• No results found

De (inter)nationale rechtsontwikkelingen

F. S. Rost van Tonningen-Heubel

4 Rassendiscriminatie, extreem-rechts en internet

4.2 De (inter)nationale rechtsontwikkelingen

In 1998 bracht de Nederlandse regering de Nota Recht op de electronische snelweg uit.11 Als uitgangspunt voor rechtshandhaving in een elektronische omgeving geldt dat de rechtsbescherming van de burger in een on line situatie gelijkwaardig dient te zijn aan de off line situatie.12 Dat is een logisch en con-sistent uitgangspunt en dient ook onderschreven te worden. Toch is daarmee de kous nog niet af. De draad vanuit de analoge wereld kan namelijk niet zon-der meer worden doorgetrokken naar de digitale. In die virtuele wereld doemen

11 De tekst van paragrafen 4.2 tot en met 4.5 is een bewerking van een eerdere pu-blicatie, Rodrigues, 2001: 11.

12 Zie de notitie Internationalisering en rechtsmacht, Kamerstukken II, 1999/00, 25 880, nr. 10.

namelijk complexe vragen op over rechtsmacht en welke omstandigheden rechtvaardigen dat betrokken actoren litigieus handelen op internet kan wor-den toegerekend. Door het grensoverschrijwor-dende karakter van internet kunnen deze vragen niet meer uitsluitend op nationaal niveau beantwoord worden, maar moeten ze binnen de internationale context worden geplaatst. Vandaar dat wij ons bij de bespreking van de rechtsontwikkelingen rond rassendiscri-minatie en internet niet sec kunnen beperken tot Nederland.

De problemen met rechtsmacht en juridische toerekenbaarheid op internet doen zich wereldwijd voor. Het betreft niet alleen discriminatie, maar ook bij-voorbeeld kinderporno en computercriminaliteit. Vanwege de toenemende dis-criminatie op internet vaardigde de European Commission against Racism and Intolerance van de Raad van Europa in december 2000 een algemene aanbeve-ling uit ter bestrijding van racisme, xenofobie en antisemitisme op internet.13 De Europese Unie had al eerder een meerjarenplan vastgesteld ter bestrijding van illegale en schadelijke inhoud op internet.14

De werkgroep Cybercrime van de Raad van Europa heeft zich ingespannen om tot internationale regelgeving op dit punt te komen. Na langdurig en intensief overleg is thans een conceptverdrag opgesteld dat de jurisdictie en opsporing op internet moet gaan regelen.15 Naast de 43 landen van de Raad participeren in dit overleg ook Canada, de VS, Zuid-Afrika en Japan.16 Volgens de planning wordt in het najaar 2001 het voorstel ter goedkeuring aan de Raad van Minis-ters voorgelegd. Het verdrag heeft tot doel: harmonisatie van strafbaarstelling en strafvorderlijke bevoegdheden. Dit is mede van belang voor de internationa-le samenwerking en het zorgen voor snelinternationa-le rechtshulpverinternationa-lening in verband met de vluchtigheid van elektronisch bewijs. Bij internationale rechtshulpverlening geldt het vereiste van dubbele strafbaarheid, dat wil zeggen dat het feit waar-voor de hulp wordt aangevraagd, zowel in de verzoekende als in de aangezoch-te staat strafbaar is gesaangezoch-teld. Dit beginsel van dubbele strafbaarheid leidt vooral tot complexiteit in een digitale omgeving, zoals internet. In veel landen is nog niet duidelijk of hetgeen off line verboden is, ook on line geldt. Daarnaast doet zich een groot verschil in rechtscultuur voor tussen Europa en de Verenigde Staten als het discriminerende uitlatingen betreft. De Amerikanen hebben een veel tolerantere traditie ten opzichte van dit soort uitlatingen dan Europea-nen.17 Nieuwenhuis laat overigens treffend zien dat ten aanzien van pornogra-fie de tolerantie juist weer in Europa te vinden is.18 Door deze verschillen in rechtscultuur is het niet gelukt het tegengaan van racistische uitingen op in-ternet in het Cybercrime Verdrag te regelen. Deze materie dient nu in het

13 ECRI General policy recommendation no. 6.

14 Beschikking 276/1999/EG van het Europese Parlement en de Raad van 25 janua-ri 1999 tot vaststelling van een communautair meerjarenactieplan ter bevordejanua-ring van een veiliger gebruik van Internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken, PbEG 1999 L 33/1.

