Voorziening Gebruiker
Hoofdstuk 2. Afbakening van het onderzoeksdomein
4. Subjectief recht op zorg 1 Basisregelgeving
2.2 Interne kwaliteitsbewaking
292. In Beieren wordt voorzieningen in het kader van de basisregelgeving de algemene plicht opgelegd een intern kwaliteitsbeleid te voeren. Voorzieningen genieten een ruime vrijheid om te bepalen hoe zij dat beleid invullen.556
551 § 61 (6) SGB XII.
552 § 76 (3) SGB XII.
553 § 76 (3) SGB XII.
554 T. FLINT, "SGB XII § 78 Außerordentliche Kündigung der Vereinbarungen" in C. GRUBE
en V. WAHRENDORF (eds.), SGB XII - Sozialhilfe mit Asylbewerberleistungsgesetz, München, Verlag C. H. Beck, 2010, nr. 3.
555 § 78 SGB XII.
556 Art. 3 (3) 3 PfleWoqG.
142
Een goed kwaliteitsbeleid houdt echter steeds een beschrijving in van de doelstellingen en een controle achteraf over de mate waarin deze gerealiseerd werden.
Het vereist een reflectie over de geschiktheid van de aangewende middelen, om tot een voortdurend verbeteringsproces te komen. De behoeften van de gebruikers moeten daarbij het uitgangspunt zijn.557
293. In het kader van de Pflegeversicherung en de Sozialhilfe moeten voorzieningen een intern kwaliteitsbeleid voeren dat is afgestemd op hun basisbeginselen en dat gericht is op een constante bewaking en een verdere verhoging van de geleverde kwaliteit. Het gaat daarbij niet alleen om de kwaliteit van de zorgverlening, maar ook om die van de medische verzorging, de sociale begeleiding, de kost en inwoon en die van de aanvullende dienstverlening. Dat kwaliteitsbeleid heeft betrekking op alle essentiële managementsprocessen.558
294. De uitbater moet een kwaliteitsbeleid uittekenen dat waarborgt dat prestaties worden geleverd in de overeengekomen kwaliteit en dat zij worden geleverd overeenkomstig de behoeften van de bewoners, de vereisten van deskundigheid en de doelstellingen van de voorziening. De maatregelen en processen hiertoe moeten worden bepaald in een continu proces van planning, uitvoering, toetsing en verbetering. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de respectievelijke directies om dat kwaliteitsbeleid ten uitvoer te brengen.
In dat proces moet een plaats worden gegeven aan de verwachtingen en ervaringen van de bewoners en van andere relevante stakeholders. Hiertoe moeten in de voorziening adequate communicatieprocessen worden gehanteerd. 559
De betrokken medewerkers moeten tot slot voldoende vertrouwd zijn met de wezenlijke maatregelen en processen van het kwaliteitsmanagement.560
557 J. BURMEISTER, M. T. GAßNER, S. KÖNIG en C. MÜLLER, Bayerisches Pflege- und Wohnqualitätsgesetz, München, Verlag C. H. Beck, 2009, 50
558 § 112 (1) en (2) en § 113 SGB XI; § 61 (6) SGB XII; X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 2.
559 X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 3.
560 X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der
143 2.3 Management en personeel
295. Voor wat betreft de voorwaarden die worden gesteld aan het management en het personeel van een voorziening, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de voorwaarden die betrekking hebben op respectievelijk de uitbater, de directie van de voorziening, de zorgdirectie, het verzorgend personeel en het niet-verzorgend personeel.
Het merendeel van deze voorwaarden worden opgelegd in het kader van de basisregelgeving. Deze verwijst, voor wat de voorwaarden voor de zorgdirecteur betreft, gedeeltelijk naar de regelgeving die in het kader van de Pflegeversicherung wordt opgelegd.
