• No results found

sters

5.8.1 Achteruitgang van de Scholekster

Het gemiddelde stress niveau voor zachte winters bedroeg in de bestudeerde periode 0.261. Het gemiddelde niveau voor alle jaren met daarop toegepast het weer en getij van de standaard zachte winter 1997 ligt daar heel dicht bij, 0.269. Dat is maar weinig hoger dan de waarde van 0.245 die nodig is om de populatie op niveau te houden volgens de regressielijn in Figuur 5.29 (rekening houdend met een extra vorststerfte van 10% elke 5 jaar, zie Hoofdstuk5.6.3op bladzijde99). Als het aantal vogels echter gelijk wordt gehouden aan het referentie aantal 64000 (zie Tabel 5.4 in Hoofdstuk 5.6.1 op bladzijde 97), dan bedraagt het gemiddelde stress niveau 0.376 (weer gemiddeld over runs voor de standaard zachte winter, zie Figuur 5.22 op bladzijde92). Wordt een aantal van 54400 gehanteerd dan komt het gemiddelde stress niveau op 0.323. Het gemiddelde stress niveaus voor het referentie aantal is dus groter dan de waarde va 0.245 die nodig is voor een stabiel aantal. Dat verklaart de daling van het aantal Scholeksters in de jaren negentig.

5.8.2 Draagkracht met en zonder visserij

We kunnen het foerageermodel gebruiken om uit te rekenen hoe groot het aantal Scholeksters is waarbij de gemiddelde stress index over zachte winters gelijk is aan de waarde 0.245 voor een gemiddeld stabiel aantal vogels. We gaan er daarbij van uit dat de kokkelbestanden in de jaren negentig representatief zijn voor de komende jaren. Of beter gezegd: we rekenen de draagkracht van de Oosterschelde voor Scholeksters uit voor de voedselsituatie in de jaren negentig.

20000 40000 60000 0.1 0.2 0.3 0.4 0 met visserij zonder visserij aantal scholeksters gemiddelde stress

Figuur 5.33. Gemiddeld stress niveau berekend voor de voedselsituatie in de jaren negentig in combinatie met een standaard zachte winter, berekend voor 5 verschillende (vaste) aan- tallen Scholeksters zowel met als zonder visserij. Het aantal Scholeksters afgelezen bij een gemiddeld stress niveau van 0.245 is een schatting van de draagkracht van het gebied.

In Figuur 5.33 staan twee lijnen. De bovenste is berekend met visserij zoals die historisch heeft plaatsgevonden en de onderste zonder visserij. Elk van de vijf punten waarmee de lijnen zijn berekend is het resultaat van een simulatierun over de jaren 1990 tot 2001 voor een bepaald vast gekozen aantal vogels (op de horizontale as). Voor ieder jaar is de historische voedselsituatie gecombineerd met het weer en getij van de standaard zachte winter (1997). De lijnen door de berekende punten zijn parabolen en de fit is nagenoeg perfect.

We kunnen nu uit Figuur 5.33 het aantal Scholeksters aflezen dan overeenkomt met een gemiddeld stress niveau van 0.245. Het resultaat is een “draagkracht” van 38900 met visserij en 42200 zonder visserij. In beide getallen zit een onzekerheid van ongeveer 4000 vogels die voortkomt uit onder andere de onzekerheid in het gebruikte stress niveau (zie Figuur5.29).

Deze draagkracht schattingen wijken maar weinig af van de aantallen Scholeksters in de periode 1997 tot 2001. Dat betekent dat er geen aanleiding is dat het aantal Scholeksters nog verder zal dalen bij een ongewijzigde voedselsituatie.

Het verschil tussen de draagkracht met en de draagkracht zonder visserij bedraagt 3300 vogels ofwel ongeveer 8%. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit alleen een schatting is van het directe effect van visserij op de draagkracht van het gebied voor Scholeksters. Cumulatieve effecten over meerdere jaren konden nog niet wor- den beschouwd omdat er geen model beschikbaar is van de ontwikkeling van een kokkelbestand over meerdere jaren.

