• No results found

Als je nogmaals de troonrede van koningin Juliana van 21 september 1948 erop naslaat, dan vervolgt ze haar rede met de woorden: “Ons land is dan ook grote dank verschuldigd aan het Amerikaanse volk, dat op grootse wijze zijn daadwerkelijke belangstelling voor Europa toont.”92 Het jaar daarop spreekt ze nogmaals haar waardering uit: “Andermaal zal Nederland in het komende jaar de zeer gewaardeerde hulp ontvangen van de Verenigde Staten van Amerika onder het Europees

Herstelprogramma.”93 Op basis van dit soort uitspraken van de hoogste macht kan gesteld worden dat de betekenis van de Marshallhulp voor Nederland een van grote omvang is geweest. Positief of negatief, invloed heeft het hulpprogramma ten zeerste gehad. Dit kwam niet enkel door de

producten zoals graan en katoen, die Amerika zo graag op de Europese en dus ook Nederlandse markt wilde omzetten in kapitaal, maar juist ook door middel van het zogenoemde Technical

Assistance programma. Dit programma was een onderdeel van de Marshallhulp, met daarachter het

idee dat het kader waarin hulp geboden moest worden veel breder diende te zijn dan goederen alleen. Het perspectief dat de Amerikaanse maatschappij had, moest ook de Nederlanders geboden worden. Of, zoals ook al aangehaald in de inleiding, om met de woorden van Inklaar te spreken: “Binnen het aanbod van dit Amerikaanse maatschappijperspectief speelde concrete

kennisoverdracht van Amerikaanse methoden en technieken een belangrijke rol.”94 Het Technical

Assistance programma vormde de bouwstenen voor wat in Nederland vanaf 1950 de Contactgroep

Opvoering Productiviteit, afgekort C.O.P., werd genoemd. Het C.O.P. manifesteerde zich breed door middel van productiviteitsacties, cursussen en seminars, hielp bij de oprichting van

productiviteitscentra, stimuleerde sociaalwetenschappelijk onderzoek, bemiddelde in de komst van Amerikaanse deskundigen en organiseerde ook studiereizen naar Amerika.95 Deze studiereizen, waarvan er uiteindelijk meer dan honderd plaatsvonden, hadden flink invloed op Nederland. De kennisoverdracht die namelijk tussen beide landen plaatsvond, geschiedde grotendeels via deze studiereizen en hebben geresulteerd in de transmissie van concrete methoden en technieken, evenals de American way of life. Over dit soort studiereizen moest zelfs verplicht een rapport worden uitgebracht voor de thuisblijvers ter promotie van de Marshallhulp. Deze studiereizen en te

verschijnen rapporten werden ook aangekondigd in tijdschriften, zoals het Bouwkundig Weekblad. Ook voordat de C.O.P. was opgericht, meldde het Bouwkundig Weekblad eind 1949 al dat dergelijke reizen er gingen komen: “Binnenkort zal een commissie van experts op het gebied van hotelbouw en hotelorganisatie een studiereis naar de Verenigde Staten maken.”96 Ook de verplichting van het schrijven van een rapport kwam reeds aan bod: “De commissie zal een rapport uitbrengen aan de regering, welk rapport ter beschikking zal komen van het gehele Nederlandse hotelbedrijf en de architectenwereld.”97 Maar ook in latere edities van het Bouwkundige Weekblad, zoals die van 11 juli 1950, lees je over dit soort reizen: “Op deze wijze kon de reis gepast worden in de zo belangrijke bevordering van de onderlinge gedachtenuitwisseling tussen de volken, waarmede het uiteindelijke

92 http://www.troonredes.nl/troonrede-21-september-1948-2/ [geraadpleegd op 13-3-2016] 93 http://www.troonredes.nl/troonrede-20-september-1949-2/ [geraadpleegd op 13-3-2016] 94 Inklaar 1997, 12-13. 95 Inklaar 1997, 12-13. 96 Schelling 1949, 608. 97 Schelling 1949, 608.