Daarnaast gaan in het kader van de Pflegeversicherung en de Sozialhilfe ook een aantal voorwaarden uit van de raamovereenkomst (zie randnrs. 279 e.v.) en van de maatstaven en basisbeginselen van een kwalitatieve dienstverlening (zie randnr. 276).
Deze komen meestal overeen met de voorwaarden uit de basisregelgeving. In een aantal gevallen zijn zij iets concreter en kunnen zij zelfs worden aangewend voor een beter begrip van de voorwaarden uit de basisregelgeving. De voorwaarden die in het kader van de Pflegeversicherung of de Sozialhilfe worden opgelegd, worden om deze redenen niet afzonderlijk behandeld.
a) Uitbater
296. Iedere voorziening moet onder de verantwoordelijkheid staan van een uitbater die voldoende betrouwbaar is om een residentiële voorziening uit te baten.561
Zijn betrouwbaarheid moet blijken uit het respect voor de kwaliteitseisen die in het kader van de PfleWoqG worden gesteld. De betrouwbaarheid van het personeel van de voorziening wordt rechtstreeks toegerekend aan de uitbater.562
Om zijn betrouwbaarheid te beoordelen, maakt de bevoegde autoriteit (zie randnr.
265) daarnaast ook een inschatting van het eventueel toekomstig gevaar dat dreigt vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 3.
561 Art. 3 (1) PfleWoqG.
562 J. BURMEISTER, M. T. GAßNER, S. KÖNIG en C. MÜLLER, Bayerisches Pflege- und Wohnqualitätsgesetz, München, Verlag C. H. Beck, 2009, 33-34.
144
voor de bewoners van de voorziening. Zij baseert zich daarbij uitsluitend op de voorliggende situatie. Eerdere ervaringen met andere voorzieningen die door dezelfde uitbater werden uitgebaat, worden dan ook slechts in aanmerking genomen voor zover zij van direct belang zijn voor de voorliggende situatie.563
Wanneer blijkt dat de uitbater onbetrouwbaar is, kan de bevoegde autoriteit de exploitatie van de voorziening verbieden.564 Zij moet er zich echter van vergewissen dat minder verregaande ingrepen niet volstaan om het probleem op te lossen.565
b) Directeur van de voorziening
297. De directeur van de voorziening moet persoonlijk en professioneel geschikt zijn om zijn taak in de voorziening te vervullen.566
298. Een persoon is professioneel geschikt om directeur van een voorziening te zijn als hij voldoet aan drie voorwaarden.
Ten eerste moet hij een opleiding van minstens drie jaar hebben vervolmaakt, waarin hij de nodige vakkennis heeft opgedaan om een voorziening te leiden. Het gaat dan in het bijzonder om een beroepsopleiding of een studierichting die betrekking heeft op sociale diensten en gezondheidsdiensten, bedrijfsbeheer of overheidsmanagement.567 Indien de uitbater dat vraagt, kan de bevoegde autoriteit hem omwille van zwaarwichtige redenen bevrijden van de plicht aan deze eerste voorwaarde te voldoen, voor zover dat verenigbaar is met de behoeften en de belangen van de bewoners. De bevoegde autoriteit kan deze bevrijding afhankelijk maken van aanvullende voorwaarden.568
Ten tweede moet de persoon in kwestie met succes een bijscholingscursus hebben gevolgd die hem voorbereidt op het leiden van een voorziening. Deze voorwaarde geldt niet voor voorzieningen die op duurzame wijze niet meer dan 12 personen
563 J. BURMEISTER, M. T. GAßNER, S. KÖNIG en C. MÜLLER, Bayerisches Pflege- und Wohnqualitätsgesetz, München, Verlag C. H. Beck, 2009, 34.
564 Art. 15 (1) PfleWoqG.
565 J. BURMEISTER, M. T. GAßNER, S. KÖNIG en C. MÜLLER, Bayerisches Pflege- und Wohnqualitätsgesetz, München, Verlag C. H. Beck, 2009, 34.
566 § 11 (2) AVPfleWoqG.
567 § 12 (1) 1. AVPfleWoqG.
