• No results found

INSTITUTIONALISERING VAN SCHADUWONDERWIJS 30 docent is gemiddeld zich hier heel erg bewust van de positie van nou moet ik met die leerling

nog eens even wat extra investeren.”

en een docent zegt:

“Ik denk dat dat docent-eigen is: we willen allemaal helpen.”

Eén van de scholen hanteert een lesduur van 75 minuten met leswisselmomenten van 10 minuten, waardoor zowel binnen de les meer ruimte is voor persoonlijke aandacht voor de leerling als tussen de lessen meer ruimte is voor het stellen van vragen door leerlingen.

Wat betreft de inhoud van het eigen aanbod valt te constateren dat alle deelnemende scholen aanbod hebben dat speciaal gericht is op het bijbrengen van studievaardigheden. Dit trainen van studievaardigheden gebeurt niet alleen in de reguliere mentorlessen maar ook op andere manieren in bijvoorbeeld speciale groepstrainingen, in de huiswerkklas of in individuele coachingstrajecten. Alle deelnemende scholen geven aan hier veel nadruk op te leggen:

“Vroeger zat het in de mentorles maar we merkten dat studievaardigheden dan te weinig aan

bod kwamen. Dan was het toch vooral, ook belangrijk, maar… de social talk met de klas, of het individuele gesprek met de leerlingen maar het ging niet over studievaardigheden. Dus we hebben studievaardigheden losgeweekt en wij geven dus nu in alle klassen

studievaardigheden.”(schoolleider)

Daarnaast is er ook op alle scholen in de onderzoeksgroep aanbod gericht op het

vakinhoudelijk bijwerken van met name de kernvakken wiskunde, Nederlands en Engels. Het kan hierbij ook gaan om een training van de basisvaardigheden zoals begrijpend lezen, rekenen en woordenschatuitbreiding: twee scholen zetten hierop in. Eén van de scholen tekent hierbij aan dat binnen dat vakinhoudelijke bijwerkaanbod er bewust ook aandacht gegeven wordt aan

studievaardigheden. Ruim de helft van de respondenten geeftaan dat het niet zozeer de vakinhoud is waar leerlingen moeite mee hebben. De problemen liggen volgens hen veel meer op het gebied van de studievaardigheden en de motivatie om eenmaal aangeleerde studievaardigheden ook daadwerkelijk in te zetten. Leerlingen moeten ‘leren leren’.

Op alle scholen in de onderzoeksgroep is er remediërend aanbod (steunlessen, coaching en tutoraat). Remediërend aanbod is gericht op het wegwerken van hiaten. Als er een achterstand is ontstaan, zichtbaar aan lage scores, kunnen leerlingen extra aanbod volgen. De aandacht voor studievaardigheden, bijvoorbeeld door middel van de planagenda, geheugentraining of

studiebegeleidingsgesprekken, werkt preventief, volgens de helft van de respondenten. Wanneer een leerling immers een groei doormaakt in studievaardigheden, is er een kleinere kans op het

INSTITUTIONALISERING VAN SCHADUWONDERWIJS

31

ontstaan van vakinhoudelijke problemen.

Slechts een enkele docent constateert dat het eigen aanbod ook wel eens competitief wordt ingezet: door de leerling die zo hoog mogelijk wil scoren. Eén docent noemt de examentraining als voorbeeld van competitief aanbod: die kan worden ingezet om te excelleren. Een kleine meerderheid van de docenten geeft aan dat het eigen aanbod niet is ingericht om te excelleren. Enkele docenten noemen in dit verband de zesjes-cultuur, waarbij leerlingen helemaal niet zo gericht zijn op hoge scores. Het tegemoetkomen aan leerbehoeften van bovengemiddeld getalenteerde leerlingen vindt op andere manieren plaats dan in het hiervoor omschreven eigen aanbod: alle deelnemende scholen hebben een eigen verrijkingsaanbod. Dat aanbod is niet bedoeld om zo hoog mogelijk te scoren bij vakken in het reguliere curriculum, maar om leerlingen zich te laten verbreden en verdiepen op andere terreinen. Enkele voorbeelden hiervan zijn een science-klas, debatteerwedstrijden, speciale honours-programma’s en Cambridge Advanced Engels.