doel van de Marshallhulp zonder twijfel is gebaat.”98 Deze positieve houding richting de Marshallhulp nam steeds grotere proporties aan, ook financieel. Zo bedroeg de Marshallhulp die Nederland tussen 1948 en 1954 verrijkte, 1127 miljoen dollar. Dit komt neer op 109 dollar per hoofd van de bevolking en in vergelijking met andere hulpontvangende landen in West-Europa was dit bedrag het hoogst.99

Als gevolg van deze financiële impuls en de succesvolle studiereizen legde de Marshallhulp in Nederland zodoende de grondslag voor een snelle stijging van de Nederlandse welvaart met natuurlijk als leidraad de American way of life.

98 Bloem 1950, 437-441. 99 Van der Eng 1987, 79-81.

Afbeelding 25. De omslag en twee pagina’s uit de brochure “Het Marshall-plan en U” van tekenaar J. Spier in samenwerking met de Regeringsvoorlichtings-dienst om de

Nederlander er, op bijna propagandistische wijze, te van doen doordringen hoe goedgeefs de Amerikanen waren.

Hoofdstuk 5 // Huig Aart Maaskant: “de Nederlandse Amerikaan”

In de hoofdstukken twee en drie is de positie van Wiebenga en Peutz uitvoerig aan bod gekomen. Zowel op het vlak van de architectuurgeschiedenis als in de analyse van de door hen gebruikte nieuwe materialen en bouwtechnieken. In het vorige hoofdstuk werd de invloed die de Marshallhulp op Nederland had kort uiteengezet. Maar welke positie nam deze hulp in voor het bouwwezen? Oftewel, wat heeft Nederland op bouwkundige gebied van Amerika geleerd na de intreding van de Marshallhulp? Aan de hand van het werk van Huig Aart Maaskant vind ik dat een goed beeld geschetst kan worden. Verantwoording over deze keuze en een korte levensloop van Maaskant als architect volgen in de komende paragraaf.

5.1. // Huig Aart Maaskant

Over Maaskant, in 1907 te Rotterdam geboren en in 1977 aldaar gestorven, is er relatief weinig bekend als het de tijd betreft vóórdat hij zich aansloot bij architect Willem van Tijen.100 Beiden, zonder twijfel, markante figuren in de Nederlandse architectuurcanon. Van Tijen heb ik reeds kort behandeld in het eerste hoofdstuk in een van de twee voorbeelden. Maaskant had in de jaren twintig en dertig al zijn vizier gericht op Amerika. Zo maakte hij een reis naar Amerika dat hij als

vertegenwoordiger van bakkersproducten voor een bevriende bakker moest bezoeken en zette deze tegelijkertijd vernuftig in om op deze manier ook de Amerikaanse architectuur en mentaliteit te consumeren. Deze vroege interesse in het continent Amerika is een van de redenen dat ik Maaskant heb opgenomen in mijn onderzoek. Maaskant raakte overtuigd van de American dream: het ideaal waarin eenieder die bereid is hard te werken, altijd de top kan bereiken. En hard werken deed Maaskant. Na de ambachtsschool, die hij in 1922 afrondde, startte hij in het jaar daarop zijn opleiding tot architect aan de Academie van Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen in Rotterdam. In 1929 rondde hij deze af, maar al tijdens zijn opleiding trad Maaskant in 1926 in dienst bij het bureau van J. de Jonge.101 Volgens onderzoek van Provoost is slechts van één werk Maaskant zijn medewerking bevestigd uit de periode dat hij betrokken was bij het bureau De Jonge. Het betreft een Christelijke Ambachtsschool in Rotterdam die mijns inziens inderdaad beter in het oeuvre van Maaskant te plaatsen is wat betreft esthetiek en bouwwijze, dan in dat van het enigszins traditionele bureau zelf. In de Christelijke Ambachtsschool was de betonconstructie zichtbaar, het dak was plat en leek geenszins op een zadeldak, hetgeen juist het signatuur van het bureau was, en het ontwerp was zonder enige vorm van opsmuk. Om en nabij de grote financiële depressie in de jaren dertig was er door gebrek aan werk geen plaats meer voor Maaskant in het bureau De Jonge, maar L. de Jonge, zoon van, zegt later in 1998 ook: “Maaskant was te groot voor het bureau.”102 De gemeente

