• No results found

Gevestigden, buitenstaanders en machtsbalansen

Kader 2.2 John Scotson en Winston Parva

De beschrijving van Winston Parva en de verhoudingen tussen haar bewoners in ‘De gevestig-den en de buitenstaanders’ vond zijn oorsprong in veldwerk van John Scotson, een stugevestig-dent van Elias in de tijd dat deze aan de universiteit van Leicester doceerde. Scotson studeerde in 1962 af in de stadssociologie met een scriptie over de wijk die later Winston Parva genoemd zou worden. Het onderzoek werd vergemakkelijkt doordat John Scotson in Winston Parva zowel leider van een jeugdclub als leraar was. Scotson’s scriptie (The Comparative Study of Two Neighbourhood Commu-nities in South Wigston) vormde de empirische basis van ‘De gevestigden en de buitenstaanders’1. Na het verschijnen van dit boek is er op wetenschappelijk gebied weinig meer van John Scotson vernomen. Hij publiceerde nog een handboek over sociologie voor studenten2, en lijkt zich verder vooral bezig gehouden te hebben met sociologie in relatie tot onderwijs. John Scotson overleed in 19803.

1 Dit blijkt uit een bijdrage van professor Paul Nixon op de Elias-I mailinglijst (7 april 2001, zie archief op https://listserv.surfnet.nl/archives/elias-i.html) en werd bevestigd in een e-mailwisseling met John Goodwin, het huidige ‘Head of Department’ van het Centre for Labour Market Studies van de Universiteit van Leices-ter (waaronder de opleiding sociologie tegenwoordig valt), oktober 2006. De originele scriptie van Scotson is niet meer te vinden.

2 Scotson 1975.

2.1.2 De gevestigden

De groep arbeiders uit ‘het dorp’ vormde samen met de middenklassers uit zone 1 al enkele genera-ties41 een hechte groep, die zich afzette tegen de arbeiders in ‘de Nieuwbouw’. De gevestigden woonden dus in de arbeidersbuurt die ‘het dorp’ genoemd werd (zone 2) en in de betrekkelijk kleine en recen-ter gebouwde middenklassebuurt (zone 1). Toch vormden de gevestigden in deze twee buurten één groep: ‘Zo werden de banden die ontstonden door lange woonduur in deze betrekkelijk oude industri-ele gemeenschap niet verbroken wanneer een gezin het zich kon veroorloven vanuit de arbeidersbuurt naar de aangrenzende middenklassebuurt te verhuizen. Degenen die in de arbeidersbuurt achterbleven, schenen de band met hen die sociaal waren gestegen te ervaren als een verhoging van hun eigen status en ze betrokken zichzelf in de glorie. Zo bleven de ‘oude inwoners’ van de arbeidersbuurt en de ‘oude inwoners’ die in de middenklassebuurt waren gaan wonen met elkaar verbonden’42.

De gevestigden voelden zich de rechtmatige eigenaars van Winston Parva, schrijft Elias. ‘[In Winston Parva] stelden we vast dat de ‘ouderdom’ van banden, met alles wat dat inhield, een op zichzelf staande kracht was die een mate van groepscohesie, van collectieve identificatie en gemeenschappelijke normen teweegbracht, voldoende voor de aangename euforie die gepaard gaat met het bewustzijn te behoren tot een groep van hogere waarde en met de complementaire verachting voor andere groepen’43.

De gevestigden voelden zich dus superieur aan de buitenstaanders, maar dat betekende niet dat alle gevestigden een gelijke sociale status hadden. Binnen de groep waren er machthebbers en mach-telozen: de gevestigden ‘kenden hun eigen interne rangorde die tot uiting werd gebracht in de interne groepsopinie. De positie van elk gezin en van ieder lid kon op elk willekeurig moment duidelijk wor-den vastgesteld’44. Die statushiërarchie was vooral onderling van belang. Als groepen of individuen van buitenaf de positie van de gevestigden bedreigden, werden de gelederen gesloten. Tegenover de buiten-staanders presenteerden de gevestigden zich altijd als een collectief45.

De gevestigden uit het dorp vonden dat zij in menselijk opzicht beter waren dan de buitenstaanders uit de Nieuwbouw: ‘De gevestigde groep kende zichzelf superieure menselijke eigenschappen toe; deze groep sloot alle anderen uit van niet-beroepsmatige contacten; het taboe op zulke contacten werd in stand gehouden door middel van sociale controle’46. Om het imago van superioriteit in stand te houden, was de sociale controle binnen de groep gevestigden hoog.

41 Zone 1 bestond nog niet ‘enkele generaties’, maar de mensen in zone 1 waren daar deels naar toe verhuisd uit zone 2 en werden tot de gevestigden gerekend.