Wat betreft de didactiek in het eigen aanbod geven bijna alle respondenten aan dat het vooral de kleinere setting is waarin het eigen aanbod plaatsvindt, die het mogelijk maakt om leerlingen persoonlijk te benaderen. Er kan gericht worden ingegaan op waar de specifieke problemen liggen: maatwerk is mogelijk.

“Dan stuur ik ze bijna door de oefeningen heen en zit de uitleg echt op wat individuelere basis

ook. Kunnen ze sneller ook het antwoord geven. Ja, het is echt meer maatwerk.” (docent)

Bijna al het eigen aanbod op de deelnemende scholen vindt plaats gedurende afgebakende periodes. Een leerling maakt een aantal weken gebruik van het aanbod, waarna het eindigt. Een uitzondering hierop vormen de eigen huiswerkklassen waar doorlopend aanbod plaatsvindt. Op twee scholen kunnen leerlingen het hele jaar de huiswerkklas bezoeken; één school deelt leerlingen slechts voor een periode in in de huiswerkklas, omdat het doel is dat de leerling daarna over

voldoende studievaardigheden beschikt om zelfstandig huiswerk te maken. Bij het tutoraat bepalen leerlingen zelf hoe lang zij deze vorm van ondersteuning nodig hebben.

Alle deelnemende scholen laten het eigen aanbod volledig uitvoeren door docenten of onderwijsassistenten die in dienst zijn van de school. Naast hun lessen hebben zij een aantal taakuren te vervullen. Deze taakuren worden deels gebruikt voor het realiseren van het eigen aanbod. Eén school zet ook stagiaires in, bij de huiswerkklas. Het tutoraat wordt uitgevoerd door leerlingen en gecoördineerd door een docent.

Op twee scholen is de huiswerkklas gesitueerd in een speciale ruimte. De rest van het eigen aanbod in de onderzoeksgroep vindt plaats in gewone lokalen, die ook gebruikt worden voor reguliere lessen maar deels zijn ingeroosterd voor het eigen aanbod.

INSTITUTIONALISERING VAN SCHADUWONDERWIJS

32

De deelnemende scholen voeren een duidelijke regie over hun eigen aanbod: alle scholen screenen, door toetsing of het oordeel van de mentor, en bepalen daarmee wie er in aanmerking komt voor extra hulp.Op één van de scholen is het volgen van steunlessen na geconstateerde hiaten verplicht. Ook wanneer er sprake is van eigen keuze door de ouder en leerling voor bijvoorbeeld de huiswerkklas, of voor niet verplichte steunlessen, stellen de scholen toch voorwaarden op het terrein van gedrag en inzet. Het merendeel van de docenten geeft aan dat een leerling zich gemotiveerd op moet stellen, anders is deelname aan het eigen aanbod niet zinvol en grijpt de school in. Wanneer ouders vragen om extra hulp voor hun kind, anders dan de huiswerkklas, geeft een klein deel van de docenten aan in gesprek te gaan met de ouders om te bekijken wat de mogelijkheden binnen school zijn. Zien zij de mogelijkheid of de noodzaak niet, dan krijgt de leerling geen plekje. Het eigen aanbod is niet onbeperkt beschikbaar of ongelimiteerd toegankelijk.

Volgens de helft van de respondenten is het eigen aanbod geconcentreerd in de onderbouw en neemt het af in de bovenbouw omdat, volgens een schoolleider:

“…de schifting van kinderen die het cognitief niet aankunnen over het algemeen al is gebeurd

in de onderbouw.”

