• No results found

geloof ook beslist dat hij bij zichzelf overwoog dat het beter was dat hij sloeg dan dat de Duitsers het deden.’1

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 8 (pagina 29-111)

Hofman zelf wees het standpunt van Hurkmans en Eegdeman, als door hem weergegeven, af. Hofman heeft volgens ds. F. J. Krop2 samen met o.m. een Geus die in Amersfoort Blockciltester was, tot diegenen behoord die een complot van Hurkmans, Eegdeman en anderen verijdeld hebben om Krop, die vóór de oorlog in kerkelijke kringen fel tegen de Sowjet-Unie geageerd had, eerst in de bunker van Amersfoort te brengen en hem vervolgens daar te liquideren.3 Overeenkomstige ervaringen had Frans Goedhart, de oprich­ ter van Het Parool, die in '34 uit de C P N geroyeerd was omdat hij zich tegen de laster verzet had die van communistische kant over van der Lubbe ver­ spreid werd. ‘Ik ben een keer’, vertelde hij in '74, ‘in Amersfoort op het randje van de dood geweest. Dysenterie. Dan loop je leeg en zonder medi­ cijnen ben je gedoemd te sterven. De Kapo van het Revier’ (Bannink jr., over wie door veel andere gevangenen gunstig geoordeeld is) ‘was een commu­ nist. Toen ik naar hem toeging, zei h ij: ‘Wat doe je hier, vuile renegaat, we zullen jou wel fertigmachen.’ Later bracht de kamparts, een N S B ’er’ (Klomp) ‘me naar de ziekenzaal. De Joodse arts Herman de la Parra uit Bussum heeft bij de S S opium gegapt en zo mijn leven gered.’4 Goedhart was overigens in Vught (waar Hurkmans na enige tijd opnieuw Lageraltester I werd en Eegdeman Kapo van de quarantaine-barak) zijn leven al evenmin zeker en volgens hem hebben in datzelfde kamp enkele communisten pogingen voor­ bereid om dr. H. B. Wiardi Beekman, vóór de oorlog hoofdredacteur van de bladen van de Arbeiderspers, uit de weg te ruimen, aangezien zij in hem, aldus Goedhart jegens de Enquêtecommissie, ‘een klassevijand zagen, een reformist, een sociaal-fascist.’5 Wiardi Beekman werd ook in Dachau, waar­ heen hij in mei '44 overgebracht werd, weer danig door communisten dwarsgezeten.

1 K. Hofman: ‘Verslag’ (25 jan. 1951), p. 6. 2 Krop was op 18 oktober '42 in Rotterdam gearresteerd bij de overval van de Rotterdamse politie op de verzets- groep-Hamelink in het gebouw ‘Geloof en Vrijheid’ ; wij beschreven die overval in deel 6, hoofdstuk 3 in de paragraaf‘Eerste falsificatie- en verzorgingsgroepen’. 3 F .J. Krop: Gevangenis en concentratiekamp. C : Amersfoort (z.j.), p. 14 -17. 4 F .J. Goedhart in De Nieuwe Linie, 24 april 1974. 6 Getuige F .J. Goedhart, Enq., dl. IV c, p. 673.

C O N C E N T R A T I E K A M P E N IN N E D E R L A N D

E r werd in Amersfoort veelvuldig gestraft, meestal in dier voege dat ge­ vangenen, zonder enig eten te krijgen, vele uren o f een nacht staande moes­ ten doorbrengen op een afgerasterd veld bij de ingang (‘am Tor), dat later ‘dc Rozentuin’ genoemd werd. Volgens de notities in de Diensttagebücher van de Rapportfiihrer werd die straf in ‘de Rozentuin’ gemiddeld om de drie o f vier dagen opgelegd, soms aan één gevangene, soms aan een groep, maar wanneer men de notities van Folmer leest, dan blijkt dat in de ruim twee maanden waarin hij in het kamp opgesloten zat (van medio maart tot eind mei '42) vrijw el geen dag voorbijging dat niet sommige o f zelfs tientallen gevangenen, vooral ook Joden, ‘am Tor' moesten staan. Eind juni '42 moest een gevangene daar zelfs een vol etmaal staan. ‘Fünf-und-zwanzig auj

