• No results found

Internationale samenwerkings verbanden en projecten op het

In document Staat van Zoönosen 2019 | RIVM (pagina 82-85)

samenwerking op het gebied van

4.3 Internationale samenwerkings verbanden en projecten op het

gebied van de bestrijding van

zoönosen

4.3.1 Tripartite

De Tripartite is een samenwerkingsverband tussen de FAO, WHO en OIE. Het samenwerkingsverband stamt uit 2010 en is bedoeld om samen te werken op het gebied van preventie, detectie, beoordeling en bestrijding van infectieziekten. Hierbij staat de One Health-benadering centraal. Voortdurende communicatie en samenwerking tussen verschillende sectoren is daarvoor essentieel.

De Tripartite ontwikkelt mondiale strategieën en instrumenten om een consistente, geharmoniseerde aanpak tegen infectieziekten over de hele wereld te garanderen en om het gezondheidsbeleid met betrekking tot mens, dier en milieu beter te coördineren op nationaal en internationaal niveau. Voorbeelden waar de Tripartite bij betrokken is, zijn het WHO-actieplan tegen antimicrobiële resistentie, het wereldwijde kader voor de uitbanning van rabiës voor 2030 en de ‘Tripartite Zoönoses Guide’ (TZG). De TZG (figuur 4.3.1.1) biedt landen een leidraad voor het aanpakken van zoönosen. Het kan door landen gebruikt worden als hulpmiddel bij het opzetten van een One Health-risico-analysestructuur, zoals in Nederland zoönosenstructuur bestaat. Tevens bevat het voorbeelden van ‘good practices’ en ‘lessons-learned’ op basis van ervaringen uit verschillende landen.

4.3.2 GHSA – De Global Health Security Agenda

De GHSA is opgesteld door een groep landen en internationale organisaties die zich samen inzetten tegen mondiale gezondheidsbedreigingen. De GHSA is in 2014 opgericht, met als doel het versnellen van de implementatie van de International Health Regulations uit 2005. In 2024 wil de GHSA dat honderd landen een Joint

External Evaluation (JEE) hebben uitgevoerd. Hiermee wordt in kaart gebracht hoe goed een land is voorbereid op een eventuele gezondheidscrisis. Na die JEE kan een land werken aan het verbeteren van knelpunten en opbouwen van de juiste kennis en expertise. Vervolgens kan dat land een nieuwe evaluatie ondergaan, om te bekijken of ze hun weerbaarheid tegen de dreigingen van infectieziekten hebben kunnen verhogen. Inmiddels zijn er wereldwijd al meer dan honderd landen die een JEE hebben uitgevoerd: Nederland zou in 2020 een evaluatie uitvoeren, maar deze is uitgesteld door de coronacrisis. In 2020 is Nederland voorzitter van de GHSA Stuurgroep, het coördinerend orgaan van de GHSA.

Figuur 4.3.1.1 De Tripartite zoönoses guide.10

De GHSA benadrukt de noodzaak van een One

Health-benadering, de erkenning dat de gezondheid van mensen, dieren en de omgeving, onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Infectieziekten kunnen van dier op mens overspringen, zowel van gedomesticeerde als wilde dieren, iets wat de huidige coronacrisis opnieuw benadrukt. De GHSA heeft daarom ook de Tripartite als permanente adviseurs: de FAO, de WHO en de OIE zijn gezamenlijk betrokken bij de advisering van de GHSA Stuurgroep, zodat de belangen van Global Health Security niet vanuit een enkel perspectief worden behartigd. Daarnaast is de Private Sector Roundtable (PSRT) een vast lid van de GHSA Stuurgroep. De PSRT vertegenwoordigt een collectief van bedrijven die proberen vanuit een ander perspectief landen te ondersteunen. Samenwerking tussen de private sector, non-gouvernementele organisaties en landen biedt mogelijkheden om sneller en slagvaardiger specifieke uitdagingen te trotseren.

Ten slotte toont het interdepartementale karakter van de GHSA een cruciaal element van wereldwijd samenwerken. Niet alleen ministeries van (volks) gezondheid zijn vertegenwoordigd in de GHSA,

maar ook andere departementen, zoals ministeries van buitenlandse zaken en landbouw, zijn

vertegenwoordigd.

Gezondheidsbedreigingen door infectieziekten zijn bijna per definitie grensoverschrijdend. Door kennis te delen en samenwerking tussen landen, organisaties en disciplines te stimuleren, mikt het GHSA op een verbetering van de weerbaarheid van landen tegen epidemieën en pandemieën.

4.3.3 OHEJP – One Health European Joint

Programme

OHEJP is een project gefinancierd door de EU samen met de nationale overheden. In dit project zijn 37 volksgezondheids-, veterinaire en voedselveilig- heidsinstituten uit negentien Europese landen en de

Med-Vet-Net-Association betrokken. Vanuit Nederland zijn WBVR (Wageningen Bio Veterinary Research) en RIVM-partners, maar ook het NCOH (Netherlands Centre

for One Health) aangesloten.