568 § 51 (1) AVPfleWoqG.
145 huisvesten. Zij vervalt wanneer de vereiste competenties reeds werden verworven in het kader van een hoger vermelde opleiding.569
Ten derde moet deze persoon minstens één jaar in hoofdberoep tewerkgesteld zijn geweest in een voorziening die sociale diensten of gezondheidsdiensten levert.570 Wanneer de directie bestaat uit meerdere personen, moet elk van deze personen voldoen aan de hoger genoemde voorwaarden.571
299. In het kader van de Pflegeversicherung en de Sozialhilfe moet de uitbater er bovendien voor zorgen dat de directeur van de voorziening beschikt over de voor zijn functie vereiste deskundigheid door te voorzien in een inlooptraject en door een bijscholingsbeleid te ontwikkelen. Daartegenover staat de plicht van de directeur om zijn kennis up-to-date te houden.572
300. Wat de persoonlijke geschiktheid van een persoon betreft, mogen er geen feiten voorliggen die erop wijzen dat hij ongeschikt zou zijn als directeur van de voorziening.
Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer hij met een vrijheidsstraf of een voorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste drie maanden werd veroordeeld wegens een misdrijf tegen het leven, het seksuele zelfbeschikkingsrecht of de persoonlijke vrijheid, wegens het opzettelijk aanbrengen van verwondingen, afpersing, valsheid in geschrifte, diefstal, oplichting, heling of wegens een frauduleus faillissement.573
Dat is eveneens het geval wanneer hij in de afgelopen vijf jaar werd veroordeeld wegens een drugsmisdrijf of wegens een ander misdrijf dat laat vermoeden dat de regels uit de PfleWoqG en de daaruit voortvloeiende verordeningen niet zullen worden gerespecteerd.574
Tot slot zijn personen ook ongeschikt als directeur van een voorziening wanneer hen
569 § 12 (1) 2. en §§ 73-77 AVPfleWoqG.
570 § 12 (1) 3. AVPfleWoqG.
571 § 12 (3) AVPfleWoqG.
572 X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 6.
573 § 13 (1) 1. a) AVPfleWoqG.
574 § 13 (1) 1. b) en c) AVPfleWoqG.
146
in het kader van de PfleWoqG meer dan tweemaal een geldboete is opgelegd, waarbij de laatste keer minder dan vijf jaar geleden was.575
301. Indien een bevoegde autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat de directeur van de voorziening niet geschikt is voor zijn functie, kan zij de uitbater het verbod opleggen die persoon nog tewerk te stellen in bepaalde functies of hem eenvoudigweg nog tewerk te stellen.576
Wanneer de uitbater in kwestie vervolgens nalaat een andere geschikte directeur van de voorziening aan te stellen, kan de bevoegde autoriteit op kosten van de uitbater voor een beperkte periode een interim-directeur aanstellen, om het behoud van de voorziening veilig te stellen.577
302. Wil een persoon directeur zijn van meerdere residentiële voorzieningen, dan moet hij vooraf de toestemming krijgen van de bevoegde autoriteit. Hetzelfde geldt wanneer de persoon in kwestie ook als directeur wil optreden in een ambulante of een semi-residentiële voorziening of in andere woonvormen die door de PfleWoqG worden gereguleerd.578 Hij mag het directeurschap in de voorliggende voorziening combineren met het directeurschap van ten hoogste twee van deze andere voorzieningen.579
Bij het verlenen van haar toestemming moet de bevoegde autoriteit zich ervan vergewissen dat de voorziening kan voldoen aan de kwaliteitseisen uit de PfleWoqG.
Zij moet daarbij in het bijzonder aandacht besteden aan de aard en de grootte van de betrokken voorzieningen, aan de ruimtelijke afstand ertussen en aan de opzet en de organisatie van het directieniveau in de voorliggende voorziening.580
303. Bij de toepassing van deze regels op hospicen, moet rekening worden gehouden met het doel van de voorziening en de bijzondere noden van haar bewoners.
