• No results found

Instrumenten uit andere beleidsdomeinen

Deel 2 Soorten beschermingsprogramma

3. Instrumenten en Maatregelen

3.3 Instrumenten uit andere beleidsdomeinen

3.3.1 I

NSTRUMENTEN UIT HET

D

ECREET

L

ANDINRICHTING

Het Decreet Landinrichting van 28 maart 2014 beoogt op een geïntegreerde wijze de afstemming en de toepassing van instrumenten en de uitvoering van maatregelen die gericht zijn op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van functies en de kwaliteiten te realiseren. Het decreet voorziet hiervoor verschillende instrumenten die via 3 sporen al dan niet kunnen worden ingezet. Spoor 1 betreft de inzet van instrumenten ter uitvoering van een landinrichtingsplan ter realisatie van een landinrichtingsproject. In spoor 2 worden instrumenten ingezet ter uitvoering van de inrichtingsnota ter realisatie van een concreet project, plan of programma dat is goedgekeurd en van financiering voorzien door de Vlaamse Regering, provinciebestuur of gemeentebestuur. In spoor 3 worden instrumenten in gezet ter uitvoering van een beheervisie van een concreet project, plan of programma.

Het pallet aan instrumenten beoogt enerzijds maatregelen op het vlak van inrichting (inrichtingswerken, vestigen van erfdienstbaarheden van openbaar nut, …) anderzijds op het vlak van beheer (beheerovereenkomsten en dienstenvergoedingen). Daarnaast zijn er nog instrumenten gericht op verwerving en grondmobiliteit (herverkaveling, gebruiksruil, …) en ten slotte grondenbank, koopplicht, bedrijfsverplaatsing, -stopzetting of -reconversie. Onderstaande figuur biedt een overzicht. De mogelijke inzet van instrumenten is evenwel niet in ieder spoor gelijk.

Figuur . Visualisatie van de verschillende instrumenten uit de instrumentenkoffer van het decreet landinrichting.

Uiteraard gaat de focus van de doelen van het Decreet Landinrichting veel ruimer dan énkel het aspect biodiversiteit c.q. weidevogels doch het biedt zeker raakvlakken en kansen om een gebied op een betere manier in te richten voor weidevogels door het voorzien van permanente structuren (bv.

stuwtjes, aanleg van een soos) of door een bepaald beheer voor langere termijn vast te leggen en te ondersteunen.

De instrumenten beheerovereenkomsten en dienstenvergoeding kunnen bovendien al relatief eenvoudig en laagdrempelig worden afgesloten via een vastgestelde beheervisie. Daarbij wordt een gebied aangeduid op basis van een beheervisie die onder meer volgende elementen bevat: een omschrijving van de doelen en maatregelen waarvoor de beheerovereenkomsten en de dienstenvergoedingen worden ingezet, de te verwachten resultaten, een omschrijving van de pakketten beheerovereenkomsten en dienstenvergoedingen die voor de uitvoering van de beheervisie kunnen worden gesloten respectievelijk uitbetaald en de motivering voor de inzet van de instrumenten. Een beheerovereenkomst is daarbij een overeenkomst waarbij de gebruiker of groep van gebruikers van een grond er zich vrijwillig toe verbinden om gedurende een bepaalde termijn een vooraf bepaalde prestatie te leveren. Een jaarlijkse dienstenvergoeding wordt toegekend als ten gevolge van een opgelegd beheer of opgelegde inrichting een bijkomende dienst op het vlak van beheer gewenst is. Het bedrag van de beheerovereenkomst of dienstenvergoeding staat in verhouding tot de geleverde inspanningen, de eventuele inkomstenderving en de transactiekosten die ermee gepaard gaan. Beheerovereenkomsten en diensten die bepaalde milieu- of natuurdoelen realiseren kunnen alleen vergoed worden als een hogere kwaliteit voor milieu en natuur wordt bereikt dan de basiskwaliteit voor milieu en natuur.

Een voordeel van de beheerovereenkomsten sensu Decreet Landinrichting (niet te verwarren met de beheerovereenkomsten sensu PDPO) en de dienstenvergoeding is dat elke gebruiker, niet alleen een landbouwer, beheerder kan zijn. Daarnaast kan het beheer verzekerd worden voor een langduriger periode dan bijvoorbeeld een beheerovereenkomst sensu PDPO. Tenslotte kan iedere administratieve overheid een dienstenvergoeding toekennen.

3.3.2 N

ATUURBEHEERPLAN

(NBP) & P

ROJECTSUBSIDIE

N

ATUUR

(PSN)

Om biodiversiteit te beschermen en te bevorderen is vanuit het natuurbeleid het instrument natuurbeheerplan het meest beproefd of bekend (ingesteld op 28/10/2017). Om beheersubsidies te kunnen verkrijgen, wordt een natuurbeheerplan opgesteld voor de betreffende terreinen. Een natuurbeheerplan is geen doel op zich maar een middel om in een bepaald terrein via een specifiek beheer ten behoeve van het natuurbehoud, bepaalde doelen (i.v.m. ecologie, bosbeheer, landschap, cultuurhistorie, recreatie…) te realiseren. Een natuurbeheerplan heeft een looptijd van 24 jaar, tenzij anders bepaald bij de goedkeuring ervan. Het concept houdt in dat in een gebied de functie natuur primeert boven andere functies. Daarbij wordt beoogd, via een gericht beheer, de verworven biodiversiteitswaarde langdurig te garanderen. Binnen dergelijke gebieden wordt ‘medegebruik’

steeds afgewogen aan de hoofdfunctie, zijnde in dat geval natuur of biodiversiteit.