dem Arsch’ kreeg men in Amersfoort niet ten overstaan van alle gevangenen

toegediend maar binnen een barak - op de 2 jste slag volgde steeds een 26ste, ‘voor de W interhulp’, werd dan gezegd. ‘Diese Leibesstrafen’, aldus A . J. van der Leeuw, 'spielten im P D A jedoch praktisch keine Rolle neben den tiiglichen

Misshandlungen; . . . Wachmannschaften (S S ’ers dus) ‘und Vorarbeiter’ (gevan­

genen) ‘trugen Kniippel oder Ochsenziemer, die regelmassig gebraucht warden1, zulks vooral voor het ranselen van gevangenen die in de openlucht werkten. E r werd hun een straf tempo voorgeschreven en het volhouden daarvan viel de gevangenen moeilijk doordat zij verzwakt waren en op ongemakkelijke klompen liepen die snel wonden veroorzaakten welke dan ontstoken raak­ ten; wie het tempo niet bijhield, werd geslagen en vaak werd ook het nummer van de betrokken gevangene genoteerd - de ‘officiële’ straf werd dan tijdens het avondappèl bekendgemaakt.

Vaak gebeurde het dat die appèls langer duurden dan ‘normaal’ , d.w.z. langer dan ongeveer een uur. Klopte de optelling niet, dan kwam er al spoedig een vol uur bij, en werden de voorgeschreven bewegingen niet precies gelijktijdig uitgevoerd, dan kon als straf volgen dat alle gevangenen geruime tijd moesten ‘ringelpiesen . Hunsche vernam eind januari '42 dat de gevangenen op Sinterklaas (6 december '41) ‘spiernaakt’ op appèl hadden moeten staan; een van de toen aanwezigen zei hem dat ‘de commandant’ (bedoeld zal wel zijn: Schutzhaftlagerfiihrer Stöver) hen bij die gelegenheid ‘op de meest gevoelige delen met de bullepees’ geslagen had.2 Toen Folmer op 29 mei '42 ontsnapt bleek te zijn,3 werd een strafappèl gehouden dat

1 A. J. van der Leeuw: ‘Het kamp Schoorl en het Polizeiliches Durchgangslager

Amersfoort in de eerste periode van zijn bestaan’, p. 24 (Notitie 15 1 voor het Ge­

schiedwerk). Deze studie is in het Duits geschreven. 2 J. F. Hunsche: PDA, p. 37. 3 Folmer had in Amersfoort veel geluk gehad: hij was er spoedig stoker geworden (dat schonk hem een zekere mate van bewegingsvrijheid) en had ook een tijdlang

STRAFFEN

bijna tw aalf uur duurde. Een tweede strafappèl begon op zondag 2 augustus '42 om half v ijf ’s morgens (op dat uur was ontdekt dat in de nacht twee criminele gevangenen, die uit het kledingmagazijn burgerkleren ontvreemd hadden, ontsnapt waren) en werd de gehele dag voortgezet - dag overigens waarop uit alle delen des lands ca. tweehonderdvijf-en-veertig katholieke Jodenhet kamp werden binnengevoerd (een deel werd naar Westerbork door­ gezonden). Pas om half twee in de nacht van zondag op maandag werd dat