Indien nodig kan hierbij, met een voorafgaandelijke toestemming van de bevoegde
575 § 13 (1) 2. AVPfleWoqG.
576 Art. 14 (1) PfleWoqG.
577 Art. 14 (2) PfleWoqG.
578 § 14 (1) AVPfleWoqG.
579 § 14 (3) AVPfleWoqG.
580 § 14 (2) AVPfleWoqG.
147 autoriteit, van de gestelde voorwaarden worden afgeweken.581
c) Zorgdirecteur
304. Elke voorziening moet beschikken over een zorgdirecteur, tenzij voor de betreffende voorziening een gezamenlijke zorgovereenkomst werd gesloten (zie randnr. 271).582 Het volstaat in dat geval dat alle onderdelen van het netwerk van voorzieningen onder de permanente verantwoordelijkheid staan van een (gemeenschappelijke) zorgdirecteur.583
In het kader van de Pflegeversicherung en de Sozialhilfe wordt verder bepaald dat deze zorgdirecteur de krachtlijnen van de zorgverlening in de voorziening moet vastleggen, de implementatie ervan moet organiseren en toezicht moet houden op de omzetting ervan.584 Ook moet hij als werknemer zijn tewerkgesteld. Deze laatste voorwaarde geldt niet wanneer hij eigenaar is van de voorziening, lid is van een religieuze vereniging of diaconie of wanneer het een kerkfunctionaris betreft.585
Zorgdirecteurs moeten persoonlijk en professioneel geschikt zijn om hun taak in de voorziening op te nemen.586 In het kader van de Pflegeversicherung en de Sozialhilfe moet de uitbater er tevens voor zorgen dat wanneer de zorgdirecteur afwezig is, bijvoorbeeld omwille van vakantie of ziekte, zijn taken worden uitgeoefend door een deskundige zorgkracht (zie randnr. 313) die voldoet aan de eerste voorwaarde voor de professionele geschiktheid.587
581 § 51 (5) AVPfleWoqG.
582 Art. 3 (3) 1. PfleWoqG.
583 X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 4; J. BURMEISTER, M. T.
GAßNER, S. KÖNIG en C. MÜLLER, Bayerisches Pflege- und Wohnqualitätsgesetz, München, Verlag C. H. Beck, 2009, 50.
584 § 71 (2) 1. SGB XI; X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 4; B. SCHÜTZE, "SGB XI § 71 Pflegeeinrichtungen" in P.
UDSCHING, B. SCHÜTZE, N. BEHREND en A. BASSEN, SGB XI - Soziale Pflegeversicherung, München, Verlag C. H. Beck, 2010, nr. 18.
585 X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 6.
586 § 11 (2) AVPfleWoqG.
587 X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die
148
305. Een zorgdirecteur is professioneel geschikt wanneer hij aan drie voorwaarden voldoet.
Hij moet ten eerste een opleiding ziekenzorg, kinderziekenzorg of ouderenzorg hebben vervolmaakt.588 Indien de uitbater daarom vraagt, kan de bevoegde autoriteit hem in het kader van de basisregelgeving om zwaarwichtige redenen bevrijden van de plicht aan deze voorwaarde te voldoen, voor zover dat verenigbaar is met de behoeften en de belangen van de bewoners. Hij kan deze bevrijding afhankelijk maken van aanvullende voorwaarden.589 Deze mogelijkheid bestaat echter niet in het kader van de Pflegeversicherung of de Sozialhilfe.