Rotterdam spreekt zelfs op dit moment nog over hem met woorden van een eenzelfde strekking “Groot is het sleutelbegrip voor de persoon en het werk van de Rotterdamse architect Huig Aart

100 Provoost 2003, 23. 101 Provoost 2003, 23. 102 Provoost 2003, 24.

Maaskant.”103 Het zijn ook dit soort uitspraken, over de grootsheid van Maaskant, waarvan ik vind dat ze de opname van Maaskant in dit onderzoek verantwoorden.

Toen Maaskant in 1934, in eerste instantie als tekenaar, een zakelijke relatie aanging met architect W. van Tijen en diens bureau kon Maaskant zich verder ontwikkelen. Binnen drie jaar groeide hun relatie uit tot een volwaardig zakelijk huwelijk. Van Tijen en Maaskant zochten in hun ontwerpen en de uitvoering ervan ook een dergelijke verbintenis, zoals die van het traditionele materiaal baksteen met het moderne materiaal beton: “Wij proberen zowel het betonskelet als de beklede baksteen in hun volle waarde te laten (…) wij vormden de beton op zulke wijze, dat het voor ieder zonder meer begrijpelijk is.”104 Samen waren ze, tot aan de samenwerking die eindigde in 1955, verantwoordelijk voor meer dan 116 ontwerpen en dat betreft nota bene slechts een selectie van hun uitgevoerde en niet-uitgevoerde ontwerpen105. Voorbeelden daarvan zijn de verzamelgebouwen van industrie met als bekendste ontwerp het Groothandelsgebouw in Rotterdam dat in 1951 gereedkwam. Dat was niet het eerste verzamelgebouw. Al in 1947 ontwierpen Van Tijen en Maaskant het eerste

verzamelgebouw aan de Oostzeedijk in Rotterdam; achteraf gezien was dit toen al het moment waarop de twee uit elkaar groeiden. Of om het met de eigen woorden van Van Tijen te zeggen: “Dit is wel het laatste gebouw, waar Maaskant en ik nog belangrijk aan samenwerkten. In het ontwerp van het groothandelsgebouw had ik geen aandeel, al hebben wij er nog wel over gepraat.”106 Na 1955 startte Maaskant dan ook zijn eigen bureau in, hoe kan het ook anders, Rotterdam. Het

Rotterdam dat aan het begin van de Tweede Wereldoorlog door het bombardement op 14 mei 1940 volledig verwoest was. Je zult denken dat Maaskant, een Rotterdammer pur sang, dat gegeven niet zou kunnen verteren, maar hij zag de gebeurtenis juist als de perfecte bouwstenen voor een nieuw begin en sprak in 1964: “Als je als architect het meest bewuste gedeelte van je leven de herbouw van je eigen stad mee mag maken, dan ben je in feite wel een bevoorrecht mens. Toen ik na de brand de binnenstad zag, met zijn uitgebrande ruïnes en holle lege ramen, het straatbeeld ontdaan van alle burgerlijkheid en vooral de prachtige kleur vond ik Rotterdam grootser dan ooit.”107 Met deze beeldspraak illustreert Maaskant simpel de kansen die hij zag voor de wederopbouw van Rotterdam. Dit pakte niet alleen groots uit voor Rotterdam in de letterlijke betekenis van het woord, ook zorgde het ervoor dat Maaskant als architect furore maakte. Dat Maaskant een architect van formaat is, zal ook blijken uit onderstaande analyse van een aantal van zijn door mij geselecteerd werken. Mijns inziens zijn deze werken representatief voor de tijdgeest van Maaskant en geven deze een inkijkje in zijn wereld van onbegrensde mogelijkheden in de architectuur.