in het garage-Kommando gewerkt. Hij was, gelijk in hoofdstuk 4 vermeld, bij het proces tegen de Oranjewacht tot levenslange tuchthuisstraf veroordeeld, maar aangezien generaal Christiansen die straf niet bekrachtigd had, vreesde hij dat hij bij een nieuw proces terdoodveroordeeld zou worden. Van de eerste dag af dat hij in Amersfoort was, zon hij op middelen om te ontvluchten. In april kreeg hij via een corrupte S S ’er die tuk was op de rookartikelen welke Folmer bij zich thuis, in Zeist, opgeslagen had, contact met zijn vrouw. Die S S ’er werd begin mei naar Noord-Brabant overgeplaatst, maar zijn bezoeken hadden Folmers vrouw kennelijk de indruk gegeven dat zij ter plaatse wellicht iets kon bereiken: zij fietste op Hemel­ vaartsdag '42 (14 mei) naar Amersfoort, betrad er brutaalweg het verboden gebied en liep daar tegen een bewakings-SS’er aan, Herman Verheijen, die haar zei, zich ten doel gesteld te hebben, van de S S uit de bezetter zoveel mogelijk tegen te werken. Verheijen werd tussenpersoon tussen Folmer en zijn vrouw en werkte samen met die vrouw een ontvluchtingsplan uit waarbij Folmer zich als stoker met een krui­ wagen ’s morgens vroeg en vóór de buitencommando’s er gearriveerd waren, naar een punt buiten de tweede hoge prikkeldraadversperring zou begeven van­ waar hij in de bossen zou kunnen wegduiken. Verheijen nam op zich, de aandacht af te leiden van het lid van de Postenkette dat Folmer zou kunnen zien voortkruipen; bij dat kruipen zou Folmer ook over een korte afstand zichtbaar zijn van een van de wachttorens a f - dat risico aanvaardde hij. Hij kwam op 29 mei '42 buiten het kamp, vond daar zijn vrouw die een fiets en burgerkleding bij zich had, en dook samen met haar bij een tuinder in de buurt van Amsterdam onder. Folmers beschrijving van wat zich op 29 mei '42 afgespeeld heeft, vindt men in Dagboekfragmenten

1940-1945, p. 170-75.

Folmer is, nadat hij zijn dagaantekeningen uitgewerkt had, onmiddellijk weer gaan deelnemen aan het illegale werk. Daarbij ontmoette hij bij sommigen wan­ trouwen omdat dezen achter zijn relaas over de onbaatzuchtige hulp van Herman Verheijen een vraagteken plaatsten. Tot diegenen die hem wèl vertrouwden, be­ hoorden Gerrit van der Veen en de leiding van de Knokploegen. Folmer heeft deelgenomen aan de twee mislukte overvallen op het Huis van Bewaring I te Amsterdam, georganiseerd door, respectievelijk, Gerrit van der Veen (in de vroege uren van I mei '44) en Johannes Post (in de vroege uren van 15 juli '44); bij beide gelegenheden wist hij te ontkomen. Hij werd evenwel kort na die 15de juli in Amsterdam gearresteerd; daarbij werd hij gewond. Op o f omstreeks ‘Dolle Dinsdag’ (5 september '44) haalde de ‘SD ’ hem, kennelijk ter fusillering, op een brancard uit de gevangenis op; waar en wanneer hij doodgeschoten werd, is niet bekend.

C O N C E N T R A T I E K A M P E N IN N E D E R L A N D

strafappèl beëindigd en mochten de gevangenen inrukken1, verscheidenen van hen waren in de loop van het staan dat een-en-twintig uur geduurd had (de gevangenen hadden niets te eten o f te drinken gekregen), flauwgevallen.

Tw ee weken later ontbrak een gevangene op het ochtendappèl. Hij werd na enig zoeken in de keuken ontdekt waar hij zich achter een ketel verstopt had. De man werd op de appèlplaats met knuppels afgeranseld en met laarzen getrapt, ‘tegen het gezicht, in zijn zijde, ze stampen op zijn benen, in zijn buik - alles vóór de troep als afschrikwekkend voorbeeld. Velen van ons’, aldus de in het kamp opgesloten predikanten H. L. Lieve en K. R . ter Steege2 in hun Predikant achter prikkeldraad3,

‘ kijken verbeten toe met strak gezicht en gebalde vuist. Moeten wij als Christenen niet protesteren en er tussen springen? Mogen wij dit lijdelijk aanzien? - Maar waag het eens! Hef je hand eens op! Je bent een kind des doods. . .