Ten tweede moet hij in de vijf jaar voor zijn aanstelling als zorgdirecteur een praktische beroepservaring in het aangeleerde beroep hebben opgebouwd van minstens twee jaar. De termijn van vijf jaar kan worden verlengd, bijvoorbeeld omdat de persoon in kwestie de zorg voor een kind heeft opgenomen, maar kan nooit meer bedragen dan acht jaar.590
Ten derde moet de persoon in kwestie een bijscholingscursus hebben vervolmaakt die hem voorbereidt, hetzij op het leiden van een voorziening, hetzij op het leiden van een zorgdienst.591
306. In het kader van de Pflegeversicherung en de Sozialhilfe moet de uitbater er bovendien voor zorgen dat de zorgdirecteur beschikt over de voor zijn functie vereiste deskundigheid door te voorzien in een inlooptraject en door een bijscholingsbeleid te ontwikkelen. Daartegenover staat de plicht van de zorgdirecteur om zijn kennis Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 4.
588 § 12 (4) 1. AVPfleWoqG; § 71 (3) SGB XI; X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 5.
589 § 51 (1) AVPfleWoqG.
590 § 12 (4) 1. AVPfleWoqG; § 71 (3) SGB XI; X., Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 5.
591 § 12 (4) 2., §§ 73-77 en §§ 78-82 AVPfleWoqG; § 71 (3) SGB XI; X., Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 5.
149 date te houden.592
307. Er mogen daarnaast geen feiten voorliggen die erop wijzen dat de persoon in kwestie persoonlijk ongeschikt zou zijn als zorgdirecteur.
Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer hij tot een vrijheidsstraf of een voorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste drie maanden werd veroordeeld wegens een misdrijf tegen het leven, het seksuele zelfbeschikkingsrecht of de persoonlijke vrijheid, wegens het opzettelijk aanbrengen van verwondingen, afpersing, valsheid in geschrifte, diefstal, oplichting, heling of wegens een frauduleus faillissement.593
Dat is eveneens het geval wanneer hij in de afgelopen vijf jaar werd veroordeeld wegens een drugsmisdrijf of wegens een ander misdrijf dat laat vermoeden dat de regels uit de PfleWoqG en de daaruit voortvloeiende verordeningen niet zullen worden gerespecteerd.594
308. Indien een bevoegde autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat de zorgdirecteur niet geschikt is voor zijn functie, kan zij de uitbater het verbod opleggen die persoon nog in bepaalde functies tewerk te stellen of hem eenvoudigweg nog tewerk te stellen.595
309. Wanneer de voorziening eenzelfde persoon wil inzetten als directeur van de voorziening en als zorgdirecteur, is de voorafgaandelijke toestemming van de bevoegde autoriteit vereist.596
Deze kan slechts haar toestemming verlenen wanneer de voorziening op duurzame wijze niet meer dan 60 personen huisvest of wanneer de zorgverlening nog door andere personen wordt aangestuurd die voldoen aan de voorwaarden om zorgdirecteur te worden. Zij kan dat ook doen wanneer voor de voorziening een gezamenlijke zorgovereenkomst werd gesloten en de betrokken zorgdirecteur verantwoordelijk is
592 X, Maßstäbe und Grundsätze für die Qualität und die Qualitätssicherung sowie für die Entwicklung eines einrichtungsinternen Qualitätsmanagements nach § 113 SGB XI in der vollstationären Pflege, 27 mei 2011, www.bagfw-qualitaet.de, 6.
593 § 13 (1) 1. a) en (2) AVPfleWoqG.
594 § 13 (1) 1. b) en c) en (2) AVPfleWoqG.
595 Art. 14 (1) PfleWoqG.
596 § 14 (4) AVPfleWoqG.
150
voor niet meer dan 60 zorgbehoevenden.597 Wanneer de uitbater dat vraagt, kan de bevoegde autoriteit, om problemen te vermijden, de voorziening toelaten om in beperkte mate van deze verhoudingen af te wijken, voor zover dat de deskundige verzorging van de bewoners niet in gevaar brengt.598
Daarnaast moet de bevoegde autoriteit er zich van vergewissen dat de voorziening kan voldoen aan de kwaliteitseisen uit de PfleWoqG. Hij moet daarbij in het bijzonder aandacht besteden aan de aard en de grootte van de betrokken voorziening en aan de opzet en de organisatie van de directieniveau.599
310. Bij de toepassing van deze regels op hospicen, moet rekening worden gehouden met het doel van de voorziening en de bijzondere noden van haar bewoners.