5.1.1 // Groothandelsgebouw Rotterdam, 1951

In de vorm van een collectief, werd het Groothandelsgebouw ontwikkeld door groothandelaren, de Kamer van Koophandel, de rijksoverheid, het adviesbureau stadsplan Rotterdam en Maaskant zelf.

103 http://www.rotterdam.nl/tekst:maaskant [geraadpleegd 20-3-2016] 104 Fluks, Vink en Umberto Barbieri 1982, 15.

105 Provoost 2003, 395-400.

106 http://www.wederopbouwrotterdam.nl/nl/industriegebouw-goudsesingel/ [geraadpleegd 22-3-2016] 107 http://www.rijnmond.nl/nieuws/109537/De-grandioze-bouwdrift-van-Hugh-Maaskant [geraadpleegd 22-3-2016]

Hij stipte op de voorpagina van het Bouwkundig Weekblad van 11 juli 1950 het belang van dit gebouw aan: “Bij de verwoesting van de Rotterdamse binnenstad gingen, behalve 16 kilometer winkelfront, 200 stuks bijzondere gebouwen en 28.000 woningen, 390.000 m2 groothandels- en 350.000 m2 industrieruimte verloren in totaal dus 740.000 m2 bedrijfsruimte, waartegenover een verlies stond van 200.000m2 kantoorruimte. Deze cijfers ter demonstratie hoe een belangrijke plaats bedrijfsruimte in de city van een moderne stad inneemt.”108 Wie tussen de regels door leest, hoort Maaskant eigenlijk zeggen: “Kijk eens hoe aanmerkelijk van belang en noodzakelijk het

Groothandelsgebouw voor Rotterdam is”. Als voorbeeld voor het Groothandelsgebouw gold het in 1928 geopende The Merchandise Mart in Chicago, te zien op afbeelding 26, een handelsgebouw dat Maaskant bestudeerde tijdens een studiereis naar Amerika in 1947. Een wezenlijk verschil tussen beide was het feit dat in Chicago, in verband met de hoge grondprijs, de opslag en de loodsen van de winkeliers niet opgenomen waren in het ontwerp, maar zich buiten de stad bevonden.109 In

Rotterdam behelsde het ontwerp juist alle facetten. Maaskant ging zelfs zover dat dwars door het gebouw een expeditiestraat liep die door op- en afritten de kelder, de begane grond en de eerste etage wist te bereiken. In hetzelfde hiervoor genoemde artikel in het Bouwkundig Weekblad schreef Maaskant over de constructie het volgende: “De constructie van het gebouw bestaat uit een

betonskelet met kolommoduul van 6,70 meter, het beton blijft tot 6 meter boven de straat in het gezicht, daarboven is de gevel bekleed met penanten en platen van kunststeen. Voor de begane grond en dakverdieping zijn stalen ramen geprojecteerd en voor de tussenverdiepingen schok betonnen kozijnen met stalen draaivleugels.”110. Dat juist het Groothandelsgebouw in 1950 de voorpagina van het Bouwkundig Weekblad haalde, is niet zo heel erg merkwaardig te noemen, immers het gebouw bevatte alle ingrediënten om als symbool te dienen voor de wederopbouw van Rotterdam en ook die van Nederland: herkenbaar, groots en bovenal modern.

5.1.2 // Tomadohuis Dordrecht, 1958-1962

Het concern Van der Togt Massa Artikelen Dordrecht, ‘ToMADo’, stond onder bezielende leiding van de broers Wim en Jan van der Togt; in 1923 begonnen als een klein bedrijf, maar uiteindelijk in de jaren 50 van de twintigste eeuw uitgegroeid tot een merk dat als onmisbaar en onweerstaanbaar werd beschouwd door drommen Nederlandse huisvrouwen. De producten die Tomado vervaardigde waren niet per se nieuw, maar waren wel vernieuwend wat betreft ontwerp: “Wat we willen

tegenwoordig, nu we ook al vliegen kunnen, is stevigheid en lichtheid in een ding verenigd. Tomado heeft dat klaargespeeld.”111 Jan van der Togt was uiteindelijk de opdrachtgever van het Tomadohuis, toentertijd het hoofdkantoor van de firma, en de combinatie met Maaskant bleek achteraf

uitstekend. Zo was ook Van der Togt, net zoals Maaskant, gecharmeerd en overtuigd van de