Er gaan nog heel andere stemmen op; hier en daar wordt halfluid geroepen: ‘ Laten ze hem doodslaan voor mijn part - hij brengt ons potje eten in gevaar, die smeerlap!’ Er is zelfs geapplaudisseerd op het moment dat ze hem vonden. Een barakoudste dringt zich naar voren en beukt mee.’

D e meest spectaculaire ontvluchting uit Amersfoort is die van Gerrit Klein- veld geweest4, een vriend van Theo Dobbe en een van diens medewerkers bij de eerste overval op een distributiekantoor: die te Joure in oktober '42. Kleinveld werd medio december '42 in de buurt van Amersfoort

gearres-1 Tijdens dit appèl dreef, aldus ds. W . A. Zeydner, hervormd predikant te Rotter­ dam, ‘de kampcommandant’ (wij vermoeden dat dit SchutzhaftlagerfiihrerStöver geweest is) de spot met de Jehova’s Getuigen die toen ‘in grote getale’ in het kamp aanwezig waren: ‘De heer Jehova staat op het punt te verschijnen ? Komt hij nog niet? Ha, ha - er wird nie kommen!Voor Zeydner wist wat hij gezegd had, was het er uit: ‘ Und doch kommt E r ! ’ Stöver draaide zich met een ruk om en liep weg. (W. A. Zeydner in Ned. Herv. Kerk, Classis Rotterdam: H et nevelgordijn opge­ trokken. D e classis Rotterdam der Nederlandse Hervormde K erk tijdens de oorlog(1946), p. 81). 2 Zij hadden samen in Huizinge (Groningen), waar zij als predikant stonden, hulp geboden aan twee Joodse onderduikers. 3 H. L. Lieve en K. R . ter Steege:

Predikant achter prikkeldraad(z.j.), p. 70-71. Deze herinneringen zijn grotendeels in de ik-vorm geschreven; in de tekst zullen wij voortaan de geciteerde passages aan ds. Lieve toeschrijven. 4 Wij volgen het relaas van Kees Bauer: Ontsnapping uit de bunker,dat in 1946 werd gepubliceerd in opdracht van de LO-LKP-Stichting en de Gemeenschap van Oud-Illegale Werkers in Nederland.

DE O N T V L U C H T I N G V A N KL E IN VELD

tcerd en na enkele dagen opgesloten in de bunker van het kamp. Hij lag daar in een donkere cel: het kleine, van zware spijlen voorziene venster was aan de buitenzijde met een houten luik afgesloten. Men had hem aan handen en voeten geboeid en de boeien zaten aan kettingen vast die in de betonnen muur van zijn cel bevestigd waren - kettingen die hem overigens een zekere mate van bewegingsvrijheid heten. In zijn cel werd Kleinveld veelvuldig mishandeld, hij kreeg er ook maar weinig te eten: ‘herhaaldelijk kwam het voor’ , zo verklaarde hij in het naoorlogse proces tegen Berg, ‘dat de voor­ mannen’ (gevangenen die in de bunker werkzaam waren en die op hun beurt ‘door SS-bewakers achter de broek werden gezeten’) ‘de pan met eten in een hoek van de cel zetten en hem een schop gaven, waarop de pan om­ viel o f te ver doorschoot, zodat ik er toch niet bij kon.’1 Maar ICleinveld was niet te breken.