Bij het opstellen van een natuurbeheerplan worden afhankelijk van de gekozen doelen voor de realisatie van de ecologische functies 4 types onderscheiden: type 1: behouden van de aanwezige natuurkwaliteit; type 2: bereiken van een hogere natuurkwaliteit; type drie: bereiken van de hoogste natuurkwaliteit en type 4: erkend natuurreservaat. In de context van het SBP weidevogels focust men best op natuurbeheerplan types 2 tot 4. Bij type 2 gelden dan over het hele gebied de criteria voor geïntegreerd natuurbeheer terwijl minstens 25% van de oppervlakte van het terrein wordt

beoogd voor de ontwikkeling van één of meerdere natuurstreefbeelden (bv. een centrale natte zone). Voor natuurbeheerplan type 2 gelden geen minimumoppervlaktes. In bepaalde gevallen kan ook een natuurbeheerplan type 3 of 4 (hoogste natuurkwaliteit) overwogen worden: daarbij gelden opnieuw de criteria voor geïntegreerd natuurbeheer maar dient over het ganse terrein één of meerdere natuurstreefbeelden tot doel gesteld. Daarenboven dienen in een natuurbeheerplan type 3 voor bepaalde natuurstreefbeelden minimale oppervlaktes nagestreefd te worden en is de vereiste na te streven kwaliteit vaak hoger.

Natuurstreefbeelden die in de context van weidevogels best aansluiten zijn:

- Stilstaande wateren - Heiden en hoogveen - Halfnatuurlijke graslanden

- Soortenrijk permanente graslanden -

Naast een forfaitaire beheersubsidie, in functie van de vooropgestelde natuurstreefbeelden (vegetatie) van het natuurbeheerplan, is ook een aanvullende subsidie voor het behoud en de verbetering van leefgebieden van soorten, opgesomd in de bijlage 1 van het besluit betreffende de subsidiëring van het geïntegreerd natuurbeheer, mogelijk. In de context van dit SBP is soortengroep 1 relevant: het ecoprofiel ‘vogels van natte graslanden’ met als opgegeven soorten: kleine zilverreiger, steltkluut, kemphaan, kluut, tureluur, kwartelkoning, wulp, grutto en watersnip.

Zowel natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen als besturen kunnen een beheersubsidie verkrijgen op voorwaarde dat de aanvrager een terrein beheert op basis van een goedgekeurd natuurbeheerplan dat voldoet aan de voorwaarden voor het beheer van een terrein van type twee, drie of vier en de in het natuurbeheerplan tot doel gestelde natuurstreefbeelden voldoen aan de bepalingen.

• Binnen een Natuurbeheerplan (goedgekeurd of in opmaak) is er ook ruimte voor de aanvraag

van een Projectsubsidie Natuur (PSN,

https://www.natura2000.vlaanderen.be/projectsubsidies-natuur ). Zeker wanneer het gebied en de werken ook ten voordele zijn van Europese natuurdoelen. Inhoudelijk gaat dit over inrichting: éénmalige inrichtingswerken, natuurontwikkelingswerken, achterstallig beheer, … met een kostenraming van minstens 3.000 euro. Afhankelijk van het type natuurbeheerplan varieert de subsidie van 50 tot 90 %, zelfs iets opgetrokken in PAS-relevante gebieden. Via een SBP zou eventueel ook een projectsubsidie kunnen opgezet worden in gebieden waar een navolgend NBP niet opportuun of haalbaar is (cf.

projectwerking uit SBP kamsalamander).

3.3.3 O

VERIGE INSTRUMENTEN

Naast bovenvermelde instrumenten zijn er ook nog initiatieven die vanuit lokale overheden of regionale landschappen worden geïnitieerd. Bijvoorbeeld soortenbeschermingsplannen die financiële ondersteuning bieden voor de aanleg van leefgebied. Op deze instrumenten, die zich eerder lokaal richten, gaan we hier niet verder op in omdat we ons in dit hoofdstuk vooral richten op

instrumenten die op schaal Vlaanderen inzetbaar zijn. Het is niettemin belangrijk om te vermelden dat ze bestaan.

Tabel 6: Samenvatting van enkele kenmerken van de hierboven besproken instrumenten Instrument Landbouwer Particulier Lokale

overheid

Vrijwillig/

verplicht

Looptijd

Randvoorwaarden (GLB)

X Verplicht 5 jaar

Vergroeningsvoorwaa rden (GLB)

Vrijwillig 5 jaar

Beheerovereenkomst en PDPO

X Vrijwillig 5 jaar

VLIF-steun X Vrijwillig Permanent (KLE)

Beheerovereenkomst en LI

X x Vrijwillig Variabel, in overleg af te

spreken.

Dienstenvergoeding (DV)

X x Verplicht Afhankelijk van kader

Natuurbeheerplansub sidies (NBP) + PSN

X x x Vrijwillig In principe 24 jaar