• No results found

3 Plattelandsontwikkeling, interactieve beleidsvoering en gender

5.1 De interactiviteit van het WCL-beleid

In het Structuurschema Groene Ruimte zijn elf Waardevolle Cultuur Land- schappen (WCL-gebieden) aangewezen (Ministerie LNV 1994b).52 Het zijn gebieden waarin land- en/of bosbouw economisch gezien een belangrijke rol spelen maar tegelijkertijd, naast verstedelijking, een belangrijke bedreiging

5 Deelname aan de besluitvorming over

vormen voor de unieke natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het gebied. Het WCL-beleid maakt een begin met wat later sociaal-economische versterking en bestuurlijke vernieuwing is genoemd. De bedoeling is om een integraal beleid te voeren dat niet alleen het behoud van natuur beoogt maar tevens de versterking van de toeristisch-recreatieve en agrarische bedrijvigheid. Het beleid streeft naar een aanpak van onderop. De bewoners moeten mee praten en mee beslissen over de concrete invulling van een gebiedsgericht beleid (Recreatie & Toerisme 1996, nr 6, 7)

In alle WCL-gebieden zijn nieuwe politieke structuren geschapen om de inspraak van de betrokken partijen te organiseren en het WCL-beleid van onderop gestalte te geven. Daarbij zijn twee typen overlegstructuren te onderscheiden. In alle gebieden is ten eerste een bestuurlijk overleg dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van het beleid en de besteding van de subsidiegelden. De deelnemers aan dit overleg zijn doorgaans vertegenwoordigers van de land- en tuinbouworganisaties, bestuurslagen (Rijk, gemeente, waterschap), terreinbeherende instanties (provinciaal landschap, Natuurmonumenten, staatsbosbeheer), de organisatie van recreatieondernemers en de provinciale natuur- en milieuorganisaties. Het bestuurlijk overleg heeft de taak om een gebiedsperspectief uit te werken waarin is aangegeven welke ontwikkeling voor de komende vijf à tien jaar wenselijk en mogelijk geacht wordt, hoe men de bijzondere kwaliteiten van het gebied wil waarborgen en de verschillende functies (natuur, landschap, landbouw en recreatie) wil integreren. Daarnaast stelt zij een activiteitenplan op met concrete maatregelen en voorstellen voor te subsidiëren projecten. Ten tweede is er in alle WCL-gebieden een praktijkgericht overleg ingericht dat uit een of meerdere commissies bestaat die zich met de implementatie van het beleid bezighouden. Hun functie is om draagvlak voor het beleid onder de bewoners te creëren en hen te stimuleren om projectvoorstellen in te dienen die uitvoering van het beleid dienen. De leden van de praktijkgerichte commissies zijn doorgaans geen vertegenwoordigers van belangenorganisaties maar nemen op persoonlijke titel aan het overleg deel. Het gaat hierbij meestal om mensen die zelf in het betreffende gebied wonen. De deelnemers aan het bestuurlijk zijn vaak door de landelijke organisaties afgevaardigd en wonen zelf niet in het gebied.

Bestuurlijke vernieuwing

Evaluatie van het WCL-beleid wijst erop dat het beleidsproces in de meeste gebieden ondanks de aanpassing van de politieke structuren nog weinig interactief verloopt (Kranendonk et al. 1997). De toegankelijkheid en openheid van de beleidsvoering vallen tegen, evenals de veranderingen in de cultuur en vormgeving van het overleg.

Deelname aan de besluitvorming over plattelandsbeleid 105 De toegankelijkheid van de besluitvorming wordt in vrijwel alle gevallen bepaald door de provinciale overheid. Zij zet een politieke structuur op en nodigt die organisaties uit, die in haar ogen relevant zijn. Over het algemeen zijn dat de erkende belangenorganisaties waarmee de overheid vóór invoering van het WCL-beleid ook al overlegde. Bovendien is de WCL-structuur veelal op reeds bestaande beleidsstructuren gebaseerd en mede daarom weinig vernieuwend wat vormgeving en deelnemers betreft.

Het door de landelijke overheid voorgegeven WCL-kader geeft al aan welke problemen in de onderhandelingen centraal dienen te staan en in welke richting de oplossingen te zoeken zijn. Het bestuurlijke overleg heeft daardoor maar beperkte mogelijkheden om zich op de meest urgente lokale problemen te richten. In veel gebieden is het gebiedsperspectief bovendien door de provincie zelf op basis van bestaand beleid samengesteld en niet, zoals voorzien, in samenwerking met het gebied.