Drie weken lang schuurde hij de boei van zijn rechterhand over de be­ tonnen vloer (de afgeschuurde plekken werkte hij bij met de ‘koffie’ die hij kreeg) tot hij de veer die zijn boei bijeenhield, voldoende had verzwakt om, met een beddepoot als hefboom, de veer te kunnen uitbuigen: hij had de rechterhand vrij. Uiteraard moest hij er voor zorgen dat het er, telkens wanneer een bewaker o f een voorman zijn cel betrad, zo uitzag alsof er niets aan zijn rechterboei ontbrak. Daarin slaagde hij. Hij ging vervolgens met een stevige lepel die hij in een hoek van zijn cel gevonden had, in het beton boren op de plaats waar een van de spijlen van het raampje bevestigd was - het uiteinde van de spijl wrikte hij bijna los; dat nam hem twee weken. V ijf weken had hij nodig om met de zijkant van de lepel waarvan hij een primi­ tieve zaag gemaakt had door er, gebruik makend van de scherpe kant van zijn ledikant, met zijn klomp ‘tanden’ in te slaan, het andere uiteinde van de spijl door te zagen. Op de donkere avond van i maart '43 boog hij de boei van zijn linkerhand en zijn twee voetboeien op dezelfde wijze uit als hij met zijn rechterhandboei gedaan had: zijn handen en voeten waren nu vrij. Ver­ volgens liet hij eerst het verduisteringsluik dat niet erg stevig bevestigd was, voorzichtig buiten aan een ‘touw’ zakken dat hij uit repen van zijn handdoek gemaakt had. Daarna duwde hij de spijl weg. Hij kleedde zich uit, smeerde zich in met een mengsel van ‘koffie’ en ‘zeep’ en kwam met de grootste moei­ te door de smalle opening heen welke door het wegduwen van de spijl ont­ staan was. Liggend trok hij zijn kleren weer aan en zo schoof hij naar de hoge prikkeldraadversperring toe (de bunker lag in het gebied tussen de twee

1 BG-Amsterdam: p.v. proces tegen K. P. Berg (18 nov. 1948), p. 14 A (Doc 1-8 1, a-2).

C O N C E N T R A T I E K A M P E N IN N E D E R L A N D

hoge prikkeldraadversperringen) die hij alleen maar kon passeren doordat hij in zijn cel twee plankjes losgemaakt had uit een houten bakje: met die plankjes die hij meegenomen had, maakte hij een opening in het prikkel­ draad waar hij, niet zonder zich te verwonden, doorheen kon kruipen. Aldus passeerde hij ook de minder gecompliceerde prikkeldraadversperringen en kwam hij, voorzichtig kruipend, buiten het kampgebied. Midden in de nacht bereikte hij de stad Amersfoort waar hij, het magere lijf overdekt met wonden, door vrienden verborgen werd. Zodra hij hersteld was, ging hij weer aan het illegale werk deelnemen.

Op Kleinvelds ontsnapping kon geen strafappèl volgen: nagenoeg alle gevangenen waren in de maanden waarin hij zijn vlucht voorbereid had, naar Vught overgeplaatst.

Hoeveel Joden zich bevonden hebben onder de ruim achtduizendvijfhonderd gevangenen die in totaal tot begin '43 in het kamp Amersfoort ingeschreven zijn, weten wij niet precies; het zijn er in elk geval meer dan duizend geweest. Vast staat dat bijna achthonderd naar Mauthausen doorgezonden zijn (hun lot daar is de lezer al bekend) en vele honderden naar Westerbork, en wij nemen aan dat zich bovendien onder de honderdtwee-en-veertig gevangenen die in de eerste periode van Amersfoort ter plaatse omgekomen zijn, talrijke Joden bevonden hebben: Joden hadden het in Amersfoort het zwaarst.

Zij vormden een zeer gemengde groep. E r waren Joden onder de illegale werkers die in afwachting van hun berechting in het kamp opgesloten waren (wij veronderstellen dat deze Joden niet opgenomen werden in het z.g. Judenkommando, aangezien de kam p-SS er niet voor voelde, ge­ vangenen die evident ernstig mishandeld waren, voor de Duitse rechtbanken te laten verschijnen) - er waren ook Joden die zich aan de meest onbenullige overtredingen schuldig gemaakt hadden o f van wie dat beweerd w erd; er was de groep van de ca. dertig mannelijke Joden die eind maart '42 in Amsterdam gearresteerd waren omdat zij in ondertrouw waren met een niet- Joodse vrouw, en die begin mei Amersfoort werden binnengevoerd en daar een grote gele R (de R van ‘Rassenschande’) op hun kleding kregen; er waren tenslotte, aldus onze indruk, talrijke Joden die onder de kategorie ‘econo­ mische gevangenen’ vielen: Joden die op de een o f andere wijze zwarte handel bedreven hadden, hetgeen, gegeven de mate van beroving waarvan

d e j o d e n i na m e r s f o o r t

het Joodse bevolkingsdeel het slachtoffer was geworden, maar al te begrij­ pelijk was.

