• No results found

5.5 Vereniging van complementaire en reguliere zorg

5.5.2 Integratie van complementaire zorg in het reguliere circuit

In deze subparagraaf zal worden besproken of de respondenten wel of geen voorstander zijn van integratie van complementaire zorg in het reguliere circuit. Eerst zal de integratie van complementaire zorg in het curriculum van de geneeskundeopleiding worden besproken, daarna de integratie van complementaire zorg in het ziekenhuis. Tot slot wordt besproken of de respondenten zelf later van plan zijn om ofwel complementaire zorg toe te passen ofwel ernaar door te verwijzen.

5.5.2.1 Onderwijs

Veel respondenten waren voorstanders van het integreren van complementaire zorg in het onderwijs. Kris (22) en Yaël (20) zouden het wel goed vinden als er tenminste één keer verplicht een college wordt gevolgd over complementaire zorg tijdens de opleiding. Ze vinden wel dat het erbij hoort en dat het goed zou zijn als iedereen er een keer iets over gehoord heeft. Belangrijk daarbij is dat je leert hoe je ermee om moet gaan als je iemand tegen komt in je carrière die er veel waarde aan hecht en daar graag gebruik van wilt maken. Volgens Jip (22) en Ezra (10) hoeft complementaire zorg niet in een speciaal vak, maar is het beter als het af en toe benoemd wordt tijdens colleges en casussen. Op die manier wordt het algeheel in de opleiding geïntegreerd en wordt het ook logischer aangeleerd, studenten leren zo aan dat het echt onderdeel is van de gezondheidszorg.

Sam (20) en Charlie (23) denken dat het heel goed zou zijn om het keuzevak ‘Complementaire zienswijzen in de zorg’ als verplicht onderdeel van de geneeskundestudie aan te bieden. Iedereen kan dan voor zichzelf kijken of het hem of haar aanspreekt. Sam vindt dat je later wel enige kennis over complementaire geneeswijzen moet hebben om de patiënt

40 die hier behoefte aan heeft te kunnen helpen, of je er nou zelf in gelooft of niet. Ook Noah (25) en Sacha (23) zouden het goed vinden als het keuzevak verplicht zou worden, omdat ze vinden dat het bij de medische basiskennis hoort om ook die kant te zien. Je bent volgens hen als arts verplicht om je patiënt daarover te informeren en vragen erover te kunnen beantwoorden.

Toch was niet iedereen overtuigd van het verplicht stellen van het keuzevak ‘Complementaire zienswijzen in de zorg’. Shai (22) vindt niet per se dat elke student ervan overtuigd moet worden dat complementaire zorg goed is. Het verplicht stellen van het keuzevak draagt in de ogen van Shai dus indirect een soort goedkeuring uit. Toch vindt Shai dat je geneeskundestudenten moet laten zien dat complementaire zorg er is en dat je het eigenlijk niet kunt vermijden. Ook Ivy (21) denkt dat het lastig is om het keuzevak verplicht te stellen, want iemand die niet open wil staan voor complementaire zorg kan ook wel heel erg de discussie in de klas verhinderen en alles bij voorbaat afwijzen. Bo (21) vindt dat het keuzevak optioneel en een verdiepend vak moet blijven. Op deze manier kan complementaire zorg gescheiden blijven van de reguliere zorg.

5.5.2.2 Ziekenhuis

Ezra (19) en Jip (22) zouden graag meer samenwerking willen zien tussen reguliere en complementaire artsen, waarbij naar elkaar wordt doorverwezen en goed met elkaar wordt gecommuniceerd. Het zou volgens Jip leuk zijn om een soort doorverwijscircuit te creëren. Door samen te werken kunnen ze hun krachten bundelen. Sacha (23), Sam (20) en Charlie (23) denken dat complementaire en reguliere zorg meer samen moet werken maar twijfelen of het ziekenhuis de ideale omgeving is voor de gemiddelde complementaire geneeswijze. Charlie vindt het ziekenhuis zelf niet een hele fijne sfeer hebben. Maxim (22) vindt dat artsen wel vaker mogen adviseren om naar een complementaire zorgverlener te gaan. Het is volgens Maxim en Sacha (23) vooral van belang om er als arts actief naar te vragen. Ivy (21) vindt het aan de ene kant niet nodig om complementaire zorg in het ziekenhuis te integreren omdat het allemaal op een eigen plek kan worden beoefend, maar aan de andere kant zegt Ivy:

“…als je weer kijkt naar hoeveel bijvoorbeeld van de oncologische patiënten eraan kunnen hebben, zou het misschien ook wel mooi zijn als ze dat dan als meer toegankelijk ervaren”.