De belangrijkste focus van OHEJP is om de samenwerking tussen de instituten te versterken op het gebied van voedseloverdraagbare zoönosen, antimicrobiële resistentie en opkomende zoönosen en nieuwe bedreigingen, zowel nationaal als internationaal. Binnen het OHEJP zijn er onderzoeks-

projecten die aan een specifieke (groep van) zoönosen werken en zogenoemde integratieve projecten, waar meer generieke zaken worden geadresseerd, zoals het harmoniseren van surveillancemethoden en -systemen, opzetten van gedeelde databases (en hoe data te delen), en het opzetten van risicoanalysestructuren. Nederland is betrokken bij twintig van de 29 projecten en is van vier projecten coördinator: RADAR (RIVM), met als doel het ontwikkelen van methodologie en het genereren van consensusschattingen voor bronnenat- tributie, blootstellingsrisico’s en ziektelast van AMR; IMPART (WBVR), dat tot doel heeft fenotypische methoden voor de detectie van antimicrobiële

resistentie te ontwikkelen en te harmoniseren; ADONIS (RIVM), waarin determinanten worden geïdentificeerd die ten grondslag liggen aan de stagnatie/omkering van de dalende trend in de incidentie van Salmonella Enteritidis bij mensen en pluimvee in de EU en COHESIVE (RIVM), dat als doel heeft landen te ondersteunen bij het opzetten van nationale One

Health-risicoanalysestructuren voor zoönosen. Een overzicht van alle projecten binnen OHEJP is te vinden via https://onehealthejp.eu/wp-content/uploads/2018/12/ Scientific-Activities_Version-1-Sept-2020.pdf. Voor meer informatie over het project zie www.onehealthejp.eu

4.3.4 COVETLAB – Collaborating Veterinary

Laboratories

CoVetLab is een samenwerkingsverband van nationale veterinaire volksgezondheidsinstituten uit Denemarken, Frankrijk, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. Partnerinstituten van CoVetLab zijn onder meer: Staten Serum Institute (Denemarken),

ANSES (Frankrijk), Wageningen Bio Veterinary Research (Nederland), National Veterinary Institute (Zweden) en Animal Health and Plant Health Agency (Verenigd Koninkrijk).

Alle leden van CoVetLab doen onderzoek en

surveillance en fungeren als nationaal en internationaal referentielaboratorium voor diverse dierziekten, waaronder zoönosen. Samen bevorderen zij veterinaire wetenschap van hoge kwaliteit door de verspreiding van kennis, het delen van ervaringen en de overdracht van vaardigheden en technologie om de dier- en volksgezondheid te beschermen. Elk jaar lanceert CoVetLab een interne oproep voor onderzoek gericht op innovatieve technieken en belangrijke onderwerpen op het gebied van diergezondheid en zoönosen. Bij elk van deze projecten zijn drie tot vijf partners van het netwerk betrokken.11

4.3.5 Samenwerking in grensregio’s

Op regionaal niveau zijn er binnen Nederland samenwerkingsverbanden tussen GGD’en en de NVWA. Hierdoor ontstaat er een One Health-aanpak bij overlap tussen (volks)gezondheid, dieren en voedsel. Voor zover kon worden nagegaan, is er (nog) niet een dergelijk samenwerkingsverband op het gebied van

One Health die regionaal over de landsgrens heen gaat. Wel werkt bijvoorbeeld de GGD Zuid-Limburg samen met de Belgische en Duitse partnerinstellingen voor de publieke gezondheid binnen de Euregio Maas-Rijn (EMR). Minstens twee keer per jaar wordt er een bijeenkomst georganiseerd om elkaar op de hoogte te brengen en onderling af te stemmen. Daarnaast informeren de instellingen elkaar wederzijds zodra er sprake is van casuïstiek of situaties waarbij grensover- schrijdende aspecten een rol spelen. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van een speciaal ontwikkeld digitaal meldingsformulier, de ‘cross-border risk alert’, en vinden er laagdrempelig telefonische overleggen plaats. Daarnaast zijn er regelmatig projecten waarbij de instellingen nauw samenwerken. Recente voorbeelden zijn i-4-1-Health, waarmee gezamenlijk met de GGD’en van de regio’s Zeeland, Brabant en Limburg en Vlaamse organisaties de verspreiding van antibioticaresistentie in de Vlaams-Nederlandse grensregio inzichtelijk werd gemaakt, en het pas opgestarte onderzoek naar verspreiding van COVID-19 in de EMR.

4.4 Geraadpleegde literatuur

1. Oude Munnik et al. (2020) Jumping back and forth:

anthropozoonotic and zoonotic transmission of SARS-CoV-2 on mink 2. https://www.who.int/ihr/about/en/ 3. https://www.who.int/emergencies/diseases/novel-coronavi- rus-2019/interactive-timeline#! 4. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/ TXT/?uri=CELEX%3A32013D1082 5. https://www.who.int/ihr/procedures/mission-reports/en/ 6. https://www.oie.int/wahis_2/public/wahid.php/ Countryinformation/Zoonoses 7. https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/loi/18314732/year/2019 8. https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.2903/j. efsa.2020.6092 9. https://efsa.onlinelibrary.wiley.com/doi/toc/10.1002/ (ISSN)1831-4732.BIOHAZ-DATA 10. https://rr-europe.oie.int/en/news/tripartite-zoonoses- guide/ 11. https://www.covetlab.org

5

Gebruikte

In document Staat van Zoönosen 2019 | RIVM (pagina 82-85)