42 Elias en Scotson 1976 [1965], p. 69. 43 Elias 1976, p. 10.

44 Elias 1976, pp. 31-32.

45 Elias heeft dit punt later verder uitgewerkt in het essay ‘The Maycomb model’, dat hij vlak voor zijn dood schreef en dat postuum werd uitgegeven in 2002. In dit boek bespreekt hij de gevestigden-buitenstaandersfiguratie die volgens hem te zien was in de roman ‘To Kill a Mockingbird’ van Harper Lee (verschenen in 1960). Deze roman gaat over relaties tussen blanken en zwarten in het fictieve Amerikaanse plaatsje Maycomb in de jaren dertig van de twintigste eeuw. In Maycomb waren duidelijke statusverschillen waarneembaar binnen de gevestigde groep blanke bewoners. Maar tegenover de zwarte bewoners had ‘geen blanke (...) een zo lage status, dat hij niet de solidariteitsgevoelens van het lokale establishment gemobiliseerd had, als de omstandigheden dat vereisten. (...) Hier was de solidariteit van de blanken van Maycomb net zo onvoorwaardelijk als die van de gevestigden van Winston Parva’ (Elias 2005 [2002], pp. 293-294).

2.1.3 De buitenstaanders

Terwijl veel van de gevestigden in het dorp erg trots op hun buurt waren, was daar geen sprake van onder de bewoners van de Nieuwbouw. Hun buurt had een slechte reputatie en stond bekend als ‘Ratteneind’47.

De buitenstaanders vormden ten tijde van het onderzoek geen hechte groep. Bij hen was geen sprake van ‘gelijke normen over geven en nemen, die de eenheid tussen mensen in oudere gemeenschap-pen bevorderen’48. Een verklaring hiervoor lag volgens Elias en Scotson in het gemis aan contacten met familieleden in de buurt49. Een andere verklaring was dat de wisseling van bewoners in de Nieuwbouw veel sneller ging dan in het dorp: ‘mensen die ook maar enigszins vooruit wilden komen en die zich beledigd voelden omdat hun woonplaats een slechte naam had, verhuisden in het algemeen zo snel als ze maar konden. Zodoende maakten ze plaats voor andere immigranten waarvan er waarschijnlijk een aantal dezelfde cyclus zouden doormaken’50.

De buitenstaanders hadden niet alleen een minder positief beeld over de buurt. Ze hadden ook over de eigen groep een negatief beeld: ‘Het kwam vaak voor dat ze [de buitenstaanders] zelfs onder elkaar de vernederende begrippen over de Nieuwbouw gebruikten zoals die gemeengoed waren in ‘het dorp’. Hieruit bleek het bewustzijn van de eigen inferieure positie’51. Een ongunstig collectief ‘wij-beeld’ was geïncorporeerd in het zelfbeeld van de bewoners van de Nieuwbouw52.

Sommige bewoners van de Nieuwbouw probeerden door middel van roddel over de gevestigden wel om ‘wraak te nemen’ voor de stigmatisering van de eigen groep. Maar omdat ze geen groep vorm-den met een duidelijke structuur en sterke interne cohesie bleef hun verweer volledig ongeorganiseerd. Door hun gebrek aan eenheid moesten de buitenstaanders de lagere status die hen werd toegewezen wel accepteren.

2.2 Figuratie en machtsbalans

Wat gebeurde er nu tussen de gevestigden en de buitenstaanders? De kern van de figuratie in Winston Parva was volgens Elias ‘een ongelijke machtsbalans en de daarin besloten spanningen’53. In deze zin komen twee centrale begrippen uit de sociologie van Elias samen: figuratie en machtsbalans.

2.2.1 Figuraties

Volgens Elias kunnen mensen alleen begrepen worden in hun onderlinge afhankelijkheid. Ze zijn deel van wat hij figuraties noemt. Het begrip figuratie is moeilijk te definiëren, omdat het behalve als een concreet concept ook als een benaderingswijze van de sociale werkelijkheid wordt gezien54.

Wij beperken ons tot het concrete concept figuratie. Dit wijst volgens Elias op ‘interdependentie-vlechtwerken’ waarin mensen in wisselende aantallen en onder uiteenlopende omstandigheden met 47 Elias en Scotson 1976 [1965], p. 55. 48 Elias en Scotson 1976 [1965], p. 112. 49 Elias en Scotson 1976 [1965], p. 111. 50 Elias en Scotson 1976 [1965], p. 119. 51 Elias en Scotson 1976 [1965], p. 118. 52 Mennell 1989, p. 120. 53 Elias 1976, pp. 12-13.

54 Zie Van Krieken 1998, p. 59. Het concept figuratie is volgens Elias bijvoorbeeld ook bedoeld om het onderscheid tussen systemen en manieren van sociale integratie te laten verdwijnen.