• No results found

arbeidsbeperking of een chronisch

2. I NSTITUTIONEEL KADER

2.1. Internationale regelgeving

Het internationale kader betreft vooral het Europees Sociaal Handvest van 1996 en het VN-Verdrag van 2006, die beide door België werden ondertekend en rechtsgeldig zijn in ons land. En ook de EU-regelgeving bevat bepalingen inzake de integratie van personen met een arbeidsbeperking.

2.1.1. Het Europees Sociaal Handvest

In de Raad van Europa werd in 1996 het Herziene Europees Sociaal Handvest goedgekeurd3.

België ondertekende dit Handvest op 3 mei van dat jaar en ratificeerde het op 2 maart 20044.

Sinds 1 mei 2004 is het van kracht in ons land.

Het Handvest bepaalt een hele reeks sociale en economische mensenrechten. Zo wordt onder meer het recht op arbeid, op billijke, veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden en op een billijke beloning (artikelen 1 t.e.m. 4) vastgelegd. Specifiek voor personen met een

3 De eerste versie van dit Charter dateert van 1961.

4 De 'Wet houdende instemming met het herziene Europees Sociaal Handvest en met de Bijlage, gedaan te

Straatsburg op 3 mei 1996' werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 mei 2004 (Belgisch Staatsblad, 2004).

arbeidsbeperking wordt in artikel 15 het 'recht van minder-validen op zelfstandigheid, sociale integratie en deelname aan de samenleving' gespecifieerd. Teneinde personen met een handicap zelfstandigheid, sociale integratie en deelname aan de samenleving te kunnen waarborgen, moeten zij, als dat mogelijk is, onderwijs en beroepsopleiding krijgen in de gewone onderwijsinstellingen of, als dan niet kan, via gespecialiseerde instellingen. Tevens moet hun toegang tot het arbeidsproces bevorderd worden door maatregelen om werkgevers in de reguliere arbeidsmarkt er toe aan te zetten hen in dienst te nemen of te houden of, wanneer dit onmogelijk is, door beschutte arbeidsplaatsen te creëren. Daartoe kunnen gespecialiseerde bemiddelings- en begeleidingsdiensten aangewezen zijn.

Elk ondertekenend land moet jaarlijks een verslag indienen dat aangeeft hoe het Handvest in de wetgeving en in de praktijk geïmplementeerd wordt5. Deze verslagen worden onderzocht door

het Europees Comité voor de sociale rechten, dat concludeert of de situatie al dan niet conform is. Zo gaven de conclusies van 2012 voor België aan dat niet werd vastgesteld dat het recht op onderwijs en opleiding in het gewone systeem en de gelijke toegang tot werk effectief gegarandeerd zijn voor personen met een handicap (Conseil de l'Europe, 2013).

2.1.2. Het VN-Verdrag

Op 13 december 2006 keurde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het 'Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap' goed. België ondertekende dit Verdrag op 30 maart 2007en ratificeerde het op 2 juli 20096. Het is sinds 1 augustus 2009 rechtsgeldig in

België. Dit Verdrag heeft specifiek betrekking op personen met een handicap, en is op dat vlak veel gedetailleerder dan het Europees Sociaal Handvest.

Het Verdrag definieert personen met een handicap als "personen met langdurige fysieke, mentale, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving" (artikel 1). Een handicap is dan ook een evolutief en systemisch begrip, en is het resultaat van een wisselwerking tussen een persoon met een beperking en de obstakels waarmee een niet-inclusieve samenleving hem confronteert. De grondbeginselen van het Verdrag zijn onder andere persoonlijke autonomie, non-discriminatie, gelijke kansen en de volledige en daadwerkelijke deelname aan en opname in de samenleving.

In het kader van dit verslag zijn vooral de artikelen 24 en 27 van belang, die respectievelijk betrekking hebben op onderwijs, en werk en werkgelegenheid. Artikel 24 bepaalt dat personen met een handicap recht hebben op onderwijs, in een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en voor een leven lang leren, zodat zij daadwerkelijk kunnen participeren in de maatschappij. Personen met een handicap moeten aldus toegang hebben tot inclusief, hoogwaardig en gratis basisonderwijs en tot voortgezet onderwijs, op basis van gelijkheid met anderen in de gemeenschap. Bovendien moeten redelijke aanpassingen7 worden verschaft naar gelang de

behoefte van de persoon in kwestie, moeten zij ondersteuning ontvangen en moeten doeltreffende, aan het individu aangepaste, ondersteunende maatregelen te worden genomen.

