• No results found

8.6.1 Maximumtarief

661. In het voorgaande heeft het college geconcludeerd dat tariefregulering op grond van de BULRIC methodiek een geschikte en noodzakelijke maatregel is voor regulering van aanbieders van mobiele gespreksafgifte in Nederland.227 Op grond van een analyse van de effecten van deze wijze van regulering is het college vervolgens tot de conclusie gekomen dat het opleggen van deze tariefmaatregel een positief effect heeft op zowel het totale consumentensurplus als de totale welvaart.228

662. Uit de toets van de effecten blijkt voorts dat in vergelijking met de huidige situatie een tariefverlaging naar een niveau van 7,0 eurocent een vergelijkbaar welvaartsresultaat oplevert met een tariefverlaging naar het niveau van 5,6 eurocent.

Huidig tarief vs. 5,6 cent Huidig tarief vs. 7 cent

Consumentensurplus vaste eindgebruikers 520 422

Consumentensurplus mobiele eindgebruikers -287 -231

Totale consumentensurplus 233 191

Producentensurplus vaste aanbieders 33 27

Producentensurplus mobiele aanbieders -240 -193

Totale producentensurplus -208 -167

Totale welvaartseffect 22 21

Tabel 11. Welvaartseffecten tariefregulering op basis van midpoint waarden in definitieve rapportage van Ecorys. In miljoenen euro’s in 3 jaar.

663. Voor het vast te stellen maximumtarief voor mobiele gespreksafgifte overweegt het college het volgende. Het college heeft vastgesteld dat hij met de regulering van de markt voor mobiele

gespreksafgifte primair beoogt de belangen van eindgebruikers te bevorderen wat betreft keuze, prijs en kwaliteit en kwaliteit, door het opleggen van verplichtingen die tot uitkomsten leiden, zoals die in

227 Zie paragraaf 8.3.4 van dit besluit.

geval van duurzame concurrentie tot stand gekomen zouden zijn. Op grond van dit uitgangspunt zou een maximumtarief ter hoogte van het niveau van 5,6 eurocent een passende maatregel zijn. Met dit tarief wordt immers het tariefniveau van een concurrerende markt voor mobiele gespreksafgifte benaderd, leidend tot een positief effect op het totale consumentensurplus.229

664. Nu het CBb in zijn uitspraak heeft aangegeven dat het college op grond van dit artikel gehouden is de voor- en nadelen van tariefregulering voor de vaste eindgebruikers en vaste

aanbieders af te wegen tegen de eventuele voor- en nadelen voor de mobiele aanbieders en mobiele eindgebruikers230, is het college op de markten voor mobiele gespreksafgifte verplicht

bovengenoemde voordelen voor de eindgebruikers af te zetten tegen de nadelen voor de mobiele aanbieders. Deze afweging is vervat in de welvaartsanalyse. Uit de welvaartsanalyse blijkt in de eerste plaats dat een verlaging van het mobiele afgiftetarief naar de BULRIC-kostprijs van 5,6 eurocent een positief effect heeft op de welvaart als geheel en de eindgebruikers in het bijzonder. In de tweede plaats blijkt echter dat het verschil in welvaartseffect met een verlaging naar 7 eurocent beperkt is, en met name is terug te vinden in een minder sterke stijging van het positieve effect voor eindgebruikers (het totale consumentensurplus) en vaste aanbieders. Bovendien kan daarbij

aangetekend worden dat indien het door Ecorys onderzochte waterbedeffect hoger zou uitvallen, het welvaartseffect van een verlaging naar 5,6 eurocent niet veel afwijkt van het welvaartseffect een verlaging naar 7 eurocent.

665. Het college constateert dat toepassing in het besluit van de door partijen overeengekomen vorm van zelfregulering in hoge mate zal bijdragen aan de (rechts)zekerheid van alle betrokken partijen. Voor de komende 3 jaar staan de maximum tarieven immers vast, door de afspraken die partijen hier onderling over gemaakt hebben. Daarnaast draagt het feit dat aanbieders op dit besluit onderling een beperkte beroepsmogelijkheid231 zijn overeengekomen in aanzienlijke mate bij aan de (rechts)zekerheid. Door een tarief op te leggen van 7 eurocent, creëert het college voor zowel

eindgebruikers als vaste aanbieders de zekerheid dat binnen de reguleringsperiode ook daadwerkelijk sprake zal zijn van een positief welvaartseffect van verlaging van de tarieven. Het college vindt het belang van het doen ontstaan van deze zekerheid van zwaarder gewicht dan de voordelen van het opleggen van de BULRIC-kostprijs. Door het opnemen van de tarieven in de verplichtingen borgt het college bovendien de handhaafbaarheid van de tariefdaling.