De Joden in Amersfoort mochten geen correspondentie voeren en kregen dus ook niet de f 20 per maand die vele andere gevangenen van huis ont­ vingen en waarmee zij iets in de cantine konden kopen. Zij sliepen niet in aparte barakken en ontvingen in beginsel dezelfde (te geringe) hoeveelheden voedsel als de overige gevangenen, maar zij stonden (dat was de kern van de zaak) bloot aan veel ernstiger mishandelingen en moesten veel vaker

‘am Tor’ staan, zij mochten zich in het kamp (behalve van eind '42 af) niet

laten scheren: zij waren er dus gemakkelijk herkenbaar nog voor zij de gele driehoek droegen. Tot de ‘lichte’ Kommandos werden zij niet toegelaten - men concentreerde hen in het Judenkommando dat steeds met de zwaarste werkzaamheden werd belast en waarvan de leden mishandeld werden door antisemietische scherpslijpers onder de S S ’ers en de Kapo’s. Tussen de twee hoge prikkeldraadversperringen werd een sintelweg aangelegd en op de appèlplaats werd een sintellaag aangebracht - het waren Joden die de grote wals die daarbij gebruikt werd, moesten voortzeulen; die wals (honend ‘de Palastina-Express’ genoemd) was nog verzwaard ook doordat in de bak die bovenop gemonteerd was, zand en brokken beton lagen. E r werd in de buurt van het kamp veel zand afgegraven: voor de uitbreiding van het kamp, voor de aanleg van een sportveld voor de S S en van een schietbaan (daartoe werd een brede sleuf gemaakt in een acht meter hoge heuvel) en in een kiezelgroeve - het waren Joden die het uitgegraven zand in loodzware bakken naar de plaatsen moesten brengen waar het gestort werd. E r moest met stenen en met lange rioolbuizen gesjouwd worden: dat werd aan Joden opgedragen. Bij al deze en dergehjke werkzaamheden werden zij voort­ durend opgejaagd en veelvuldig met knuppels en zwepen geslagen; werkten Joden in de kiezelgroeve, dan hielden SS-bewakers zich onledig met stukken en stenen naar hen te gooien. ‘Die Juden müssen doch sterhen, das macht nichts

aus’, plachten Stöver en Berg te zeggen - in deze en dergehjke be­

woordingen uitten zij zich althans herhaaldelijk tegen Chris van der Putten, de Lageralteste I, die aan het Judenkommando toegevoegd werd1 ; in datzelfde

Kommando kwamen ook de twee predikanten Lieve en ter Steege terecht en

wij nemen aan dat anderen die wegens hulp aan Joden in Amersfoort op­ gesloten werden, eveneens in het Judenkommando moesten meezwoegen. Dat

Judenkommando was bij tijd en wijle het officiële Strafkommando: ieder die

1 Boom, subcomm. Utrecht: p.v. inz. K. P. Berg (12 april 1947), p. 17 (getuige C. G. van der Putten) (Doc

1

-

8

1, a-i).

C O N C E N T R A T I E K A M P E N IN N E D E R L A N D

zich volgens de S S misdragen had, werd er in opgenomen maar kon dus ook, wanneer zijn straftijd verstreken was, er uit verdwijnen - de Joden bleven.

Berg en Stöver hebben herhaaldelijk leden van het Judenkommando ernstig mishandeld, niet alleen trouwens tijdens het werk maar ook bij het ‘ringel-

piesen waaraan de Joden zich na menig avondappèl moesten onderwerpen;

aan soortgelijke misdragingen hebben zich ook de twee Kapo’s van het

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L 8 (pagina 29-111)