Indien nodig kan hierbij, met een voorafgaandelijke toestemming van de bevoegde autoriteit, van de gestelde voorwaarden worden afgeweken.600
d) Verzorgend personeel
311. Voorzieningen moeten vervolgens voldoende verzorgend personeel ter beschikking hebben om een antwoord te kunnen bieden aan de zorgnood en dat verzorgend personeel moet persoonlijk en professioneel geschikt zijn om hun functie te vervullen.601
Indien een bevoegde autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat een zorgkracht niet geschikt is voor zijn functie, ongeacht of die als werknemer, als zelfstandige of als vrijwilliger betrokken is in de zorgverlening, dan kan zij de uitbater het verbod opleggen die persoon nog in te zetten voor bepaalde functies of hem eenvoudigweg nog in te zetten.602
312. De plicht om in voldoende verzorgend personeel te voorzien, houdt niet alleen de plicht in om voldoende zorgkrachten aan te werven, maar ook om een dienstschema te hanteren dat steeds een voldoende aanwezigheid van zorgkrachten in de voorziening garandeert. Hierbij moet onder andere rekening worden gehouden met
597 § 14 (5) AVPfleWoqG.
598 § 51 (3) AVPfleWoqG.
599 § 14 (2) en (5) AVPfleWoqG.
600 § 51 (5) AVPfleWoqG.
601 Art. 3 (3) 1. PfleWoqG.
602 Art. 14 (1) PfleWoqG.
151 periodes waarin deze niet beschikbaar zijn, bijvoorbeeld omwille van ziekte, bijscholing of vakantie.603
313. Er wordt in de regelgeving een onderscheid gemaakt tussen ongeschoolde zorgkrachten, zorgkrachten die worden aangeworven voor aanvullende begeleiding en activering en deskundigen.
Ongeschoolde zorgkrachten zijn personen die worden ingeschakeld in de verlening van zorg in de voorziening, maar die niet voldoen aan de definitie van een deskundige.
Binnen deze groep van ongeschoolde zorgkrachten, moeten de zorgkrachten worden onderscheiden die in het kader van de Pflegeversicherung worden aangeworven voor aanvullende begeleiding en activering (zie randnr. 202). Zij moeten een oriënteringsstage van vijf dagen doorlopen hebben, een kwalificatiecursus gevolgd hebben die 160 lesuren omvat en een zorgstage van twee weken en moeten jaarlijks minstens één bijscholingscursus van twee dagen volgen.604 In de mate dat de competenties die in de kwalificatiecursus worden bijgebracht reeds werden verworven in het kader van een beroepsopleiding, beroepservaring of een bijscholingscursus, vervalt de voorwaarde deze kwalificatiecursus te volgen.605
Deskundigen zijn personen die een beroepsopleiding of een studierichting van tenminste drie jaar hebben vervolmaakt waarbij zij de kennis en de capaciteiten hebben verworven die nodig zijn om op een autonome manier hun functie te vervullen.606
314. Zorgkrachten kunnen een bijzondere erkenning krijgen als deskundige inzake zorgverlening, therapie of sociale begeleiding, of als gekwalificeerde zorgkracht,
603 § 15 (4) AVPfleWoqG; § 18 (3); X, Rahmenvertrag für den Bereich vollstationäre Pflege gemäß § 75 Abs. 2 SGB XI, www.vdek.com; J. BURMEISTER, M. T. GAßNER, S. KÖNIG en C.
603 § 15 (4) AVPfleWoqG; § 18 (3); X, Rahmenvertrag für den Bereich vollstationäre Pflege gemäß § 75 Abs. 2 SGB XI, www.vdek.com; J. BURMEISTER, M. T. GAßNER, S. KÖNIG en C.