15 De tekst van het concept verdrag is te vinden op de website van de Raad van Eu-ropa: www.coe.int.

16 Siemerink, 2000: 241.

17 Rosier, 1997.

18 Nieuwenhuis, 1997.

der van de Europese Unie apart te worden geregeld.19 De consequentie van de Amerikaanse opstelling is dat bij racistische uitingen die vanuit de VS op in-ternet geplaatst worden, geen rechtshulp door de Amerikanen zal worden ver-leend. Evenmin zullen zij personen uitleveren. Een dergelijke houding maakt het voor bepaalde groepen en personen aantrekkelijk hun discriminerende opinies via Amerikaanse providers op internet te plaatsen.

De Nederlandse wetgever was aanvankelijk voornemens de materie van cyber discriminatie in het Wetsvoorstel Computercriminaliteit II te regelen.20 Door de initiatieven vanuit de internationale rechtsgemeenschap heeft de regering daarvan afgezien. In haar Notitie Internationalisering en Recht in de informa-tiemaatschappij van mei 200021 gaat de regering daarop in. Voorgesteld wordt dat er een internationaal meldingsmechanisme voor providers moet komen voor op internet verspreid illegaal materiaal. Dat betekent dat degene die ille-gaal materiaal ontdekt dat meldt aan de provider, al dan niet in het buiten-land, via welke het materiaal verspreid wordt. Die provider wordt geacht pas-sende maatregelen te treffen, bijvoorbeeld door de bevoegde opsporinginstan-ties te informeren. Dit systeem lijkt erg op hetgeen thans in Nederland al ope-rationeel is en hieronder aan de orde komt. Verder wordt een internationaal classificatie- en filtersysteem voor schadelijk materiaal voor jeugdigen op in-ternet bepleit. Dit pleidooi is reeds eerder gehouden in het EU-meerjarenplan ter bestrijding van illegale en schadelijke inhoud op internet.22 Voor elektroni-sche handel wordt de totstandkoming van een internationale gedragscode be-pleit. Tevens verwijst de regering naar de ontwikkelingen rond het eerder ge-noemde Cybercrime verdrag.

Naast dit verdrag is voor de aansprakelijkheid van de provider de Europese richtlijn inzake elektronische handel van 8 juni 2000 van belang.23 Deze e-commerce richtlijn sluit de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de provider uit voor zover het gaat om het enkele transport van gegevens (mere conduit), daaronder begrepen de tijdelijke opslag in verband met het bereiken van een doelmatig transport (cache). Voor zover er sprake is van opslag, ter beschik-kingstelling of verspreiding van gegevens door een provider, laat de richtlijn de mogelijkheid open bijzondere regels te stellen. De providers zijn slechts aan-sprakelijk aan het medeplegen van een strafbaar feit als zij de uitlatingen op hun computers opslaan ter consultatie (hosting). Hierbij geldt het beginsel van voorwaardelijke opzet: het willens en wetens nemen van het geenszins denk-beeldige risico dat door de opslag van gegevens een strafbaar feit wordt gefaci-liteerd.24 Een wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn is in augustus 2001 ter advisering naar de Raad van State gestuurd.25 Overigens moet wor-den opgemerkt dat de richtlijn alleen ziet op elektronische handel binnen de

19 Kamerstukken II, 2000/01, 23 530, nr. 45, p. 8.

20 Kamerstukken II, 1998/99, 26 671, nrs. 1-2.

21 Kamerstukken II 1999/00, 25 880, nr. 10.

22 PbEG 1999 L 33/1.

23 PbEG 17 juli 2000, L 178/1 en zie de Notitie over de aansprakelijkheid van tus-senpersonen op het Internet, Kamerstukken II 1998/99, 25 880, nr. 7.

24 Kamerstukken II, 2000/01, 23 530, nr. 45, p. 10.

25 Nederlands Juristenblad, 2001, p. 1404.

EU en bepaald niet op al het internetverkeer.26 Onduidelijk is de richtlijn voor de situatie bij mere conduit en cache waarbij de provider weet heeft van de strafbare inhoud. Ons lijkt dan optreden van de provider geboden.27 Dat zou ook moeten gelden indien een verzoek tot verwijdering is gedaan en de provi-der geen redelijke twijfel heeft over de juistheid van het verzoek. In overeen-stemming met de uitspraak in de Scientology-zaak zou hij dan direct tot ver-wijdering over dienen te gaan.28