American Dream of om het met de worden van Van der Togt zelf te zeggen: “Die niet werkt die zal

niet eten.”112 Een studiereis door Van der Togt naar Amerika ging aan het ontwerp vooraf en Van der Togt kwam enthousiast terug met ideeën over hoe hij de nieuwste technologie waarvan hij kennis had genomen, wilde implementeren in het Tomadohuis. Maaskant voerde uit: “Bouwen wordt 108 Maaskant 1950, 433. 109 Provoost 2003, 79-80. 110 Maaskant 1950, 437. 111 Provoost 2003, 210. 112 Provoost 2003, 211.

tegenwoordig wel ingewikkeld. Behalve water-, riolering- etc. en brandleidingen met de

bijbehorende trafo-, schakel- en bedieningsruimten bevat het gebouw de volgende installaties:  Verwarming en airconditioning

 Personenlift

 Roltrappen met elektrisch oogbediening  Telefoon en telex

 Elektronisch luidsprekende communicatie

 Radio en televisie. Centraal antennesysteem voor radio en televisie  Compactus archiefsysteem (elektrisch)

 Koel- en diepvrieskasten  Vuilstortkoker.”113

Het Tomadohuis zelf is gereduceerd tot het essentiële: een kubus bestaande uit glas en beton op bijna een zes meter hoge plint van glas, waardoor het de perceptie van een zwevend gebouw verkrijgt en waarbij het besef van binnen of buiten totaal is vervaagd. Dit effect is goed te zien op afbeelding 29. Het Tomadohuis bestaat uit twee kolommen van twaalf meter breedte die de basis vormen waarop als het ware de balken, die vastgrijpen in de geveldelen, en de vloerdelen werden opgehangen.114 Het gevolg hiervan is dat de vloeren zonder enige belemmering ingedeeld konden worden. Extra bijzonder wat betreft technisch vernuft zijn de ramen die ten behoeve van de esthetiek uitgevoerd werden zonder kozijnen. Er werd een verende raamconstructie ontwikkeld. Of zoals Provoost aangaf: “waarbij het glas opgespannen is tussen de boven en onderkant en de veren de werking van de constructie opvangen.”115 De hoge plint, die ook uitgevoerd is in glas, kende ook een bijzondere constructiemethode. De grote glazen elementen, werden eigenlijk opgehangen aan het volume daarboven. Een systeem van experimentele aard dat Van der Togt had ontdekt op een andere studiereis, ditmaal in Duitsland.116

5.1.3 // Tomadofabriek Etten-Leur, 1959-1961

Maaskant betitelde de opdracht van de Tomadofabriek te Etten-Leur, wederom in opdracht van de broers Van der Togt, als “…vrij simpel, namelijk het bouwen van een bedrijf, waarvan elk onderdeel los van de andere delen uitbreidbaar zou kunnen zijn.”117 Dit stond voor de broers hoog in het programma van eisen, want al meerdere malen was gebleken dat naarmate de tijd vorderde de capaciteit van voorgaande fabrieken te klein werd. ‘’Groots was de fabriek in Etten-Leur’’, dan ook meldt voormalig werknemer A. Joosen: “Ik kwam binnen in een gigantisch grote fabriek, twee voetbalvelden naast elkaar. Mannen, vrouwen, jongens en meisjes, het was een half dorp. Dat heeft