5.8.3 Draagkracht met de hoogtekaart van 2010

De stress indices in Figuur 5.26 in Hoofdstuk 5.4.6 (bladzijde 95) laten een groot effect zien van de toekomstige verkorting van de droogvalduur tengevolge van de zandhonger van de geulen (Hesselink et al., 2003). Op dezelfde wijze als in het

vorige Hoofdstuk 5.8.2kan ook een draagkrachtberekening worden gedaan voor de hoogtekaart van 2010 in plaats van de historische hoogten en droogvalduren.

20000 40000 60000 0.1 0.2 0.3 0.4 0 aantal scholeksters gemiddelde stress hoogtekaart 2010 negentiger jaren droogvalduur volgens:

Figuur 5.34. Gemiddeld stress niveau berekend voor de voedselsituatie in de jaren negentig in combinatie met een standaard zachte winter, berekend voor 5 verschillende (vaste) aan- tallen Scholeksters. De simulatieruns zijn gedaan voor de historische droogvalduren van de negentiger jaren en voor de droogvalduren volgens de hoogtekaart van 2010, in beide gevallen zonder visserij. Het aantal Scholeksters afgelezen bij een gemiddeld stress niveau van 0.245 is een schatting van de draagkracht van het gebied.

In Figuur 5.34 wordt de berekening voor de jaren negentig zonder visserij (dezelfde curve als die in Figuur 5.33vergeleken met die voor de hoogtekaart van 2010. Voor die laatste curve wordt een draagkracht afgelezen van 32800 vogels. Dat is 42200− 32800 = 9400 scholeksters minder dan voor de droogvalduren van de negentiger jaren.

Deze berekening is gedaan voor de droogvalduren volgens de kaart voor 2010, maar de kokkels zijn blijven liggen waar ze in de negentiger jaren lagen. Inspectie van de droogvalduurkaarten leert dat de kokkels nog iets zouden kunnen opschuiven naar plekken die nu nog hoger liggen. Dat zou de hierboven berekende verlaging van de draagkracht voor een klein deel kunnen compenseren. Anderzijds zal de verwachte vermindering van de kokkelbestanden (Geurts van Kessel et al.,2003) het effect juist weer vergr´oten. Naast het verlies van kokkelhabitat kan ook de oprukkende Japanse Oester een afname van het kokkelbestand veroorzaken. Het lijkt er daarom op dat de draagkracht van de Oosterschelde voor scholeksters de komende jaren aanzienlijk zal afnemen.

Hoofdstuk 6

Visserij, vogels en het verloop

van het kokkelbestand

6.1

Inleiding

Het effect van kokkelvisserij zoals dat in Hoofdstuk 5 met het simulatiemodel ge- analyseerd, is slechts het directe effect op de voedselsituatie in het seizoen waarin de visserij plaats vind. Dat komt omdat het model elk jaar opnieuw ge¨ınitialiseerd wordt met de geschatte schelpdierbestanden van september. Het weglaten van de visserij in de herfst heeft dan effect op de simulatie van de scholeksters in dat be- treffende seizoen maar, door de initialisatie in de volgende maand september, niet op de resultaten van volgende seizoenen.

Zoals opgemerkt in Hoofdstuk5.3.2leidt de de bestandsafhankelijke groei van ´e´enjarige kokkels tot een aanzienlijke verbetering van de voorspelde kokkelbestanden voor het volgend voorjaar, hetgeen impliceert dat we dan ook zonder her-initialisatie zouden kunnen doorrekenen en het effect van de visserij over meerdere jaren schatten. In dit hoofdstuk doen we dat niet met het simulatiemodel WE BT ICS maar met een veel eenvoudiger rekenmodel. Daarin wordt elke jaarklasse kokkels ge¨ınitialiseerd in het jaar volgend op de broedval, dus in het jaar dat de jaarklasse als “1j” wordt aangeduid. Vervolgens worden overleving, sterfte, groei, predatie en visserij in reke- ning gebracht volgens de inzichten uit rapport H2 (Kamermans et al., 2003) en dit rapport. Dat leidt tot een berekend kokkelbestand, elk jaar “gevoed” door slechts de nieuwe ´e´enjarige kokkels. Dit berekende bestand kan eerst worden vergeleken met het werkelijke en vervolgens wordt de visserij weggelaten om te zien wat er gebeurt.