), ‘Geltungsjuden (half-Joden die wegens hun huwelijk o f lidmaatschap van een

Joodse kerkelijke gemeente als Volljuden golden), ‘Angehörige von Juden die

in deutscher Kriegsgefangenschaft sind, Juden deren Angehörige ins neutrale Ausland

tatietrein gestopt. Zo zouden op 29 mei '43 in de z.g. strafbarak van Westerbork drie niet-Joden opgesloten zijn, ‘voorzien’, aldus Ph. Mechanicus in zijn dagboek, ‘van Jodenster en s(traf)-band. Een hunner kwam zijn Joodse vrouw een pakje brengen en is met twee zijner vrienden in het kamp doorgedrongen. Zij gaan als Joden­ vrienden op transport naar het oosten. Pikant detail: een hunner is een N S B ’er; hij had zijn speldje op.’ (Ph. Mechanicus: In dépêt. Dagboek uit Westerbork (1964), p. 18). Is het verhaal juist, dan is het natuurlijk heel wel mogelijk dat de man met het NSB-speldje dat speldje louter ter misleiding opgedaan had.

G E D E P O R T E E R D E J O D E N

geivandert sind, Mischehenpartner u sw ’ (zeventig personen), ‘Jüdische Elternteile aus nicht mehr bestellenden Mischehen mit halbarischen Kindern (vijf-en-veertig

personen), ‘Kinder deren Eltern sich in Theresienstadt befinden’ (acht-en-vijftig personen) - en dan komen tenslotte twee groepen welker omschrijving bij­ zondere aandacht verdient: ‘Eltern von Personen die sich um die Entjudung der

Niederlande und das Lager Westerbork verdient gemacht haben’ (honderdeen-en-

veertig personen) en ‘Juden die sich um den Aujbau und den Lagerbetrieb von

Westerbork verdient gemacht haben, nebst ihren Angehörigen (driehonderd vijf-en-

tachtig personen); bij die laatste twee groepen staat nog aangetekend dat het transport geschiedde krachtens de ‘mündliche Zusage von SS-Obersturmbann-

fiihrer Eichmann anliisslich seiner Anwesenheit in Den Haag’1 - Eichmann was

daar in november '43 geweest. W ij constateren dat Eichmann persoonlijk de bevordering van de ‘Entjudung der Niederlande’ ‘beloond’ heeft met depor­ tatie naar Theresienstadt - een ‘gunst’ die, menen wij, door hem als tijde­ lijk bedoeld was.

Behalve andere leden van de bovengenoemde groepen zijn met de overige transporten naar Theresienstadt ook o.m. afgevoerd ‘Personen’ (niet dus hun ouders) ‘die sich um die Entjudung der Niederlande und das Lager Westerbork

verdient gemacht haben’ (onder wie prof. Cohen, die diegenen die op zijn

persoonlijke lijst stonden, mocht meenemen), ca. driehonderd Portugese Joden2, ruim vierhonderd Protestantse Joden, en een groot deel van de ca. zeshonderdzestig Joden die tot eind september '43 in twee gebouwen in Bameveld geïnterneerd geweest en toen naar Westerbork overgebracht waren. De leden van die ‘Bameveld-groep’ dankten hun bevoorrechte positie aan het feit van hun inschrijving op de door de secretarissen-generaal Frederiks en van Dam bij de bezetter ingediende lijsten.

Het is met de meeste naar Theresienstadt gedeporteerde Joden slecht afgelopen: er zijn daar, kennelijk op uitdrukkelijke wens van Seyss-Inquart (die zijnerzijds toezeggingen gedaan had aan de protestantse kerkgenoot­ schappen en aan de secretarissen-generaal Frederiks en van Dam) twee groepen blijvend beschermd: de protestantse groep en de Bameveld-groep3 1 Brief, 24 jan. 1944, van IV B 4-Den Haag aan de Kommandantur des Lagers There­ sienstadt(H S S u P F, 182 d). 2 Dit was de groep waaromtrent Z ö p f en Herbert Aust, de vertegenwoordiger van het SS-Rasse- und Siedlungshauptamt in Rauters staf, op 20 februari '44 bij een inspectie in Westerbork geconstateerd hadden dat zij, aldus Aust, uit ‘rassisches Untermenschentum'bestond. 8 In juni '44 hadden Frederiks en van Dam vernomen dat Rauter van plan was, de Bameveld-groep naar There­ sienstadt over te brengen. Beiden protesteerden daartegen (er was hun in '42 de toezegging gedaan dat de groep in Nederland zou blijven) en Frederiks drong er in zijn brief van 17 juni '44 bovendien op aan dat aan de Bameveld-groep, die toen in Westerbork opgesloten zat, nog drie Joden toegevoegd zouden worden. Rauter

DEPORTATIES NAAR THERESIENSTADT

(beide behoudens de Duitse emigranten onder hen, tezamen ongeveer honderd personen). U it alle andere groepen zijn evenwel, voorzover zij niet (als prof. Cohen) in Theresienstadt een nieuwe bescherming hadden kunnen vinden, velen naar Auschwitz gedeporteerd: voorzover bekend, ca. drie- duizendtien personen; dezen zijn nagenoeg allen omgekomen - er zijn driehonderddrie-en-twintig overlevenden. W at de overige naar There­ sienstadt gedeporteerden betreft: er zijn (naar schatting) tweehonderddertig in het Altersghetto overleden, ruim vierhonderddertig mochten tot hun stom­ me verbazing begin februari '45 plaatsnemen in een trein die hen naar Zwitser­ land bracht (de achtergrond van dit transport zullen wij in deel 10 weer­ geven) en twaalfhonderdtwee-en-twintig zijn in Theresienstadt bevrijd.

N u Bergen-Belsen.

Dit kamp was een Austausch-Lager: detentie-oord van Joden die uitge­ wisseld konden worden tegen Duitse staatsburgers die in den vreemde woonden o f daar geïnterneerd waren. Daarenboven achtte het Auswcirtige

Amt het van belang om in Bergen-Belsen Joden te concentreren die men als

burgers van overzeese staten niet naar die staten terug kon zenden maar ook niet naar de vernietigingskampen kon sturen, o f die belangrijke relaties in den vreemde hadden waarvan Duitsland te eniger tijd zou kunnen profiteren. Alle verwikkelingen die zich daarbij voorgedaan hebben, zullen wij hier niet

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 8 (pagina 126-140)