666. Op grond van bovenstaande stelt het college het tarief van voor de aanbieders van mobiele gespreksafgifte vast op het niveau van maximaal 7,0 eurocent.

229 Ecorys, Welvaartsmodel MTA-regulering, april 2007

230 Zie paragraaf 11.5.2 van de CBb-uitspraak.

231 Partijen hebben onderling afgesproken uitsluitend het recht van beroep tegen dit besluit toe te passen om te voorkomen dat beroepen van derden tot lagere mobiele gespreksafgiftetarieven leiden dan de tarieven voorzien in dit besluit. Dit betekent ook dat partijen een eventueel beroep zullen intrekken indien derden geen beroep instellen.

Verplichtingen

OPENBARE VERSIE

8.6.2 Gemiddeld tarief

667. Het college legt het maximumtarief op in de vorm van een gemiddeld tarief. Mobiele aanbieders zijn vrij hun tariefstructuur naar eigen inzicht in te richten232, zolang deze voor alle afnemers van gespreksafgifte gelijk is en het gewogen gemiddelde tarief maximaal uitkomt op het door het college bepaalde gemiddelde tarief. Voor de weging dient de mobiele aanbieder gebruik te maken van de geregistreerde volumes en gespreksduren gedurende het meest recent afgesloten boekjaar.

668. Het college constateert dat de door aanbieders van mobiele gespreksafgifte in de zelfregulering gehanteerde ‘flat tariff’ tariefstructuur233 valt binnen de kaders van het gemiddelde maximumtarief zoals hierboven beschreven. Een flat tariff zoals op deze wijze gehanteerd komt immers overeen met een gemiddelde tarief.

669. Het opgelegde gemiddelde tarief geldt als maximum. Een afwijking naar beneden is mogelijk, maar compensatie met opvolgende jaren (zogenaamde ‘carry-over’) wordt niet toegestaan. Hiermee wil het college voor afnemers van gespreksafgifte maximale transparantie bewerkstelligen ten aanzien van de tijdens de reguleringsperiode te gelden tarieven.

8.6.3 Delta

670. Wat betreft de delta tussen GSM 900 MHz aanbieders en DCS 1800 MHz aanbieders234 constateert het college dat de argumenten om deze in stand te houden (de bestaande verschillen in verwervingskosten van de licentie en in netwerkkosten) ongewijzigd van kracht zijn binnen de

hierboven genoemde doelstellingen van art. 1.3 Tw. Het college acht het hanteren van een delta in de op te leggen maximumtarieven dan ook gerechtvaardigd.

8.6.4 Glijpad

671. De afspraken tot zelfregulering van partijen gaan uit van een glijpad naar het tariefniveau van 7 eurocent, met tussenstappen op 1 juli 2007, 1 juli 2008 en 1 juli 2009. Het college acht het redelijk dit glijpad over te nemen in de tariefreguleringsverplichting, en licht dit als volgt toe.

672. In de eerste plaats heeft het college in het verleden reeds aangegeven een glijpad voor mobiele gespreksafgiftetarieven redelijk te vinden. In zijn mededeling van 4 december 2003 heeft het college zich positief uitgelaten over de voorgenomen tariefstappen en de mogelijkheid van een glijpad naar FL-LRIC niveau. Ook in de door het CBb vernietigde marktanalysebesluiten van 14 november 2005 voerde het college een glijpad in voor de verlaging van de mobiele gespreksafgiftetarieven.

232 Bijvoorbeeld door verschillende tarieven voor piek, dal en weekend te hanteren, of door het gemiddeld tarief op te splitsen in setup- en conveyance tarieven.

233 Partijen hanteren een flat tariff: ongedifferentieerde verkeerstarieven per minuut, zonder onderscheid naar bijvoorbeeld call setup, conveyance, piek-, dal en/of weekend tarieven. Partijen brengen de tarieven per seconde in rekening.