Mede daardoor is er in de meeste gebieden weinig ruimte voor discussie geweest en heeft de gewenste omslag naar een cultuur van overleg en samenwerking slechts in beperkte mate plaatsgevonden. Dat is wederom van invloed op de mate waarin het beleid daadwerkelijke veranderingen in het gebied tot stand heeft gebracht en mensen heeft gemobiliseerd om zelf actief te worden en nieuwe vormen van samenwerking met nieuwe partners tot stand te brengen (Kranendonk et al. 1997).

De ontwikkeling van het beleid is in de meeste gebieden formeel geregeld en binnen formele structuren georganiseerd. Dat geldt ook voor de implemen- tatie van het beleid alhoewel de daarin gerealiseerde werkwijze doorgaans minder formeel van aard is. In een aantal gebieden is er wel een begin gemaakt met de informalisering van het beleidsproces. Hier is de uitvoering van het beleid naar een lokaal projectbureau gedelegeerd dat onafhankelijk van de overheid opereert. Deze bureaus proberen in direct contact met de bevolking en op allerlei verschillende manieren de totstandkoming van projecten te stimuleren en te ondersteunen. Er zijn themagroepen opgezet waarin ervaringsdeskundigen uit het gebied zelf de taak hebben om project- ideeën te ontwikkelen en projecten te initiëren. Projectontwikkeling vindt dan weliswaar nog steeds georganiseerd plaats, maar in een relatief informeel kader vergeleken met de ontwikkeling van beleid.

De gebieden verschillen onderling sterk wat de interactiviteit van het bestuurlijk proces betreft. Op basis van de informatie die door Kranendonk (et al. 1997) is verzameld, zijn er drie groepen gebieden te onderscheiden (zie tabel 5.1:

Groep 1 omvat (zes van elf) gebieden waar het beleidsproces nog nauwelijks interactief te noemen is;

Groep 2 betreft (twee) gebieden waar het beleidsproces wat de verandering van cultuur en vormgeving van het beleidsproces interactief te noemen is maar wat de toegankelijkheid en openheid van het beleidsproces betreft niet;

Groep 3: omvat (drie) gebieden die op alle in de analyse betrokken aspecten van interactiviteit hoog scoren.

Tabel 5.1 De interactiviteit van het beleidsproces in WCL-gebieden (N=11)

Groep Inter-

activiteit Gebied Toeganke-lijkheid Openheid Cultuur Infor-maliteit

1 - Zw Friesland - - - - - Vecht-Regge - - - - - De Meierij - - - - - NO Twente - - - - - N Drenthe - - - - - Veluwe - - - - 2 +/- Waterland - - +/- + +/- Zak v. Z. Beveland - - +/- +/- 3 + M.Limburg +/- + + + + Winterswijk + - + + + De Graafschap + + + +

De mate van interactiviteit is van invloed op de participatie van plattelandsvrouwen. Zij zijn met name in die gebieden betrokken bij het WCL- beleid, waar het beleidsproces het meest interactief is vorm gegeven (zie tabel 5.2).

Tabel 5.2 Participatie van plattelandsvrouwen en de interactiviteit van de beleidsvoering in WCL-gebieden (N=11) Participatie plattelandsvrouwen Totaal Interactiviteit + +/- - + 2 1 0 3 +/- 0 1 1 2 - 0 3 3 6 Totaal 3 4 4 11

De gebieden waar plattelandsvrouwen nauwelijks aan het beleidsgebeuren deelnemen, zijn de minst interactieve gebieden. In de middengroep is de

Deelname aan de besluitvorming over plattelandsbeleid 107 situatie gecompliceerder. Hierbij gaat het om gebieden die laag scoren wat de interactiviteit van het beleidsproces betreft, maar toch een redelijke betrokkenheid van vrouwen laten zien. Bij nader inzien blijkt de betrokkenheid van plattelandsvrouwen zich echter tot het praktijkgerichte overleg en daarmee de implementatie van het beleid te beperken. Aan het bestuurlijk overleg en, dus, de besluitvorming over de inhoud van het beleid en de verdeling van middelen nemen zij niet deel (zie tabel 5a in de bijlage). Dat is niet alleen door de geringe interactiviteit van het beleid te verklaren. Nader onderzoek naar de rol van vrouwen in het WCL-beleid laat zien, dat naast de aard van het beleidsproces ook andere factoren de deelname van plattelandsvrouwen beïnvloeden.