113 Maaskant 1962, 847.

114 Fluks, Vink en Umberto Barbieri 1982, 28-30. 115 Provoost 2003, 208.

116 Provoost 2003, 211.

indruk gemaakt.”118 Een half dorp, oftewel de perceptie van juiste ordening en organisatie, waren aspecten die Maaskant in én van Amerika had geleerd. Zo bezocht hij, tijdens dezelfde studiereis die hij maakte in het kader van het Groothandelsgebouw, meerdere fabrieken. Als stip op nummer één, de door architect A. Kahn ontworpen fabriek ten behoeve van de massafabricage van een van de beroemdste Amerikaanse producten: de Ford. Geen auto’s, maar “spitse ideeën van Tomado”, waren in Etten-Leur het eindproduct in een fabriekscomplex van 11.000 vierkante meter.119 Een jaar na de oplevering typeert recensent R. Blijstra in het tijdschrift Forum het gebouw niet zozeer als een gebouw, maar als “een zich steeds vernieuwend en uitbreidend stedenbouwkundig complex.”120 Een staalconstructie met vloeren van beton vormden de basis van het “grijs-groene paleisje” zoals dezelfde Blijstra de fabriek in het zelfde artikel bejubelt.121 Met het grijs en groen verwees Blijstra naar de voorgevel die voor een groot deel bestond uit grijs aandoend glas ingeklemd tussen beide zijgevels en een opgemetselde verhoogde plint van donker blauwgroen geglazuurde bakstenen. Beide, evenals de ranke staalconstructie, goed te zien op afbeelding 31. Het dak van het

kantoorgedeelte was plat en vervaardigd uit gewapende betonplaten. In de daarachterliggende fabriekshal maakte Maaskant gebruik van een sheddak, waarop alle af- en aanvoerleidingen van elektriciteit, water en perslucht waren verwerkt, zodat, “de machines naar behoefte kunnen worden aangesloten.”122 Aan hetzelfde plafond verwerkte Maaskant ook de verwarming in de vorm van stralingselementen die één geheel vormden met de tl-verlichting.

5.1.4 // Euromast Rotterdam, 1960

“Wij hebben een toren willen maken, die geen semi-permanente indruk zal maken en die een zodanige ‘massa’ zal hebben, dat hij zich in het machtige, beweeglijke Rotterdamse havenbeeld zal kunnen handhaven” sprak Maaskant over zijn eigen Rotterdamse toren. De Euromast ontwierp hij in samenwerking met de dienst Gemeentewerken Rotterdam in opdracht van de NV Rotterdamse Uitzichttoren ter gelegenheid van de internationale tuinbouwtentoonstelling Floriade die in 1960 in het park aan de Maas werd gehouden ter culturele ontspanning.123 De Euromast is, vanaf een ronde funderingsplaat, opgetrokken uit een ronde schacht van schoon gewapend beton met een diameter van negen meter. De funderingsplaat weegt 1,9 miljoen kilo en fungeert als contragewicht en zorgt voor volledige evenwicht in het boven- en ondergrondse deel van de constructie. In de ronde schacht, die een wanddikte heeft van dertig centimeter, zijn twee liften en een trappenhuis

opgenomen. Met ongeveer vijftien tot twintig centimeter per uur werd met zogenaamde glijbekisting de schacht van de Euromast gerealiseerd. Een manier van bouwen die vaker gebruikt wordt bij

118 http://www.bndestem.nl/regio/etten-leur/tomado-fabriek-etten-leur-in-nieuwe-documentaireserie-nog-steeds-hoor-ik-de-persen-1.5828091 [geraadpleegd 24-3-2016] 119 http://www.npo.nl/ondersteboven-nederland-in-de-jaren-60/19-03-2016/VPWON_1246644 [geraadpleegd 24-3-2016] 120 Blijstra 1956, 200-209. 121 Blijstra 1956, 200-209.

122 Maaskant en Van Herwijnen 1955, 559.

123http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/php/main.php?cAction=show&cOffset=0&cLimit=25&cOBJn r=1022244&oOrder=ASC&cLast=1&oField=OBJ_RIJKSNUMMER&sCompMonNr=531142&sCompMonName=&sS tatus=&sProvincie=&sGemeente=&sPlaats=&sStraat=&sHuisnummer=&sPostcode=&sFunctie=&sHoofdcategori