41 Ezra (19), Noah (25) en Shai (22) vinden dat geneeswijzen als meditatie, voeding, mindfulness en yoga al veel meer geïntegreerd zouden mogen worden in het ziekenhuis. Niet alleen voor patiënten maar ook voor personeel. Andere vormen van complementaire zorg hoeven van Shai niet per se te worden geïntegreerd in het ziekenhuis, maar misschien wel gewoon in de gezondheidszorg en in de zorgverzekering, zodat mensen ze makkelijker kunnen benaderen en het gebruik gangbaarder wordt. Ook Charlie (23) zou complementaire zorg meer geïntegreerd in het ziekenhuis willen zien zodat het minder als iets aparts wordt beschouwd.

Niet iedereen was positief over integratie en samenwerking. Bo (21) lijkt het niet gewenst dat je in het ziekenhuis ook naar de complementaire arts kan, omdat Bo het toch wel echt als iets anders ziet, iets wat buiten de reguliere zorg staat. Ook zal het voor spanning in het ziekenhuis zorgen, omdat een deel van de artsen het er niet mee eens zullen zijn.

5.5.2.3 Doorverwijzen of toepassen

Tien respondenten waren positief tegenover het doorverwijzen van patiënten naar complementaire zorg. Yaël (20) zou het wel fijn vinden om misschien ooit een keer te leren wanneer je er aan moet denken om een patiënt door te verwijzen naar complementaire zorg. Noah (25) wilt later graag patiënten die geïnteresseerd zijn in complementaire zorg daarover inlichten. Op deze manier hoopt Noah de patiënten wegwijs te kunnen maken in de gezondheidszorg. Sacha (23) lijkt het interessant om meer over complementaire zorg te weten te komen, misschien met een avondcursus of iets dergelijks. Als Kris (22) goede ervaringen heeft met een bepaalde complementaire geneeswijze dan zou Kris patiënten hier wel naar willen doorverwijzen. Jip (22) wilt complementaire zelf later niet per se toepassen, hoewel het misschien leuk is om meer kennis te hebben over planten en kruiden en wat het allemaal kan doen. Ook Ivy (21) en Jamie (21) willen later patiënten wel doorverwijzen naar complementaire zorg, maar het zelf waarschijnlijk niet toepassen. Charlie (23) wilt later in ieder geval met patiënten over complementaire zorg in gesprek gaan. Dit komt ook de arts- patiënt relatie ten goede. Shai (22) hoopt later in een carrière als arts nog wat te kunnen meenemen aan homeopathische middelen.

Drie respondenten waren wat negatiever tegenover doorverwijzen naar en toepassen van complementaire zorg. Maxim (22) wilt patiënten later niet per se doorverwijzen naar complementaire zorg, maar wilt het wel opperen of noemen mocht het gesprek daartoe leiden.

42 Ook Ezra (19) denkt patiënten later niet door te gaan verwijzen, omdat Ezra niet zou weten naar wie je ze dan wanneer moet doorverwijzen. Bo (21) wilt zelf absoluut geen complementaire zorg toepassen later.

5.5.3 Deelconclusie

In deze paragraaf stond de derde deelvraag centraal: In hoeverre kunnen volgens geneeskundestudenten die het vak ‘Complementaire zienswijzen in de zorg’ hebben gevolgd complementaire en reguliere zorg met elkaar verenigd worden?

Geconcludeerd kan worden dat veel respondenten van mening zijn dat complementaire en reguliere zorg hetzelfde doel hebben; de patiënt beter maken. Om deze reden is een combinatie van de twee het mooist, dit levert een bredere visie op en op deze manier kun je het beste van beide werelden meepakken. Een goede manier om deze visie aan artsen in het reguliere circuit over te brengen is door middel van onderwijs. Door meer informatie over complementaire zorg in het curriculum van de geneeskundeopleiding te stoppen maken studenten er al vroeg kennis mee. Veel respondenten zouden graag meer samenwerking tussen reguliere en complementaire artsen zien, en volgens een aantal respondenten kunnen sommige vormen van complementaire zorg goed in het ziekenhuis worden geïntegreerd en aangeboden. Tot slot willen veel respondenten patiënten later naar complementaire zorg doorverwijzen.