5 Sinds 2007 betreft het jaarlijks verslag telkens een deel van de bepalingen van het Handvest, waardoor na vier jaar

alle bepalingen aan bod zijn gekomen.

6 De 'Wet houdende instemming met volgende Internationale Akten: Verdrag inzake de rechten van personen met

een handicap, Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, aangenomen te New York op 13 december 2006' werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 22 juli 2009 (Belgisch Staatsblad (2009)).

7 'Redelijke aanpassingen' worden gedefinieerd als "noodzakelijke en passende wijzigingen, en aanpassingen die geen

disproportionele of onevenredige, of onnodige last opleggen, indien zij in een specifiek geval nodig zijn om te waarborgen dat personen met een handicap alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid met anderen kunnen genieten of uitoefenen" (artikel 2).

Artikel 27 specifieert dan weer het recht van personen met een handicap op werk, op voet van gelijkheid met anderen. Derhalve is discriminatie op grond van handicap verboden met betrekking tot aanwerving, carrièremogelijkheden, de werkomgeving en arbeidsomstandigheden, enz. Ook op de werkplek dienen redelijke aanpassingen voorzien te worden.

Conform artikel 33 van het Verdrag moet in de ondertekenende staten een onafhankelijke instantie instaan voor de uitvoering van het Verdrag. In België is dit het Interfederaal Centrum voor gelijke kansen en bestrijding van discriminatie en racisme8, dat sinds 2003 bevoegd is voor

materies die verband houden met discriminatie op grond van handicap. Concreet staat het Centrum in dit verband in voor het verstrekken van informatie en bewustmaking (de bevorderingsopdracht), het verstrekken van juridisch advies en de begeleiding van personen waarvan de rechten geschonden zijn (de beschermingsopdracht) en het verifiëren of de wetgeving, het gevoerde beleid en de nationale praktijken stroken met het Verdrag (toezichtsopdracht).

Binnen de twee jaar na de ondertekening van het Verdrag dient een land bij het 'Comité van de Rechten van Personen met een Handicap' een uitgebreid verslag in te dienen, waarin de maatregelen worden beschreven die zijn genomen om de verplichtingen van het Verdrag na te komen (artikel 35). Daarna moet ten minste eenmaal per vier jaar een vervolgverslag worden uitgebracht. Op basis van die verslagen doet het Comité suggesties en aanbevelingen. Tot op heden heeft België één verslag ingediend, namelijk in juli 2011 (CRPD, 2013). In april 2014 heeft het Comité een reeks vragen geformuleerd, o.a. met betrekking tot de positie van gehandicapte vrouwen en buitenlandse jongeren (CRPD, 2014); België dient deze vragen te beantwoorden tegen eind juni. In het najaar van 2014 zal het verslag, samen met de Belgische antwoorden, door het Comité besproken worden.

Het 'Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap', dat eveneens door België werd bekrachtigd, bepaalt nog dat het Comité ook bevoegd is voor het onderzoeken van klachten vanwege personen of groepen die beweren dat de bepalingen van het Verdrag geschonden werden (artikel 1).

2.1.3. EU-regelgeving

Ook in EU-verband is regelgeving van kracht met betrekking tot personen met een handicap. Zo bepaalt richtlijn 2000/78/EG in artikel 5 dat, om de gelijke behandeling van personen met een handicap te kunnen naleven, voorzien moet worden in redelijke aanpassingen. Afhankelijk van de behoeften moet een werkgever, eventueel ondersteund door het overheidsbeleid ter zake, aldus passende maatregelen nemen om hen in staat te stellen toegang te hebben tot arbeid, daarin vooruit te kunnen komen en opleidingen te genieten (EU, 2000).

De Europa 2020-strategie, die beoogt de EU tegen 2020 om te vormen tot een slimme, duurzame en inclusieve economie, bevat geen specifieke bepalingen voor personen met een handicap. De - eerder algemene - doelstelling van een inclusieve groei wordt concreet geïllustreerd door de stelling dat meer vrouwen, jongeren, ouderen, laaggeschoolden en migranten aan het werk moeten; er is geen specifieke verwijzing naar personen met een arbeidsbeperking.

8 Dit is de nieuwe benaming, sinds 15 maart 2014, van het 'Centrum voor gelijkheid van kansen en voor