• No results found

Stress indices kunnen worden berekend door gebruikt te maken van regressielijnen zoals die in Figuur5.28 op bladzijde5.28. Uit de hoeveelheid kokkelvlees per vogel (minus de bevissing) in september wordt via een regressielijn de stress index voor het betreffende seizoen geschat (onder de aanname van een zachte winter en een vleesfractie van 17%). In Figuur 6.5 wordt met behulp van de op deze wijze bere- kende gemiddelde stress index voor de jaren 1990-12001 een draagkracht schatting gedaan voor een situatie met en een situatie zonder visserij, inclusief de cumulatieve effecten van zowel de visserij als de predatie door vogels op het kokkelbestand.

20000 40000 60000 0.1 0.2 0.3 0.4 0 met visserij zonder visserij aantal scholeksters gemiddelde stress

Figuur 6.5. Gemiddeld stress niveau berekend voor de voedselsituatie in de jaren negentig in combinatie met een standaard zachte winter, berekend voor 4 verschillende (vaste) aan- tallen Scholeksters zowel met als zonder visserij. De stress niveaus zijn berekend met het rekenmodel beschreven in Hoofdstuk6.2op bladzijde105dat het effect van visserij en aantal vogels op de ontwikkeling van het kokkelbestand in rekening brengt. Het aantal Scholeksters afgelezen bij een gemiddeld stress niveau van 0.245 is een schatting van de draagkracht van het gebied. Aflezingen van de draagkracht zijn 40491 en 46198 scholeksters.

De draagkracht met visserij (40500) is iets hoger dan die welke geschat is in Hoofd- stuk 5.8.2 zonder cumulatieve effecten. Dat komt omdat 40500 scholeksters lager is dan de historische aantallen en de kokkelbestanden dus iets hoger zijn dan de historische bestanden als alles verder gelijk is. De draagkracht zonder visserij be-

draagt 46200 vogels. Er is dus een visserij effect van ongeveer 5700 scholeksters. Het grootste deel van dat effect is veroorzaakt door de aanzienlijke visserij rond 1994.

Hoofdstuk 7

Discussie

Hieronder worden de resultaten van dit rapport verder besproken in het licht van de wetenschappelijke literatuur over voedselreservering, de rol van mosselbanken en mogelijk autonome ontwikkelingen in de broedgebieden.

7.1

Bepaling van de voedselreservering

De voedselreservering van 150 kg kokkelvlees per scholekster die in dit rapport wordt afgeleid is gebaseerd op verschillende analyses en op hun onderlinge consistentie. Deze reservering geldt voor de bijdragen van nonnetjes en mosselen zoals die zich in de jaren negentig hebben voorgedaan. Het is dus niet zo dat een bijdrage van nonnetjes van de reservering kan worden afgetrokken.

De analyse zonder model in Figuur 4.5(bladzijde 61) geeft een aanwijzing voor een verband tussen de aantalsontwikkeling en de schelpdierbestanden. Bij kokkelbestan- den van minder dan ongeveer 130 kg per vogel daalt het aantal scholeksters in de Oosterschelde. Bij kokkelbestanden van boven de 130 kg is er na een zachte winter gemiddeld een stijging. Dit verband is niet significant maar afwijzing ervan is met een waarschijnlijkheid van 75% onjuist.

Met behulp van het computer programma WE BT ICS is het foerageergedrag van de scholeksters doorgerekend voor de schelpdierbestanden van de jaren negentig, de droogvalduur van die bestanden en de energiebehoefte van de vogels. Uit deze berekeningen blijkt dat de inspanning die de vogels moeten leveren om aan hun energiebehoefte te voldoen afneemt van een theoretisch maximum zonder kokkels tot een basisniveau dat bereikt wordt bij ongeveer 200 kg kokkelvlees per vogel in september. Dit resultaat wordt bepaald door de effici¨entie waarmee de vogels hun voedsel kunnen verzamelen, door de afname van de prooigewichten in de loop van de winter en door de droogvalduur. Het staat dus los van de aantallen scholeksters en de analyse van terugkeergetallen.