4.3 Zelfregulering

De discussie over de aansprakelijkheid van de providers heeft ertoe geleid dat vanuit de branche maatregelen zijn genomen. De meeste Nederlandse provi-ders hebben in hun algemene voorwaarde bepalingen opgenomen die bepalen dat de inhoud van de teksten niet discriminerend mag zijn. Toen in september 2001 Jenny Goeree door middel van persberichten bekend maakte dat zij een website had geopend met daarop antisemitische publicaties die door de rech-ter reeds in 1987 als strafwaardig werden geoordeeld,29 heeft haar internetpro-vider de website per ommegaande uitgeschakeld.30 Dergelijk zelfreinigend op-treden komt veelvuldig voor. De extreem-rechtse Nieuwe Nationale Partij (NNP) stuurde in het najaar van 2000 op grote schaal ongevraagd e-mailtjes rond met fier wapperende Nederlandse vlaggen.31 De NNP is (deels) ontsproten uit de verboden CP’86. Wie het mailtje – met als subject ‘Algemene Oproep’ – opende zag een wapperende Nederlandse vlag en de in grote en vette letterty-pen gezette tekst ‘Nationalisme = Zelfbehoud. Nederland is in gevaar. Samen op de bres voor Nederland’, gevolgd door het internetadres van de partij.32 De provider heeft daarop de NNP toegang tot het internet ontzegd. Reden was niet zozeer de inhoud van de berichten maar eerder nog het lastigvallen van andere internetgebruikers met ongevraagde e-mail (spam). In de zomer van 2001 is de website van de NNP (wederom) gesloten vanwege de controversiële inhoud.33 Enige dagen daarvoor had deze provider om dezelfde reden de discussiegroep van de extreem-rechtse organisatie Voorpost verwijderd. Naar verluidt is de NNP inmiddels uitgeweken naar een buitenlandse provider. Hetzelfde geldt voor Jenny Goeree.

Soms komt niet de provider in actie maar de beheerder van een website of nieuwsgroep. Zo heeft in december 2000 de directie van een MBO-opleiding in Maastricht 4 leerlingen van school gestuurd en 2 geschorst nadat ze zich

26 Heijmans, 2000: 234.

27 Zie ook Heijmans, 2000: 235

28 Scientology/XS4all Rb Den Haag 9 juni 1999, 96/1048, Computerrecht 1999, 2000, m.n. Hugenholz.

29 de Volkskrant 6 september 2001.

30 Zie voor de strafzaak HR 5 juni 1987, Rechtspraak Rassendiscriminatie 155 m.n.

Kruyt.

31 Web Wereld Nieuws, 27 september 2000.

32 Haarlems Dagblad, 26 oktober 2000.

33 Tubantia Online, 19 juli 2001.

criminerend hadden uitgelaten op internet.34 De zes schreven beledigende teksten over verscheidende medeleerlingen en leraren op een website. Zo rie-pen ze op om een leraar te slaan, omdat hij volgens hen homoseksueel is. Ook lieten ze zich discriminerend uit over buitenlanders. De website is daarop door de school van internet gehaald. Een ander voorbeeld is de internetredactie van Big Brother die na een week het discussieforum op de site al heeft moeten sluiten. Er werden discriminerende berichten op geplaatst. Hetzelfde over-kwam de minister van Grote Steden- en Integratiebeleid op het forum over cy-ber racisme op zijn website www.ministervanboxtel.nl.35

De branchevereniging van Nederlandse Internet Providers (NLIP) erkent dat op internet naast vele nuttige informatie ook illegale informatie te vinden is. On-der illegale informatie verstaat NLIP informatie die volgens de vigerende NeOn-der- Neder-landse wet- en regelgeving is verboden, zoals kinderporno en discriminatie.

Vanwege de aard en ernst van enkele vormen van illegale informatie op inter-net, en vanwege diverse technische en juridische onduidelijkheden, hebben de in de NLIP verenigde internetproviders een beleid geformuleerd hoe zij hierte-gen op kunnen treden.36 Uitgangspunt is om de illegale informatie zoveel en zo snel als mogelijk weer van internet te laten verwijderen. Vanwege de vrije me-ningsuiting en de taak tot doorgifte van informatiestromen, moeten de provi-ders het vooral van meldingen hebben. Zo zijn er meldpunten voor kinderpor-no en discriminatie. Op basis van deze zelfregulering kunnen providers vol-gens NLIP alleen in Nederland optreden en beperkt deze actiemogelijkheid zich tot overtreders in Nederland. De laatste lijkt ons onjuist. Ook buitenlandse klanten van providers kunnen als zij zich schuldig maken aan overtreding van de discriminatieverboden in Nederland door een provider aangepakt worden.

Meldingen over buitenlandse informatieaanbieders worden overigens zoveel mogelijk doorgegeven aan de meldpunten in dat land. Maar meldpunten func-tioneren slechts in een zeer beperkt aantal landen adequaat.