Iets meer dan de helft van de respondenten geeft aan dat ook bij belangrijke momenten zoals voor het overgaan naar het volgende leerjaar, bij de interne advisering voor doorstroomrichtingen binnen de school en voor het examen het eigen aanbod veel wordt ingezet.

Leerlingen nemen in wisselende aantallen gedurende kortere of langere periodes deel aan verschillende soorten aanbod. Er is niet gevraagd naar exacte aantallen. De omvang van de deelname als percentage van de leerlingpopulatie aan het eigen aanbod varieert van één tot enkele procenten deelname aan de huiswerkklas tot rond de 20 procent deelname aan steunlessen.

Op de tweede deelvraag over de keuzes en handelingen van scholen in de onderzoeksgroep met betrekking tot samenwerken met schaduwonderwijs en eigen ondersteuningsaanbod kan geantwoord worden dat ten eerste het hybride aanbod als vorm van samenwerking beperkt is tot één huiswerkklas, een enkele examentraining en de Lenteschool. Daarnaast blijkt dat docenten weinig verwijzen naar het schaduwonderwijs en dat overleg tussen school en schaduwonderwijs wel plaatsvindt maar in beperkte mate. Een eigen ondersteuningsaanbod vindt daarentegen op alle scholen plaats, in verschillende vormen zoals steunlessen, huiswerkklassen en tutoraat. Het meeste eigen aanbod is kosteloos voor ouders. Er is daarbij ruime aandacht voor het bijbrengen van studievaardigheden maar er worden ook vakinhoudelijke hiaten weggewerkt. Scholen voeren de regie over hun eigen aanbod: ze screenen en stellen voorwaarden voor deelname.

INSTITUTIONALISERING VAN SCHADUWONDERWIJS

33

schaduwonderwijs en er is weinig hybride aanbod. De scholen hebben wel een uitgebreid eigen aanbod dat grotendeels kosteloos is en waarin scholen veel aandacht besteden aan

studievaardigheden. Scholen screenen welke leerlingen het eigen aanbod nodig hebben. Verspreiding van Samenwerking met Schaduwonderwijs en Eigen Aanbod

Verspreiding van samenwerking met schaduwonderwijs en hybride aanbod. Ruim de helft van de respondenten verwacht verdere groei van het schaduwonderwijs in de toekomst. Wat betreft het schoolbeleid over de samenwerking tussen school en schaduwonderwijs geven drie scholen aan het schaduwonderwijs extern te willen houden:

“Nou, wij verwijzen nooit. Het is altijd initiatief van ouders en als er contact is, dan is dat

soms, mentor…, maar dat initiatief voor dat contact ligt bij de externe. We willen het ook echt wel extern houden. Die vermenging die zoeken wij niet op.”(schoolleider)

Een klein aantal docenten geeft aan dat het een gebruikelijke praktijk is om af en toe een leerling te verwijzen naar schaduwonderwijs. Eén van de scholen overweegt meer hybride aanbod in te zetten: de betreffende schoolleider geeft aan dat de ervaringen met de Lenteschool een aanleiding kunnen zijn om in de toekomst meer hybride aanbod in huis te halen.

Verspreiding van het eigen aanbod. Alle respondenten geven aan dat het een gebruikelijke praktijk is om regelmatig leerlingen te verwijzen naar het eigen aanbod. Ruim de helft van de

respondenten geeft aan dat het eigen aanbod is ingeburgerd op school. Er is een groot en gevarieerd eigen aanbod waar op een vanzelfsprekende manier gebruik van wordt gemaakt binnen de school:

”Ik weet van een paar jaar geleden dat we gingen inventariseren wat we allemaal hadden en

zelf verbaasd waren over het aanbod.”(afdelingsleider)