673. In de tweede plaats is het invoeren van een glijpad voor tariefregulering van mobiele gespreksafgifte min of meer gemeengoed geworden in de landen van de Europese Unie. Van de landen die tot op dit moment hun besluiten inzake mobiele gespreksafgifte hebben genotificeerd stelt de overgrote meerderheid een glijpad in. Binnen de ERG zijn in 2003 afspraken gemaakt over regulering van mobiele gespreksafgifte. Dit heeft geresulteerd in de zogenaamde MTA PIBs.235 In de MTA PIBs wordt benadrukt dat een aanzienlijke eenmalige daling kan leiden tot disproportionele problemen voor mobiele aanbieders. In die gevallen kan een overgangsperiode worden ingesteld, die erop is gericht ernstig verstorende effecten op de concurrentie op de mobiele retailmarkt te

voorkomen.

674. In de derde plaats wordt met het instellen van een glijpad verstorende effecten voorkomen op de markten voor mobiele gespreksafgifte in Nederland. Een verlaging van de tarieven voor mobiele gespreksafgifte naar het gereguleerde niveau van 7 eurocent zal een aanzienlijke aanpassing in de marktstrategie van mobiele aanbieders vergen. Het college acht het van belang dat aanbieders voldoende tijd krijgen deze aanpassing door te voeren. Mobiele aanbieders gebruiken de inkomsten uit mobiele gespreksafgifte immers deels ter financiering van hun activiteiten op de retailmarkt. Aangezien retailcontracten vaak een langere termijn karakter hebben (veelal 1 tot 2 jaar), zou het plotseling wegvallen van een groot deel van de inkomsten uit mobiele gespreksafgifte tot

liquiditeitstekorten kunnen leiden.

675. In de vierde plaats leidt het overnemen van het door partijen in de afspraken tot zelfregulering vastgelegde glijpad reeds in 2 jaar tot het gereguleerde tariefniveau van 7 eurocent, en leidt

bovendien tot rechtszekerheid omtrent de verlaging van de mobiele gespreksafgiftetarieven. Het college acht het proportioneel om hier niet een eigen – steiler – glijpad tegenover te zetten dat op korte termijn wellicht tot een voordeel zou leiden voor eindgebruikers en vaste aanbieders, maar niet de rechtszekerheid biedt die op lange termijn zorgt voor een optimale uitkomst.

676. Op basis van het bovenstaande is het college van oordeel dat het redelijk is voor de aanpassing naar het tariefniveau van 7 eurocent een overgangsperiode in te voeren overeenstemmend met het door partijen in de afspraken tot zelfregulering vastgelegde glijpad. Een dergelijk glijpad is ook in lijn met de ontwikkelingen in de meeste andere landen van de Europese Unie.

235 Principles of Implementation and Best Practice on the application of remedies in the mobile voice call termination market (MTA PIBs), zoals vastgesteld door de IRG op 20 november 2003.

Verplichtingen OPENBARE VERSIE 0,00 0,02 0,04 0,06 0,08 0,10 0,12 0,14 ju l-0 6 ju l-0 7 ju l-0 8 ju l-0 9 ju l-1 0 E u ro /m in KPN, Vodafone Telfort, Tele2

Figuur 12. Glijpad tariefregulering mobiele gespreksafgifte KPN (inclusief Telfort), Tele2, Vodafone

0,00 0,02 0,04 0,06 0,08 0,10 0,12 0,14 ju l-0 6 ju l-0 7 ju l-0 8 ju l-0 9 ju l-1 0 E u ro /m in Orange, T-Mobile

8.6.5 Conclusie invulling tariefregulering

677. Bovenstaande overwegingen leiden tot de invulling van de tariefmaatregel in de vorm van een glijpad met de volgende maximumtarieven:

Datum Maximumtarief KPN, Vodafone Maximumtarief Telfort, Tele2 Maximumtarief Orange, T-Mobile Huidig € 0,110 € 0,124 € 0,124 1 juli 2007 € 0,100 € 0,100 € 0,114 1 juli 2008 € 0,090 € 0,090 € 0,104 1 juli 2009 € 0,070 € 0,070 € 0,081

Tabel 12. Regulering mobiele gespreksafgiftetarieven (tarieven per minuut)