De range in hoeveelheid kokkelvlees per vogel waarover de inspanning (stress–index) daalt is in overeenstemming met de analyse van de terugkeergetallen. Deze consisten- tie maakt aannemelijk dat zich bij kleine kokkelbestanden inderdaad een aanzienlijke voedselstress heeft voorgedaan. Ook het statistisch significante verband tussen het terugkeergetal en de met het model berekende stress index geeft aan dat de stress

index een ecologisch relevante maat voor de wintersituatie is.

Uit de relatie tussen terugkeergetal en stress index kan een waarde voor de stress in- dex niveau worden bepaald waarvoor het aantal scholeksters gemiddeld gelijk blijft. Met dit stress niveau correspondeert een hoeveelheid kokkelvlees per vogel en de benodigde voedselreservering is nog wat hoger omdat goede jaren voor de scholek- sters niet allemaal door kokkelvisserij in gemiddelde jaren veranderd kunnen worden. Scholeksters zijn een lang levende vogelsoort en in goede jaren moet gecompenseerd kunnen worden voor de slechte jaren die met kokkels als voornaamste voedselbron onvermijdelijk zijn.

Een reservering van 150 ± 20 kg komt overeen met ongeveer 2.5 maal de energiebe- hoefte van de vogels van september tot en met maart (equivalent aan ongeveer 60 kg vlees). Dat de ecologische voedselbehoefte aanzienlijk groter is dan de fysiologische werd ook al vastgesteld doorde Vlas(2002) die voor de Oosterschelde een getal geeft van 3.0 maal de kokkelconsumtie (uitgaande van 90% kokkels). Dat komt ongeveer overeen met het resultaat van dit rapport.

De geschatte marge in de voedselreservering van 20 kg kokkelvlees is niet bedoeld als een nauwkeurig getal. Het is een schatting van de breedte van een kansverdeling, de standaard deviatie, maar er kan niet een bepaald overschrijdingspercentage aan worden gekoppeld zoals dat voor een normaal verdeelde grootheid mogelijk is. In het bijzonder kan de opgegeven marge niet gebruikt worden om een 95%–interval te schatten. Daartoe ontbreekt de benodigde kennis over de vorm van de statistische verdeling.

Goss-Custard et al. (2003) rapporteren in een overzichtsartikel over voedselreser- veringen berekend voor vijf verschillende Britse en Franse estuaria. Voor drie van die estuaria zijn de reserveringen in termen van kokkels 2.5, 5.0 en 5.5 maal de energiebehoefte van de vogels.

Voedselreservering is het reserveren van een hoeveelheid kokkels die er moet blij- ven liggen voor een overwintering van scholeksters zonder, of met slechts een heel geringe voedselstress, de ecologische voedselbehoefte. Winters zonder voedselstress vormen een noodzakelijke compensatie voor winters met een kleine kokkelstand en voor strenge winters. De ecologische voedselbehoefte is aanzienlijk hoger dan de energiebehoefte van de vogels. De redenen daarvoor zijn:

Schelpdieren vermageren in de loop van de winter. Een hoeveelheid vlees in september is dus groter dan wat er uiteindelijk van wordt opgegeten.

De vogels kunnen een schelpdierbestand nooit geheel benutten. Een beperkte effici¨entie in het zoeken van prooien maakt het onmogelijk om voldoende te eten bij lage prooidichtheden.

Een beperkte droogvalduur van de prooien.

Concurrentie tussen vogels beperkt het aantal vogels dat per hectare kan foe- rageren. Ook dat leidt ook tot een beperkte benutting van dichte kokkel- en mosselbanken.

Deze factoren zijn in dit rapport uitgebreid aan de orde geweest en behoren tot de basis van een ecologische beschouwing over voedselreservering. Ook in verwant onderzoek elders komen altijd weer deze punten terug (zie bijvoorbeeld Atkinson et al.,2003;Goss-Custard et al.,2003)