5.6 Stigma

In deze paragraaf wordt geanalyseerd hoe de reacties en meningen over complementaire zorg uit de persoonlijke omgeving en de medische wereld door de geneeskundestudenten worden ervaren en hoe hiermee wordt omgegaan. De mate van stigma en de houding van anderen kunnen van grote invloed zijn op de manier waarop de geneeskundestudenten zich door het medische landschap bewegen. In de volgende subparagrafen zal allereerst worden besproken in welke mate stigmatisering wordt ervaren. Daarna volgt een subparagraaf waarin wordt besproken of de geneeskundestudenten begrip hebben voor de stigma op complementaire zorg, gevolgd door een subparagraaf waarin wordt beschreven hoe de studenten omgaan met de stigmatisering.

43 5.6.1 Ervaring van stigmatisering

Uit de interviews kwam nar voren dat alle dertien respondenten merken dat complementaire zorg gestigmatiseerd wordt. Ivy (21) en Sam (20) zeggen dat er stigma bestaat doordat complementaire zorg niet wetenschappelijk onderlegd is. Ook zien Sam en Kris (22) problemen in de term ‘kwakzalverij’, een woord dat al een negatieve connotatie heeft. Het klinkt als iets wat mensen kwaad doet. Omdat complementaire zorg en kwakzalverij vaak in één adem worden genoemd, associëren mensen complementaire zorg al snel met iets negatiefs. Ivy (21) denkt dat complementaire zorg vaak erg makkelijk en scherp wordt weggezet als onzin, omdat mensen er niet mee geassocieerd willen worden en er daarom niet met een open blik naar kijken. Volgens Kris (22), Yaël (20) en Charlie (23) staat een groot deel van de artsen super sceptisch tegenover complementaire zorg en wordt er lacherig over gedaan. Tijdens het lopen van de coschap chirurgie werd er door artsen best wel negatief gereageerd toen Charlie vertelde het keuzevak te hebben gevolgd. Daarnaast denkt Kris (22) dat de uitgangspositie van veel artsen in de medische wereld al is dat complementaire zorg niet werkt en niet deugt, waardoor het moeilijk is om daarbuiten te denken. Kris, Sacha (23) en Ezra (19) merken dat complementaire geneeswijzen zichzelf hierdoor tien keer zo vaak moeten bewijzen binnen de manieren van Evidence Based Medicine dan reguliere geneeswijzen voordat het voor waar wordt aangenomen.

Sacha (23) denkt dat de houding onder geneeskundestudenten mogelijk nog sceptischer is dan die van artsen, omdat artsen steeds meer in aanraking komen met mensen die ook complementair behandeld worden en ermee geholpen zijn. Medische studenten komen daarentegen uit het reguliere circuit maar hebben nog geen ervaring met patiënten die complementair ook behandeld worden. Maxim (22) heeft soms het gevoel zich te moeten verdedigen tegenover medestudenten over waarom Maxim niet tegen complementaire zorg is. Sam (20) denkt dat de sceptische houding onder veel geneeskundestudenten vooral voortkomt uit onwetendheid over andere mechanismen die ook werkzaam zijn maar niet tijdens de geneeskundeopleiding aan bod komen.

Naast een meer actieve vorm van weerstand die de studenten ervaren, merken sommige respondenten ook op dat complementaire zorg door de reguliere zorg soms zowat genegeerd wordt. Zo wordt er tijdens de reguliere geneeskundeopleiding volgens zes respondenten behalve bij het keuzevak geen aandacht besteed aan complementaire zorg. Het komt niet aan de orde en wordt niet erkend als legitieme geneeswijze. Ook tijdens de coschappen heeft Yaël (20) er niemand over gehoord en ook Shai (22) denkt dat er tussen reguliere artsen onderling

44

niet over gesproken wordt. Dit kan worden beschouwd als een meer passieve vorm van stigmatisering.

Toch komen sommige respondenten ook acceptatie tegen binnen hun eigen kringen. Sam (20) kreeg tijdens het volgen van het vak positieve reacties van vrienden en studiegenoten die lieten weten het interessant te vinden. Volgens Jamie (21) en Maxim (22) zijn de mensen in hun omgeving er redelijk neutraal over, zolang het de persoon helpt en niet schaadt. Hoewel veel artsen volgens Kris (22) kritisch tegenover complementaire zorg staan, zijn er tegelijkertijd ook dokters die er open voor staan en willen uitzoeken wat het allemaal is.