Het merendeel van de respondenten geeft aan dat het eigen aanbod niet nieuw is. Dat het eigen aanbod zo is ingeburgerd wil niet zeggen dat het onveranderlijk is; het is daarentegen op alle deelnemende scholen in ontwikkeling. Op alle deelnemende scholen bestaan plannen om het eigen aanbod te wijzigen. Er wordt nagedacht over nieuw of extra aanbod, een enkele keer tegen geringe vergoeding. Er zijn plannen voor aanpassing van huidig aanbod, uitbreiden van de capaciteit en een enkele keer voor het afschaffen van een aanbod. Het meer en anders inzetten van tutoren is

bijvoorbeeld een plan dat bij drie scholen leeft. Tutoren kunnen daar bijvoorbeeld een begeleidende rol gaan vervullen binnen de -op te zetten of reeds bestaande- huiswerkklas. Daarmee kan de capaciteit worden uitgebreid terwijl de kosten laag kunnen blijven. Er is dus veel in beweging op het gebied van het eigen aanbod. Ruim de helft van de respondenten verwacht groeiend gebruik van het eigen aanbod.

INSTITUTIONALISERING VAN SCHADUWONDERWIJS

34

Een ander soort vernieuwing die bijna alle scholen voor ogen staat, is het bieden van meer maatwerk in de reguliere lessen. Op twee scholen wil men dit binnen het reguliere lesrooster realiseren door leerlingen deels te laten kiezen naar welke lessen ze gaan. Leerlingen kunnen dan meer uren volgen voor de vakken waar ze moeite mee hebben en minder uren voor de vakken die hen gemakkelijk af gaan. Op de meeste scholen bestaat het plan om ook meer te differentiëren binnen de reguliere lessen zelf.

Hoewel er dus sprake is van beleid of beleidsontwikkeling met betrekking tot het veranderen van het eigen aanbod en de reguliere lessen, geeft daarnaast ook het merendeel van de

respondenten aan dat er veel individuele afwegingen worden gemaakt door docenten. Dit betekent dat docenten van één school lang niet altijd op dezelfde manier omgaan met schaduwonderwijs of met het eigen aanbod. Docenten maken eigen keuzes in het al of niet verwijzen van leerlingen, in het onderhouden van contact met schaduwonderwijsinstituten en in de manier waarop zij zelf eventueel vorm geven aan eigen aanbod. Er is dus zowel sprake van schoolbeleid als van een behoorlijke autonomie van individuele docenten.

Eén docent vindt dat een veranderde aanpak, waarbij binnen de reguliere lessen veel

aandacht uitgaat naar studievaardigheden, nodig is om als school de positie weer terug te krijgen van het schaduwonderwijs. Ook bij het reeds genoemde inzetten van tutoren in de huiswerkklassen speelt op de betreffende scholen de gedachte mee om een alternatief te bieden voor

schaduwonderwijs.Bijna de helft van de docenten vindt dat het eigen aanbod zou moeten bijdragen aan het terugdringen van schaduwonderwijs. Alle scholen geven echter aan dat hun focus ligt op het intern realiseren van een goed onderwijsaanbod met extra ondersteuning en niet zozeer op

concurrentie met het schaduwonderwijs. Hierbij legt één van de docenten uit dat het eigen aanbod niet is ingegeven door het bestaan van schaduwonderwijs maar door de waarneming dat leerlingen extra ondersteuning buiten de reguliere lessen nodig hebben.

Respondenten noemen een aantal andere factoren dan groeiend schaduwonderwijs die eraan bijdragen dat scholen de urgentie voelen om de leerling te ondersteunen in aanvulling op de reguliere lessen.Passend onderwijs is al genoemd als één van die factoren waardoor een deel van de docenten zich genoodzaakt voelt goede voorzieningen voor leerlingondersteuning in huis te hebben. In het voorgaande is ook al gesproken over de prestatiedruk vanuit OCW en de Inspectie die een deel van de respondenten noemt. Een deel van de docenten noemt daarnaast nog een andere vorm van druk. Zij geven aan dat de schooladviezen vanuit het basisonderwijs vaker worden verhoogd na de centrale eindtoets basisonderwijs en dat de resultaten van die eindtoets hoger uitvallen, omdat er wordt geoefend voor de eindtoets. Wanneer leerlingen vervolgens in de brugklas geplaatst worden

INSTITUTIONALISERING VAN SCHADUWONDERWIJS

35

op basis van verhoogde adviezen of op basis van eindtoetsen waarvoor is geoefend, moeten leerlingen en scholen dat niveau waar zien te maken.

“De leerkracht van het basisonderwijs bepaalt waar de leerling heen gaat. Die geeft het

advies en dat wordt niet meer ondersteund door bijvoorbeeld een cito-toets. De meest mondige ouders krijgen de kinderen op de hoogste plek. Maar ja, dan moeten de kinderen het nog wel waarmaken en dat betekent dat diezelfde mondige ouders dan maar moeten zien dat ze … ja op een of andere manier zorgen dat dat gaat lukken.”(docent)

“Dit jaar heb ik meer budget gekregen ...en dat ligt met name op het gebied van de

studievaardigheidslessen, dus eigenlijk het leren leren, plannen, hoe moet je iets aanpakken? Daar is meer budget voor gekomen en dat heeft te maken met de grote groep leerlingen die wij vorig jaar binnen hebben gekregen met een verhoogd basisschooladvies. We wilden die leerlingen een vangnet bieden. Als het toch eventueel niet helemaal zou lukken.”

(afdelingsleider)

Deze docenten zien problemen ontstaan ten aanzien van het behalen van het -soms te hoog- geadviseerde schoolniveau en daarmee de noodzaak groeien voor meer eigen aanbod of voor toenemend gebruik van schaduwonderwijs.

De helft van de docenten benadrukt dat het eigen aanbod nodig is, omdat leerlingen moeite hebben met concentreren, gemotiveerd leren en met het toepassen van studievaardigheden.

“Dat is wat ik bij veel leerlingen dus mis, een bepaalde nieuwsgierigheid naar hoe dingen in

elkaar zitten, hoe dingen werken. En dat, dat is inderdaad ook een bepaalde leerhouding en die hebben niet veel kinderen.”(docent)

“Het enige dat ik gewoon merk is dat het huiswerk veel slechter gedaan wordt. Dat kinderen echt gewoon heel gemakzuchtig zijn, boeken vergeten, spullen vergeten, huiswerk niet maken…”(docent)

“…dat berichten we ook aan ouders: dat het niet gaat om vakinhoud maar het leren leren…en je merkt het ook wel op ouderavonden dat je als conrector meldt dat dàt het probleem is van nu en dat we daar ook veelal op inzetten” (afdelingsleider)

De derde deelvraag naar het verspreiden van bestaande of nieuwe structuren van schaduwonderwijs door samenwerking met schaduwonderwijs of eigen aanbod kan beantwoord worden met de constatering dat vooral het eigen aanbod ingebed raakt in het voortgezet onderwijs en niet zozeer de samenwerking met schaduwonderwijs. Het eigen aanbod is in ontwikkeling: er vindt uitbreiding en vernieuwing plaats. Ook willen scholen binnen de reguliere lessen meer maatwerk bieden. Scholen constateren dat leerlingen onvoldoende studievaardigheden hebben. Mede daardoor ervaren scholen het realiseren van goede onderwijsresultaten als een uitdaging.

INSTITUTIONALISERING VAN SCHADUWONDERWIJS

36

schaduwonderwijs, een gebruikelijke praktijk binnen scholen. Het eigen aanbod blijft in ontwikkeling, waarbij wordt ingespeeld op het actuele probleem van het tekortschieten van de leer- en

werkhouding van leerlingen. Om deze reden willen docenten ook meer maatwerk bieden binnen de reguliere lessen.

“Ik heb het gevoel dat het onderwijs in Nederland - en ik denk wereldwijd hoor- hier een uitdaging heeft.” (afdelingsleider)

INSTITUTIONALISERING VAN SCHADUWONDERWIJS

37